In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 juni 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, [X] [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 11 juli 2017. De zaak betreft de vraag of belanghebbende recht heeft op de jonggehandicaptenkorting in verband met een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2012. De Inspecteur, vertegenwoordigd door [A] en mr. [B], had de jonggehandicaptenkorting buiten toepassing gelaten bij het opleggen van de aanslag. Belanghebbende heeft in zijn aangifte aanspraak gemaakt op deze korting, maar de Inspecteur heeft het bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende hoger beroep heeft ingesteld.
Tijdens de zitting op 13 juni 2018 heeft het Hof vastgesteld dat belanghebbende geen overtuigende feiten of omstandigheden heeft aangedragen die zijn recht op de jonggehandicaptenkorting kunnen onderbouwen. Het Hof oordeelt dat het aan belanghebbende is om aannemelijk te maken dat hij voldoet aan de voorwaarden voor de korting, maar dat hij hierin niet is geslaagd. Het hoger beroep is ongegrond verklaard, en het Hof ziet geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en belanghebbende kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.