ECLI:NL:GHARL:2018:587
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- mr. Wijma
- Rechtspraak.nl
Vernietiging beslissing kantonrechter zonder proceskostenvergoeding in WAHV-zaak
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam van 5 november 2015. De kantonrechter had het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard. De betrokkene, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. [B], heeft hoger beroep ingesteld en verzocht om vergoeding van proceskosten. Het hof oordeelt dat de beslissing van de kantonrechter moet worden vernietigd vanwege een gebrek in de ondertekening van het proces-verbaal. De kantonrechter had de beslissing niet ondertekend, wat volgens het hof een formele grond is voor vernietiging.
Vervolgens beoordeelt het hof het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie, die het administratief beroep van de betrokkene niet-ontvankelijk had verklaard wegens termijnoverschrijding. Het hof stelt vast dat de inleidende beschikking op 6 oktober 2014 aan de betrokkene was toegezonden en dat de beroepstermijn op 17 november 2014 eindigde. Het beroepschrift was pas op 6 maart 2015 ingediend, wat te laat was. De gemachtigde van de betrokkene voerde aan dat de betrokkene de beschikking niet had ontvangen, maar het hof oordeelt dat de gemachtigde hierin niet is geslaagd.
Het hof concludeert dat het beroep niet tijdig is ingesteld en dat de officier van justitie de beslissing terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het hof gaat voorbij aan de argumenten van de gemachtigde met betrekking tot het EVRM, omdat het uitgangspunt dat de verzending van de inleidende beschikking niet kan worden vastgesteld, niet juist is. Tot slot wijst het hof het verzoek om proceskostenvergoeding af, omdat de vernietiging van de beslissing van de kantonrechter op formele gronden is gebaseerd en niet op de inhoudelijke argumenten van de gemachtigde.