ECLI:NL:GHARL:2018:549

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 januari 2018
Publicatiedatum
18 januari 2018
Zaaknummer
200.199.828
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake koopovereenkomst houten vloerdelen en geschil over gebrekkige levering en exoneratiebeding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Combiwood B.V. tegen een eerdere uitspraak van de kantonrechter. De zaak betreft een koopovereenkomst voor houten vloerdelen die door Combiwood aan de vennootschap onder firma [geïntimeerde 1] zijn geleverd. De houten vloerdelen vertoonden gebreken, wat leidde tot klachten van de eindklant, de familie [familie X]. De familie heeft in 2010 een houten vloer laten leggen door [geïntimeerden], die de vloerdelen bij Combiwood had ingekocht. Na klachten over oneffenheden in de vloer heeft [geïntimeerden] Combiwood in kennis gesteld en uiteindelijk de koopovereenkomst ontbonden. In eerste aanleg heeft de kantonrechter de vorderingen van [geïntimeerden] toegewezen, waarbij Combiwood werd veroordeeld tot schadevergoeding op grond van wanprestatie. Combiwood heeft in hoger beroep onder andere een beroep gedaan op een exoneratiebeding in haar algemene voorwaarden, dat aansprakelijkheid voor gebreken uitsluit, en heeft betoogd dat [geïntimeerden] te laat heeft geklaagd over de gebreken. Het hof heeft de zaak in behandeling genomen en een comparitie van partijen bepaald om nadere informatie te verzamelen over de klachtplicht en de gevolgen van de gebrekkige levering. Het hof heeft daarbij ook de mogelijkheid van een schikking tussen partijen in overweging genomen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof: 200.199.828
(zaaknummer rechtbank Overijssel: 4674275)
arrest van 16 januari 2018
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Combiwood B.V.,
gevestigd te Oldenzaal,
appellante,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna: Combiwood,
advocaat: mr. J.E.M. Oude Kempers,
tegen:

1.de vennootschap onder firma [geïntimeerde 1]gevestigd te [vestigingsplaats] ,

2 [vennoot 1 geïntimeerde] ,vennoot van geïntimeerden sub 1,
wonende te [woonplaats] ,
4 [vennoot 2 geïntimeerde] ,vennoot van geïntimeerden sub 1,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerden,
in eerste aanleg: eisers,
hierna: [geïntimeerden] ,
advocaat: mr. F.A. Geevers.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 8 november 2016 hier over. Bij dat arrest is een comparitie van partijen bepaald, die heeft plaatsgevonden op 24 januari 2017. Ter gelegenheid van de comparitie heeft Combiwood de producties A tot en met U ingebracht, en [geïntimeerden] productie V.
1.2
Het verdere verloop blijkt uit:
  • de akte van 14 maart 2017 ter zake van het depot door Combiwood van haar prijslijst van november 2005 met algemene voorwaarden en van de prijslijst d.d. 01-03-2007, eveneens met algemene voorwaarden,
  • de memorie van grieven, tevens akte tot eiswijziging en tot rectificatie, met een productie,
  • de memorie van antwoord.
1.3
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
1.4
De in het tussenarrest benoemde raadsheer-commissaris, voor wie de comparitie van partijen plaatsvond, kan niet meewerken aan het onderhavige arrest omdat hij niet meer bij het hof werkt.

2.De vaststaande feiten

Het hof gaat in hoger beroep uit van de feiten zoals beschreven in de rechtsoverwegingen
2.1 tot en met 2.6 van het bestreden vonnis van 9 augustus 2016. Het gaat samengevat om het volgende:
2.1
[geïntimeerden] heeft in augustus/september 2010 in de woning van de familie [familie X] (hierna: [familie X] ), in opdracht van [familie X] , een houten vloer gelegd. De daarbij gebruikte houtdelen had [geïntimeerden] bij Combiwood ingekocht tegen betaling van € 14.397,99 inclusief BTW. [familie X] heeft geklaagd over oneffenheden in de vloer, eerst mondeling en vervolgens ook bij brief van 31 maart 2014.
2.2
[geïntimeerden] heeft naar aanleiding van deze klachten stukjes uit de vloer van [familie X] gehaald die hij aan de heer [onderzoeker 1] heeft gestuurd, met opdracht om onderzoek te doen naar de oorzaak van de oneffenheden. [onderzoeker 1] heeft naar aanleiding hiervan gerapporteerd over een gebrekkige lijmlaag in het multiplex, dat de basis van de houtdelen vormt (productie 3 bij dagvaarding in eerste aanleg). Het rapport houdt in:
Er is … wel lijm aanwezig, echter, de lijm heeft nauwelijks tot geen verbinding c.q. overdracht gevonden met de onderliggende laag … . De oorzaak hiervan dient te worden gezocht in het op elkaar persen van de verschillende lagen.
2.3
Het multiplex, dat de basis van de houtstroken vormt, is door Combiwood ingekocht bij een derde en vervolgens onder de toplaag van de houten delen gelijmd, waarna het aldus vervaardigde hout aan [geïntimeerden] is verkocht en geleverd.
2.4
[geïntimeerden] heeft Combiwood in januari 2014 in kennis gesteld van de klacht van [familie X] . Zij heeft bij brief van 14 juli 2014 Combiwood ter zake daarvan in gebreke gesteld. Daarna heeft (de verzekeraar van) Combiwood [medewerker Parketwacht] van De Parketwacht opdracht gegeven om de vloer te bezichtigen. Op aanraden van [medewerker Parketwacht] heeft Combiwood en/of haar verzekeraar Stichting Hout en Research (hierna: SHR) onderzoek laten doen. De rapportages (ingebracht bij akte d.d. 17 mei 2016) houden in dat één van de lijmlagen van de basisplaat gebrekkig is en dat er als gevolg daarvan delaminatie is opgetreden, wat tot de oneffenheden in de vloer heeft geleid. [medewerker Parketwacht] schrijft tevens dat de vloer als verloren kan worden beschouwd.
2.5
Bij brief van 3 november 2014 heeft [geïntimeerden] de met Combiwood gesloten koopovereenkomst ontbonden.

3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

3.1
[geïntimeerden] heeft in eerste aanleg van Combiwood vergoeding gevorderd van schade ad € 16.991,72, te verhogen met de deskundigenkosten, incassokosten en de wettelijke rente. Zij heeft zich beroepen op wanprestatie van Combiwood door gebrekkig hout te leveren.
3.2
Combiwood heeft zich daartegen verweerd, onder meer met een beroep op het exoneratiebeding dat als artikel J deel uitmaakt van haar algemene voorwaarden, met de inhoud:
J. AANSPRAKELIJKHEID1. Behoudens opzet of grove schuld aan de zijde van Combiwood, waaronder uitsluitend te verstaan op zet of grove schuld van leidinggevenden van Combiwood, wordt elke aansprakelijkheid voor middellijk of onmiddellijk geleden schade waaronder begrepen alle materiële schade, bedrijfs, en/of stagnatieschade ontstaan door gebreken van de geleverde zaken, uitgesloten.
2. In bijzonder wordt elke aansprakelijkheid voor schade bij derden uitgesloten, die is ontstaan of voortvloeit uit verwerking van de geleverde zaken.
3.3
De kantonrechter heeft de vorderingen bij vonnis van 9 augustus 2016 toegewezen en Combiwood in de kosten veroordeeld. Indien Combiwoods algemene voorwaarden al toepasselijk zouden zijn, heeft [geïntimeerden] volgens het vonnis met succes een beroep gedaan op de vernietigbaarheid (op grond van artikel 6:233 aanhef en onder a BW) van het exoneratiebeding, omdat dit iedere aanspraak op vergoeding van (redelijkerwijs te verwachten) schade uitsluit. Verder overweegt de kantonrechter dat met de rapportages van [onderzoeker 1] , [medewerker Parketwacht] en SHR voldoende is aangetoond dat de delaminatie het gevolg is van slechte verlijming.

4.De beoordeling van de grieven en de vordering

4.1
Partijen zijn het niet eens over de vraag of de door Combiwood geleverde vloerdelen ten tijde van de levering gebrekkig waren. Combiwood oppert namelijk dat het hout daarna te vochtig is geworden, of juist te droog, waardoor de delaminatie is opgetreden. Mogelijk is verzuimd om het opstookprotocol te volgen (onder die vloer ligt vloerverwarming), aldus Combiwood.
4.2
[medewerker Parketwacht] heeft zijn onderzoek uitgevoerd in opdracht van Combiwood (of van haar verzekeraar) en heeft daarbij ook zelf de vloer in de woning van [familie X] bekeken. Gelet hierop had Combiwood invloed op de aard en de omvang van [medewerker Parketwacht] onderzoek, althans in elk geval heeft zij de gelegenheid gehad om haar verzekeraar op haar belangen bij dat onderzoek te laten letten. Het daarvan opgemaakte rapport en het rapport van SHR, dat daarvan deel uitmaakt, maakt melding van de gebrekkigheid van de lijmverbinding, als oorzaak van de oneffenheden. Deze conclusie komt overeen met de bevindingen van [onderzoeker 1] . [medewerker Parketwacht] concludeert in zijn rapport bovendien dat de vloer als verloren moet worden beschouwd.
4.3
Combiwood heeft in eerste aanleg (§ 4 van haar akte van 17 mei 2016) over het rapport van [medewerker Parketwacht] /SHR geschreven
dat de resultaten van de beoordeling van de kwaliteit van de lijmverbinding juist zijn. Tegelijkertijd oppert zij in eerste aanleg en in hoger beroep dat er (ook) andere oorzaken van de oneffenheden vallen aan te wijzen: een te hoog of te laag vochtigheidsgehalte, en/of een onoordeelkundig opstoken van de vloerverwarming. Deze suggesties heeft zij echter niet gebaseerd op feiten en omstandigheden die reden kunnen zijn om met de andere mogelijke oorzaken rekening te houden. Een basis daarvoor valt ook al niet te vinden in de verklaring van de heer [Y] (productie Q bij akte d.d. 24 januari 2017), die daarin immers heeft geschreven dat de hierboven bedoelde rapportages een duidelijk en overzichtelijk beeld geven van de geconstateerde problemen. Volgens [Y] had in die rapporten de mogelijkheid dat er bij het leggen van de vloer een fout is gemaakt moeten worden vermeld, maar niet dat er aanleiding bestaat om naar die mogelijkheid nader onderzoek te doen. Ook het feit dat andere houtdelen die tot dezelfde productie batch behoren als de bij [familie X] gebruikte delen het gebrek niet hebben, is onvoldoende om serieus rekening te houden met een andere oorzaak: Combiwood heeft niet nader toegelicht dat de fout die volgens de rapportages is gemaakt door haar leverancier bij het produceren van het multiplex (tijdens het op elkaar persen van de houtlagen) noodzakelijkerwijze de gehele batch betreft.
Het hof ziet ook anderszins onvoldoende aanleiding voor een nader deskundigenonderzoek, zoals Combiwood in haar memorie van grieven heeft aangeboden. Uit het rapport van [onderzoeker 1] / SHR blijkt dat Combiwood jegens [geïntimeerden] tekort is geschoten doordat het geleverde hout een gebrekkige lijmverbinding had.
Grief 3 is ongegrond.
4.4
Combiwood beroept zich er binnen het kader van grief 2 op dat [geïntimeerden] haar voor het eerst pas in januari 2014 op te hoogte heeft gesteld van de oneffenheden en dat zij daarmee haar plicht om tijdig over gebreken te klagen heeft verzaakt. Zij klaagt er terecht over dat haar beroep op de artikelen 6:89 en 7:23 BW in het bestreden vonnis onbesproken is gebleven. De grief kan echter pas tot een andere beslissing leiden indien blijkt dat [geïntimeerden] door niet-nakoming van klachtplichten Combiwood niet meer op de tekortkoming mag aanspreken. In hoger beroep heeft Combiwood haar betoog aangevuld door aan te voeren dat de problemen met de lijmlaag uiterlijk twee maanden na het leggen van de vloer, of op z’n laatst na afloop van het eerste stookseizoen aan [geïntimeerden] duidelijk moeten zijn geweest. Zij heeft erop gewezen dat [geïntimeerden] ter comparitie in eerste aanleg heeft verklaard dat het probleem van de vloer al
na een jaarbekend was en heeft zich tevens beroepen op artikel G van haar algemene voorwaarden, dat inhoudt:
G. REKLAME1. Bij ontvangst van de zaken dient koper zich te overtuigen van de staat waarin zij zich bevinden. (…)2. Reclames betreffende de aflevering, maten en aantallen van de zaken dienen binnen 8 dagen na aflevering schriftelijk aan Combiwood kenbaar gemaakt te worden, waarbij de aard van de reklame duidelijk moet worden gemaakt. De zaken mogen in dit geval niet zijn/worden verwerkt.
Door pas in januari 2014 te klagen, was [geïntimeerden] te laat, aldus nog steeds Combiwood.
4.5
In de antwoordakte d.d. 12 juli 2016 had [geïntimeerden] al naar voren gebracht dat [familie X] begin 2012 contact met hem heeft opgenomen, maar dat pas later duidelijk werd dat het om een (omvangrijk) probleem ging en dat dit probleem samenhing met (lees: de kwaliteit van) het hout. [geïntimeerden] vindt haar klacht van 29 januari 2014 niet te laat, enerzijds omdat Combiwood van het tijdsverloop geen nadeel heeft ondervonden en anderzijds omdat het gaat om een ernstige tekortkoming, waardoor de vloer geheel onbruikbaar is. In hoger beroep heeft [geïntimeerden] het voorgaande herhaald en heeft hij betoogd dat artikel G van de algemene voorwaarden van Combiwood niet ziet op klachten ter zake van een gebrek als hier aan de orde.
4.6
Het gebrek dat hier aan de orde is, betreft niet de aflevering van een verkeerde maat of een verkeerd aantal. Het beroep dat Combiwood heeft gedaan op het tweede lid van artikel G gaat daarom niet op.
4.7
Met het oog op het beroep dat Combiwood heeft gedaan op de wettelijke klachtplicht van de artikelen 6:89 en 7:23 BW heeft het hof nadere informatie nodig. Het tijdstip waarop [geïntimeerden] de ondeugdelijkheid van het geleverde hout heeft ontdekt en waarop zij het had moeten ontdekken, is niet duidelijk uit de doeken gedaan, terwijl Combiwood op dit punt evenmin duidelijk heeft gemaakt waarom [geïntimeerden] het gebrek al lange tijd vóór januari 2014 had kunnen/ moeten ontdekken. Het hof bepaalt daarom een comparitie van partijen. Partijen worden verzocht om, indien mogelijk, een stuk hout, waarvan de basislaag een gebrekkige lijmlaag heeft, naar de zitting mee te nemen.
Het oordeel over grief 2 moet wachten.
4.8
Volgens grief 1 heeft de kantonrechter miskend dat het exoneratiebeding toepasselijk is en dat het niet onredelijk bezwarend is in de zin van artikel 6:233 aanhef en onder a BW. omdat [geïntimeerden] in geval van wanprestatie andere remedies zou hebben. Combiwood heeft aangeboden om te bewijzen dat de toepasselijkheid van haar algemene voorwaarden door [geïntimeerden] is aanvaard, maar nu [geïntimeerden] niet heeft bestreden dat hij vóór 2010 meerdere malen hout van Combiwood heeft gekocht, op welke leveringen de algemene voorwaarden van Combiwood steeds van toepassing waren, moet [geïntimeerden] redelijkerwijze bij het plaatsen van de onderhavige bestelling hebben begrepen dat Combiwood ook daarbij deze algemene voorwaarden van toepassing wilde laten zijn. Dit betekent dat de toepasselijkheid daarvan tussen partijen is overeengekomen. Vóór 2010 is aan [geïntimeerden] ook al de tekst van de algemene voorwaarden toegezonden, doordat die tekst aan de achterzijde van Combiwoods orderbevestigingen, facturen en prijslijsten was afgedrukt (zie § 11 conclusie van antwoord): de algemene voorwaarden zijn [geïntimeerden] nog vóór het aangaan van de onderhavige koopovereenkomst ter hand gesteld, waarmee het voor [geïntimeerden] duidelijk moet zijn geweest dat die voorwaarden ook zouden gelden voor de levering van het hout ten behoeve van [familie X] . Dit betekent dat het aankomt op beantwoording van de vraag of het beding niet onredelijk bezwarend is in de zin van artikel 6:233 aanhef en onder a BW. Deze vraag moet mede aan de hand van alle omstandigheden worden beantwoord (HR 11 februari 2000, NJ 2000/294), waarbij voorop gesteld moet worden dat het beding buiten toepassing moet blijven voor zover die toepassing in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Daarbij zal de rechter rekening moeten houden met alle omstandigheden waarop door de partij die het beding buiten toepassing gelaten wil zien, zich heeft beroepen. In het bijzonder zal daarbij in aanmerking moeten worden genomen hoe laakbaar het verzuim dat tot aansprakelijkheid zou moeten leiden is geweest en wat de gevolgen van dit verzuim zijn en in hoeverre de daardoor ontstane schade eventueel door verzekering is gedekt (HR 18 juni 2004, LJN AO6913,
[A] / [B]).
4.9
Het hof behoefte aan nadere inlichtingen met betrekking tot de gevolgen die de gestelde aansprakelijkheid voor partijen, nu tevens informatie ontbreekt met betrekking tot de vraag wat er met de vloer zal gebeuren (Combiwood heeft in het kader van grief 4 aangevoerd dat [familie X] sinds 2010 gebruik heeft gemaakt van de vloer dat [familie X] na de brief van 14 juli 2012 geen actie heeft ondernomen om te komen tot vervanging van de vloer). Uit de stukken blijkt verder dat een verzekeraar voor Combiwood optrad. De comparitie van partijen zal daarom ook worden gebruikt om de gevolgen van het gebrek voor partijen beter in kaart te brengen. Ook de toelichting op grief 4 moet in dit verband worden betrokken. Partijen zullen zich in beginsel ook mogen uitlaten over andere feiten en omstandigheden die zij relevant vinden voor de beoordeling van het beroep op artikel 6:233 BW. Voor zover het gaat om nieuwe feiten en omstandigheden, moeten die feiten en omstandigheden uiterlijk veertien dagen voor de comparitie van partijen schriftelijk aan de wederpartij en aan het hof zijn opgegeven.
Een nader oordeel over de grieven 1 en 4 moet wachten.
4.1
Met grief 5 klaagt Combiwood over de proceskostenbeslissing.
Ook grief 5 zal pas later worden beoordeeld.
4.11
De comparitie van partijen kan ten slotte ook nog worden gebruikt om te onderzoeken of partijen tot een vergelijk kunnen komen, of overeenstemming kunnen bereiken over bepaalde aspecten van het geschil.

5.De slotsom

5.1
Het hof bepaalt een comparitie van partijen om:
- informatie te verzamelen over het tijdstip waarop [geïntimeerden] de ondeugdelijkheid van het geleverde hout heeft ontdekt en/of had behoren te ontdekken (zie rechtsoverweging 4.7),
- informatie te verzamelen in verband met het beroep op artikel 6:233 BW, waaronder in elk geval nadere informatie over de over en weer voor partijen te verwachten gevolgen van de gebrekkige lijmverbinding (rechtsoverweging 4.9),
- te onderzoeken of partijen op één of meer onderdelen tot overeenstemming kunnen komen.
5.2
Partijen worden verzocht om een monster van het gebrekkige hout ter zitting te tonen en om [familie X] uit te nodigen om bij de zitting aanwezig te zijn, dit laatste voor het verstrekken van informatie en voor overleg over een regeling. Verdergaande beslissingen moeten wachten.

6.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bepaalt dat partijen, [geïntimeerden] in persoon en Combiwood vertegenwoordigd door iemand die van de zaak op de hoogte en tot het geven van de verlangde inlichtingen in staat is en bevoegd is tot het aangaan van een schikking, samen met hun advocaten zullen verschijnen voor het hof;
benoemt hierbij mr. H.E. de Boer tot raadsheer-commissaris,
tenzij (één van) partijen bij gelegenheid van de opgave van verhinderingen te kennen geeft dat zij een meervoudige comparitie van partijen wenst/wensenen bepaalt dat de zitting zal worden gehouden in het paleis van justitie aan de Walburgstraat 2-4 te Arnhem op een nader te bepalen dag en tijdstip, met het oog op wat in rechtsoverweging 5.1 staat;
verzoekt partijen om [familie X] uit te nodigen om daar eveneens aanwezig te zijn en om een monster van het gebrekkige hout mee te nemen;
bepaalt dat partijen de verhinderdagen van partijen, van hun advocaten
en van [familie X]in de maanden februari 2018 tot en met juni 2018 zullen opgeven op de
roldatum 30 januari 2018,
dat
partijen bij de opgave van verhinderingen tevens kunnen opgeven dat zij een meervoudige behandeling wensen,
dat het tijdstip van de zitting ook zal worden vastgesteld indien de opgave daarvan een of meer van partijen ontbreekt;
dat partijen ter comparitie hun standpunten mogen toelichten, elk gedurende ten hoogste tien minuten en onder overlegging van ten hoogste twee A4-tjes aantekeningen;
bepaalt dat indien een partij bij gelegenheid van de comparitie van partijen nog een proceshandeling wil verrichten, aanvullende feiten en omstandigheden wil aandragen en/of producties in het geding wil brengen, deze partij ervoor moet zorgen dat het hof en de wederpartij uiterlijk twee weken voor de dag van de zitting een afschrift/overzicht hebben ontvangen van de te verrichten proceshandeling, de in het geding te brengen producties, en/of aanvullende feiten en omstandigheden;
houdt verdere beslissingen aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.E.de Boer, Th.C.M. Willemse en J.G.J. Rinkes en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 16 januari 2018.