Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verdere verloop van geding in hoger beroep
2.De verdere motivering van de beslissing in hoger beroep
naar benedenzou moeten worden toegepast, zoals HDS bepleit, omdat een taxatie altijd een schatting is (en geen exacte wetenschap) volgt het hof hier niet, juist omdat de deskundige ir. Adan al een afgewogen schatting heeft gemaakt van de herbouwwaarde. Verdedigbaar zou dan immers ook zijn, indien de visie van HDS gevolgd zou worden over het in acht nemen van een bandbreedte, om de door de deskundige ir. Adan geschatte herbouwwaarde met 10% of meer te verhogen in plaats van te verlagen (gezien de andere, hogere taxaties). De overige stellingen die HDS aanvoert om de getaxeerde herbouwwaarde naar beneden af te ronden (in het kader van de redelijke toerekening ex artikel 6:98 BW dan wel in het kader van eigen schuld ex artikel 6:101 BW) zijn al eerder door het hof meegewogen in het tussenarrest van 4 juli 2017 (rov. 2.9) en daarover heeft hof al eindbeslissingen genomen. HDS heeft niet gemotiveerd gesteld dat er aanleiding is voor het hof om terug te komen op deze bindende eindbeslissingen (conform de vaste rechtspraak van de Hoge Raad, zie bijvoorbeeld HR 26 november 2010, ECLI:NL:HR:2010:BN8521), zodat het hof deze opnieuw aangevoerde stellingen niet meer beoordeelt; het hof blijft bij hetgeen hierover reeds is beslist, ook in het kader van de schadebegroting. Het hof benadrukt (en herhaalt) hier dat HDS, als bij uitstek deskundig, de taxatieopdracht niet heeft uitgevoerd zoals van een redelijk handelend en redelijk taxateur rechtens mag worden verlangd binnen de door haar gegeven opdracht, namelijk een (her)taxatie van de herbouwwaarde voor een getaxeerde polis. Dat met de begroting van de schade ook rekening moet worden gehouden met het feit dat [appellant] hoogstwaarschijnlijk minder premie heeft betaald, omdat de getaxeerde herbouwwaarde van HDS vele malen lager is dan de thans door het hof geschatte herbouwwaarde (voordeelsverrekening ex artikel 6:100 BW) is op zichzelf juist doch HDS heeft ter zitting van 7 november 2017 geen énkele indicatie gegeven over de grootte van het verschil in premie noch daarnaar gevraagd bij verzekeraar Univé dan wel bij [appellant] zelf. Ter zitting wist ook [appellant] niet over welk premieverschil het zou gaan. Nu dit bedrag, verrekening van voordeel, niet concreet is gemaakt door HDS zal het hof hiermee geen rekening (kunnen) houden.
3.De slotsom
€ 1.436,--