Voor alle verrichte taxaties geldt dat het schattingen van de herbouwwaarde betreft; in zoverre schaart het hof zich achter het standpunt van HDS (antwoordmemorie na deskundigenbericht sub 40) dat taxaties “geen exacte wetenschap” betreffen. Echter, dit laat onverlet dat er binnen de beroepsgroep van taxateurs normen bestaan aan de hand waarvan een taxatie dient plaats te vinden. Zo meldt HDS zelf in het taxatierapport van 30 augustus 2006 dat getaxeerd is volgens de “Richtlijn Vaste Taxatie van gebouwen en bedrijfsuitrusting/inventaris”, gedeponeerd op 28 april 1998 (zie onder 2.4 hierboven). De deskundige ir. Adan wijst erop dat er twee methoden zijn om een pand te waarderen/taxeren die beide in de praktijk gebruikt worden, zo begrijpt het hof, al is de ene methode gangbaarder (want minder arbeidsintensief) dan de andere. Wat – uiteraard – opvalt is dat er een zeer groot verschil zit tussen de uitkomst van de gehanteerde waarderingsmethoden: de waardering van HDS (met m3 bouwkosten) komt bijna de helft lager uit dan de door de andere deskundigen (ir. Adan, Lengkeek en ABC Makelaars) getaxeerde herbouwwaarden. Als het hof nader inzoomt op de door HDS gehanteerde waarderingsmethode, dan vallen de navolgende aspecten op. In 1999 is het woonhuis door List deels van binnen bezichtigd (p-v comparitie van 13 februari 2013) en in 2006 in het geheel niet. List verklaart hierover als volgt:
“Toen de hertaxatie ging plaatsvinden ben ik op bezoek geweest bij de heer [appellant] , niet in zijn woonhuis maar bij de stallen. Wij hebben de lijst doorgenomen en zijn nagegaan of er wijzigingen waren. In het woonhuis was volgens de heer [appellant] niets veranderd. Ik kon er gaan kijken, maar ik kon niet naar binnen. In 1999 ben ik wel in een deel van het woonhuis geweest, niet boven, maar wel in het souterrain bij de bar, de schietbaan en het zwembad.”
Uit de niet weersproken bevindingen in de taxatierapporten van ir. Adan en ABC makelaars volgt dat het woonhuis van binnen een hoog afwerkingsniveau kent. Zo staat op blad 8 onder 4.2 van het taxatierapport van ABC Makelaars te lezen dat het een hoogwaardig uitgevoerde villa betreft die op het allerhoogste niveau is afgewerkt met uitsluitend de meest duurzame en luxueuze materialen, onder andere voorzien van:
“zeer luxe welnessruimte in het souterrain voorzien van zwembad (10m x 5m x 2,5 m), whirlpool en sauna, gedecoreerd met handgemaakte natuurstenen beelden, unieke mozaïektekeningen en spiegelplafond; houten bar voorzien van, tot in detail, uitgevoerde houtsnijwerken; uniek, op maat gemaakt hardhouten trappenhuis, diverse op ambachtelijke wijze en op hoog niveau vervaardigde hardhouten schouwen”.
In het taxatierapport van HDS staat niets vermeld over het hoogwaardige afwerkingsniveau van het woonhuis en onder de lijst “inbegrepen zijn” staan enkel de elementen als een zwembad incl. installaties en een sauna. De bar en de schietbaan zijn niet genoemd. Voorts staat vermeld dat de taxateur het gebouw niet heeft kunnen betreden en derhalve het afwerkingsniveau heeft geschat. Evenmin beschikte de taxateur List over de bouwtekeningen van het woonhuis. Niet betwist is de constatering van de deskundige ir. Adan dat bij door HDS gebruikte methode het aantal m3 vermenigvuldigd moet worden met de bouwkosten per m3, dat deze bouwkosten dan wel gebaseerd dienen te zijn op een referentiewoning met een soortgelijke afwerking en ook een soortgelijke situering/ligging, en dat de bouwkosten voorts vermeerderd moeten worden met eventuele waardeverhogende elementen. Vast staat dat HDS geen referentiewoning heeft gebruikt. Uit het taxatierapport van 30 augustus 2006 is niet kenbaar dat HDS bij de bouwkosten/m3 acht heeft geslagen op de zeer luxe afwerking van de woning en de waardeverhogende elementen (en ook overigens niet in het taxatierapport uit 1999). Uitgaande van de door HDS gehanteerde waarderingsmethode is dan onbegrijpelijk dat List het woonhuis van binnen niet heeft geïnspecteerd. Naar het oordeel van het hof heeft HDS daarmee niet gehandeld zoals van een redelijk handelend en redelijk bekwaam taxateur (in 2006 in de gegeven omstandigheden voor een getaxeerde polis) mag worden verwacht. Lists verklaring ter comparitie van 13 februari 2013 dat hij met [appellant] de lijst heeft doorgenomen en dat er geen wezenlijke veranderingen waren ten opzichte van de taxatie uit 1999, is ten enenmale onvoldoende om het gebrek in de prestatie (de taxatie) te helen dat hij heeft afgezien van een bezichtiging, zeker nog gelet op het feit dat volgens de eigen stellingen van HDS het woonhuis in 1999 slechts deels is bezichtigd. Dan had het toch zéker op de weg van een redelijk handelend en redelijk bekwaam taxateur gelegen om het woonhuis van binnen nogmaals – en dan geheel – te bezichtigen. Zelfs als juist zou zijn de blote stelling van HDS dat List de toegang tot het woonhuis is ontzegd, dan had het op de weg van List (HDS) gelegen om de opdracht terug te geven, omdat zonder bezichtiging van de binnenkant van het woonhuis List zijn werk als redelijk handelend en redelijk bekwaam taxateur niet had kunnen verrichten (voor de bouwkosten per m3 diende toch het afwerkingsniveau van het woonhuis beoordeeld te worden; zie ook de eigen definitie van “herbouwwaarde” in het taxatierapport). Onbegrijpelijk is ook de opmerking in het taxatierapport dat er geen (bouw)tekeningen van het woonhuis voorhanden waren (ten tijde van de taxatie zo begrijpt het hof). Dat List hierom heeft gevraagd is niet gesteld of gebleken. Nogmaals, indien volgens de door HDS gehanteerde methode getaxeerd wordt, dan moet het aantal m3 vastgesteld worden (List heeft e.e.a. zelf opgemeten, maar het is het hof niet duidelijk geworden hoe List de inhoud van de woning heeft kunnen “inmeten” zonder het woonhuis te betreden) én dan moeten de bouwkosten per m3 bepaald worden. En juist die bouwkosten, die onder meer gerelateerd zijn aan het afwerkingsniveau, zijn voor deze wijze van taxeren in belangrijke mate bepalend voor de hoogte van de herbouwwaarde. Volgens HDS is gerekend met € 430,- per m3 (het hof heeft in de stukken ook een bedrag gelezen van € 500,- per m3) en volgens Lengkeek waren de aanvankelijk begrote bouwkosten van € 700,- veel te laag ingeschat. Dat betekent dus dat er al een substantieel verschil zit in de begroting van de bouwkosten per m3. Nu door HDS op geen enkele wijze inzichtelijk is gemotiveerd en onderbouwd op welke grondslag is gekozen voor € 430, (dan wel € 500,-) per m3 – en HDS enkel stelt (antwoordmemorie na deskundigenbericht sub 24) dat zij in 2006 onder de gegeven omstandigheden op basis van haar uitgebreide ervaring en kennis een begroting heeft opgenomen – en ook geen gebruik heeft gemaakt van een referentiewoning, oordeelt het hof dat HDS hiermee haar werk niet goed heeft gedaan. De referentiewoning moge een nieuw element in de discussie zijn, onbetwist staat vast dat bij de door HDS gehanteerde methode die referentiewoning wel gebruikt behoort te worden, althans dat heeft HDS niet gemotiveerd bestreden. De enkele stelling van HDS (antwoordmemorie na deskundigenbericht sub 25) dat het gebruik maken van een referentiewoning niet zou hebben geleid tot een relevant verschil in waardering van de herbouwwaarde is zonder nadere toelichting die ontbreekt niet houdbaar. Voorts is de stelling van HDS dat rekening moet worden gehouden met het feit dat het ging om meerdere taxaties op één dag, rechtens niet houdbaar. Het hof vermag niet in te zien dat bij meerdere taxaties op één dag een object dan op een andere (oppervlakkigere?) wijze getaxeerd zou mogen worden; voor elk object geldt immers de standaard dat de taxateur zijn werk moet uitvoeren zoals van een redelijk handelend en redelijk bekwaam taxateur mag worden verwacht. Overigens is of lijkt de stelling van HDS feitelijk niet juist, zoals [appellant] opmerkt, nu het woonhuis c.a. in 2006 “enkelvoudig” is getaxeerd en alleen de taxatie in 1999 meerdere objecten betrof, waaronder het woonhuis.
De deskundige ir. Adan heeft voor het hof op afdoende wijze gereageerd op het verschil in inhoud van het woonhuis (zie onder punt 7, pag. 13-14 van het rapport); het hof kan zich in die redenering vinden. Overigens is het het hof niet gebleken dat deze relatief kleine verschillen een wezenlijke invloed hebben (gehad) op de getaxeerde waarden. De enkele opmerkingen van HDS dat berekeningen van de deskundige voor haar niet transparant genoeg zijn (antwoordmemorie na deskundigenbericht sub 45-47) zijn zo algemeen dat het hof deze algemene opmerkingen passeert. De deskundige heeft rekening gehouden met de verbouwing van het woonhuis in 2010 (pag. 5 van het rapport): het gaat om een vergroting (“iets”) van het souterrain aan de achterkant en het inpandig aanbrengen van enige togen en kolommen, het plaatsen van nieuwe gevelkozijnen en gelaagd glas. De deskundige heeft voorts op basis van de tekeningen en de omschrijving de zogenoemde elementenbegroting opgesteld. Dat de deskundige desalniettemin in de beschrijving van de bouwelementen de toevoegingen uit 2010 heeft meegenomen, blijkt hieruit niet.
Al met al kan het hof, ondanks de soms gedetailleerde kritiek op het rapport (in het midden latend of hierdoor een substantieel andere herbouwwaarde zou voortvloeien), het rapport van de deskundige goed volgen en schaart het zich achter de bevindingen van de deskundige en maakt die tot de zijne. Dat betekent dat het hof ervan uitgaat dat de door de deskundige geschatte herbouwwaarde van € 2.392.500,- juist is (mede in aanmerking genomen de andere twee genoemde deskundigenrapporten die op soortgelijke herbouwwaardes uitkomen) en dat in dat licht beschouwd in het taxatierapport van 30 augustus 2006 een veel te lage herbouwwaarde van € 1.535.000,- voor het woonhuis, de carport en de opslagruimte is opgenomen (waarvan € 1.260.000,- zag op het woonhuis), die zelfs met een door HDS geponeerde bandbreedte van 20% of meer niet bij benadering in de buurt komt van de door alle drie de deskundigen geschatte herbouwwaarde van rond de € 2,3-2,4 mio.
Concluderend oordeelt het hof dat HDS de taxatieopdracht niet heeft uitgevoerd zoals van een redelijk handelend en redelijk bekwaam taxateur rechtens mag worden verlangd binnen de door haar gegeven opdracht, namelijk een (her)taxatie van de herbouwwaarde voor een getaxeerde polis. Dat betekent dat HDS daarmee een toerekenbare tekortkoming kan worden verweten.