ECLI:NL:GHARL:2018:5179

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 juni 2018
Publicatiedatum
6 juni 2018
Zaaknummer
21-003062-16
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omkoping en valsheid in geschrift in het kader van het Mega-onderzoek Mount Nepal

In deze zaak, die voortvloeit uit het Mega-onderzoek Mount Nepal, zijn de verdachten medewerkers van SNS Property Finance (SNSPF) die onderling betalingsafspraken hebben gemaakt. Deze afspraken hielden in dat een deel van de uurvergoeding van SNSPF werd doorbetaald aan andere medewerkers, waarbij valse facturen werden opgemaakt. De verdachte is vrijgesproken van oplichting, verduistering, gewoontewitwassen en deelname aan een criminele organisatie, maar is wel veroordeeld voor omkoping en valsheid in geschrift. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en een taakstraf van 240 uren moet ondergaan. De zaak is behandeld in hoger beroep, waarbij het hof de eerdere uitspraak van de rechtbank heeft vernietigd en opnieuw recht heeft gedaan. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opmaken van valse facturen en het doen van een gift aan een lasthebber, wat in strijd was met de goede trouw. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich bewust was van de onrechtmatigheid van haar handelen, gezien de omstandigheden waaronder de betalingen plaatsvonden. De verdachte heeft in totaal een bedrag van ruim 130.000 euro aan de lasthebber betaald, wat heeft geleid tot belangenverstrengeling en schade voor SNSPF.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003062-16
Uitspraak d.d.: 6 juni 2018
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 20 mei 2016 met parketnummer 16-994007-13 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1974,
wonende te [woonplaats] .

1.Het hoger beroep

De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

2.Onderzoek van de zaak

2.1
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 22 november 2017 (regiezitting), 20 april 2018 (inhoudelijke behandeling, requisitoir, pleidooi en laatste woord van verdachte), 23 mei 2018 (sluiting van het onderzoek) en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het gerechtshof het vonnis van de eerste rechter zal vernietigen en te dien aanzien opnieuw rechtdoende zal bewezen verklaren hetgeen aan verdachte onder 1 primair, 2, 3, 4, 5 en 6 is ten laste gelegd en verdachte zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden en daarnaast tot een taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis. De vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en haar raadsman,
mr. C.N.G.M. Starmans, naar voren is gebracht.
2.2
Samenvatting van het arrest
De zaak tegen verdachte vloeit voort uit een onderzoek naar omkoping bij SNS Property Finance (verder SNSPF). Daarbij is de verdenking gerezen dat medeverdachte [medeverdachte 1] , die ingehuurd was door SNSPF, zich liet betalen door externen die (mede) door [medeverdachte 1] werden ingehuurd, waaronder [verdachte] . Daarbij zou gebruik zijn gemaakt van valse facturen. Dit wordt in het dossier aangeduid als niveau 1.
Daarnaast is de verdenking gerezen dat via [medeverdachte 2] externen bij SNSPF zijn aangebracht. Deze externen betaalden per door hen aan SNSPF gefactureerd uur een vergoeding aan [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] betaalde deze vergoeding deels door aan [medeverdachte 1] en enkele andere voor SNSPF werkzame personen, alsmede aan één buitenstaander. Dit wordt in het dossier aangeduid als niveau 2. Het betreft hier mensen die in het dossier de “Groningers” worden genoemd.
In de tenlastelegging zijn per niveau strafbare feiten ten laste gelegd, kort gezegd oplichting, omkoping (actief en/of passief), valsheid in geschrifte, witwassen en het deelnemen aan een criminele organisatie.
De advocaat-generaal stelt in reactie op de door de verdediging gevoerde verweren dat het openbaar ministerie niet in strijd met de beginselen van een behoorlijke procesorde heeft gehandeld en dat er ook geen sprake is van dwaling en vordert dat verdachte voor alle zes strafbare feiten wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden en daarnaast tot een taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis.
De verdediging stelt dat sprake is van strijd met de beginselen van een behoorlijk procesorde, aangezien niet transparant is waarom verdachte niet de mogelijkheid tot een schikking is geboden en anderen wel. Verder heeft de verdediging bepleit dat er sprake is van dwaling. Voorts heeft de verdediging uitvoerige verweren gevoerd die er toe moeten leiden dat verdachte van de haar ten laste gelegde feiten wordt vrijgesproken.
Het hof komt samengevat tot de volgende oordelen:
- het verweer dat door het openbaar ministerie in strijd met de beginselen van een behoorlijke procesorde is gehandeld wordt verworpen;
- het verweer dat er sprake is van dwaling wordt eveneens verworpen
- het hof spreekt verdachte vrij van de onder feit 1 ten laste gelegde oplichting dan wel verduistering, van het onder 4 ten laste gelegde gewoontewitwassen, van het onder feit 5 ten laste gelegde deelnemen aan een criminele organisatie;
- het hof acht bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten heeft gepleegd.
- Voor die feiten legt het hof verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden en een taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis op.
In het vervolg van het vonnis zal het hof uitleggen hoe het tot zijn conclusies komt. Waar dat nodig is, worden de standpunten van de advocaat-generaal en de verdediging uitgebreider besproken. Het hof zal daarbij eerst enkele, meer algemene onderwerpen bespreken. Vervolgens wordt besproken in hoeverre de verschillende feiten zijn bewezen. Tot slot legt het hof uit hoe het komt tot de strafoplegging in deze zaak.

3.Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Zowel verdachte als het openbaar ministerie hebben op 2 juni 2016 onbeperkt hoger beroep ingesteld.
Tijdens de behandeling van de zaak op 20 april 2018 heeft de advocaat-generaal aangegeven dat het openbaar ministerie geen bezwaren heeft tegen de vrijspraak van het onder 7 ten laste gelegde. Het hof zal daarom het openbaar ministerie, wegens gebrek aan belang, niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep tegen dit feit.
Verdachte is door de rechtbank vrijgesproken van dit feit. Hoger beroep tegen een vrijspraak staat voor een verdachte niet open. Ook verdachte zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in het hoger beroep tegen feit 7.
Feit 7 zal daarom niet verder worden besproken in dit arrest.

4.Voorvragen

4.1
De ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
De verdediging heeft verzocht het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren. Er is geen sprake van transparantie wat betreft de keuze van het Openbaar Ministerie om een aantal betrokkenen niet meer als verdachte aan te merken en om een aantal verdachten de mogelijkheid te geven tot schikking. [verdachte] is niet deze mogelijkheid geboden. Hierdoor is sprake van schending van de beginselen van behoorlijke procesorde en het gelijkheidsbeginsel.
Het hof stelt voorop dat in artikel 167, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering aan het Openbaar Ministerie (hierna: OM) de bevoegdheid is toegekend zelfstandig te beslissen of naar aanleiding van een ingesteld opsporingsonderzoek vervolging moet plaatsvinden. De beslissing om tot vervolging over te gaan leent zich slechts in zeer beperkte mate voor een inhoudelijke rechterlijke toetsing in die zin dat slechts in uitzonderlijke gevallen plaats is voor een niet-ontvankelijkverklaring van het OM in de vervolging op de grond dat het instellen of voortzetten van die vervolging onverenigbaar is met beginselen van een goede procesorde.
Voor de beoordeling van dit verweer geldt als criterium of sprake is van een situatie waarin de vervolging is ingesteld terwijl geen redelijk handelend lid van het Openbaar Ministerie heeft kunnen oordelen dat met de vervolging enig door strafrechtelijke handhaving beschermd belang gediend kan zijn. Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat hiervan in dit geval geen sprake is. De bevoegdheid om met [verdachte] en/of met andere verdachten over een schikking te onderhandelen of hen te vervolgen ligt bij het Openbaar Ministerie. Het Openbaar Ministerie heeft aangegeven dat op grond van de verschillende rollen van de diverse verdachten tot verschillende afdoeningsbeslissingen is gekomen. Naar het oordeel van het hof heeft het Openbaar Ministerie daarmee zijn beslissing voldoende duidelijk gemaakt en voldoende transparantie betracht. Weliswaar heeft [verdachte] geen retourvergoedingen ontvangen, maar alleen al het feit dat zij een centrale rol speelde bij het opstellen van de facturen voor de bedrijven van één van de hoofdverdachten, maakt dat haar positie niet gelijk is aan die van andere in dit dossier betrokken personen. Van een schending van door de raadsman genoemde beginselen is dan ook geen sprake. Dit alles in ogenschouw nemend kan in de gegeven omstandigheden niet worden geoordeeld dat geen redelijk handelend lid van het Openbaar Ministerie heeft kunnen oordelen dat met de vervolging niet enig door strafrechtelijke handhaving beschermd belang gediend kan zijn. Het hof verwerpt het verweer en stelt vast dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in de vervolging.

4.Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

5.De tenlastelegging

De tenlastelegging zoals deze luidt na wijziging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover thans nog aan de orde is als bijlage 1 aan dit arrest gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte -al dan niet samen met anderen -
- SNS Property Finance BV/SNS Reaal NV heeft opgelicht (feit 1);
- een ander werkzaam zijnde bij SNS heeft omgekocht (feit 2),
- betrokken is geweest bij het valselijk opmaken van facturen (feit 3 en 6)
- valse facturen voorhanden heeft gehad (feit 3),
- zich schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen (feit 4) en
- heeft deelgenomen aan een criminele organisatie (feit 5).
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

6.Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 primair, 1 subsidiair, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
6.1
Oplichting (feit 1 primair)Artikel 326 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht bevat de strafbaarstelling van oplichting, en luidt:
Hij die, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, hetzij door het aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid, hetzij door listige kunstgrepen, hetzij door een samenweefsel van verdichtsels, iemand beweegt tot de afgifte van enig goed, tot het verlenen van een dienst, tot het ter beschikking stellen van gegevens, tot het aangaan van een schuld of tot het teniet doen van een inschuld, wordt, als schuldig aan oplichting, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vijfde categorie.
De Hoge Raad heeft in twee arresten van 20 december 2016 (zie ECLI:NL:HR:2016:2889) het beoordelingskader bij oplichting samengevat. Daarin wordt uiteengezet dat de wetgever niet heeft beoogd elke vorm van bedrog strafbaar te stellen. Waar het oplichting betreft, is van belang dat de wetgever naast oplichting ook nog enkele andere vormen van bedrog heeft strafbaar gesteld. Voor de beoordeling van deze zaak is van belang dat ook niet ambtelijke omkoping door de wetgever strafbaar is gesteld. Dat feit is ook aan verdachte ten laste gelegd.
Uit de aparte strafbaarstelling van omkoping naast oplichting kan worden afgeleid dat niet in alle gevallen van omkoping ook sprake is van oplichting. Onder omstandigheden kan echter sprake zijn van samenloop.
Tegen deze achtergrond worden de ten laste gelegde oplichtingsmiddelen beoordeeld.
Het eerste verwijt betreft het zich in strijd met de waarheid voordoen als iemand die (enkel) de belangen van SNS zal behartigen. Dit verwijt komt er in feite op neer dat verdachte zich ten onrechte heeft voorgedaan als lasthebber te goeder trouw. Dat kan als oplichtingmiddel worden aangemerkt als dat berust op voldoende specifieke gedragingen die in de desbetreffende context erop zijn gericht bij het beoogde slachtoffer een onjuiste voorstelling van zaken in het leven te roepen teneinde daarvan misbruik te maken. Bijvoorbeeld het gebruik maken van een in het maatschappelijk verkeer gebruikelijk vast patroon. Daarvan is geen sprake. Het eerste verwijt kan niet als oplichtingsmiddel worden aangemerkt.
Hetzelfde geldt voor het tweede, het derde en het vijfde verwijt, het verhullen en verzwijgen van de vergoeding die werd betaald aan [medeverdachte 1] voor detachering of bemiddeling. Weliswaar werd de aard van de vergoedingen verhuld door onjuiste omschrijvingen op de facturen, maar deze facturen werden niet gebruikt jegens SNS en hebben ook geen rol gespeeld bij het aangaan en nakomen van de overeenkomsten met opdrachtnemers (degenen die de zogenaamde kickbacks betaalden). Het enkele verzwijgen is onvoldoende om aan te merken als oplichtingsmiddel.
Het vierde verwijt betreft het presenteren van een (onjuist) benchmarkonderzoek naar de hoogte van gebruikelijke in de markt te betalen uurtarieven. Het zesde verwijt is het voorwenden dat de betaalde uurvergoeding noodzakelijk was voor het werven/behouden van opdrachtnemers.
Op basis van het dossier kan vastgesteld worden:
dat aan de geworven externen hoge uurtarieven werden betaald;
dat niet is komen vast te staan dat de door diverse opdrachtnemers aan SNSPF in rekening gebrachte tarieven hoger waren dan in de markt gebruikelijk. Daarnaast zijn ook door niet bij de “retourbetalingen” betrokken bij SNSPF werkzame externen vergelijkbare tarieven in rekening gebracht;
dat daarnaast ook tariefsverhogingen en contractverlengingen zijn overeengekomen met het oog op de door SNSPF gewenste binding van essentieel personeel (waaronder degenen die de kickbacks betaalden).
Er kan dan ook niet worden vastgesteld dat SNSPF door het voorstellen van deze tarieven is bewogen tot het aangaan van overeenkomsten met de opdrachtnemers en het uitvoering geven aan die overeenkomsten door de betalingen aan de opdrachtnemers. Door het openbaar ministerie is nog aangevoerd dat SNSPF geen verplichtingen (onder die voorwaarden/met die tarieven) zou zijn aangegaan indien zij op de hoogte zou zijn geweest van de zogenoemde kickbacks. Voor zover dit al juist zou zijn, komt het verwijt er in dat geval in de kern op neer dat die kickbacks zijn verzwegen. Zoals eerder opgemerkt is dat onvoldoende voor oplichting. Daarnaast is niet gebleken dat verdachte betrokken is geweest bij het opmaken en presenteren bij SNSPF van het benchmarkonderzoek.
Ook in samenhang met elkaar zijn de gemaakte verwijten onvoldoende om aangemerkt te kunnen worden als oplichtingsmiddelen zoals bedoeld in artikel 326 Sr. Evenmin kan worden bewezen dat door de ten laste gelegde middelen SNSPF is bewogen tot het afgeven van gelden of het aangaan van overeenkomsten. Verdachte zal worden vrijgesproken van het plegen van oplichting.
6.2
Verduistering (feit 1 subsidiair)
Voor de bewezenverklaring van verduistering is vereist dat bewezen kan worden dat verdachte (samen met de medeverdachten) zich de genoemde geldbedragen wederechtelijk heeft toegeëigend. Het hof stelt vast dat de uitbetaling van de uurtarieven conform de onderliggende overeenkomsten van opdracht is gebeurd. Er is dan ook geen sprake van wederrechtelijke toe-eigening van (een deel van) de overeengekomen vergoeding voor geleverde werkzaamheden nu niet kan worden bewezen dat betrokkenen hier geen recht op hadden.
6.3
Gewoontewitwassen (feit 4)
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat de geldbedragen die door [verdachte] zijn betaald in het kader van de niet-ambtelijke omkoping niet kunnen worden aangemerkt als afkomstig uit enig misdrijf. Immers, de geldbedragen die door haar zijn betaald, heeft zij verkregen door het verrichten van werkzaamheden voor SNSPF op grond van de onderliggende overeenkomsten van opdracht. De geldbedragen hebben dan ook een legale herkomst.
Het hof spreekt [verdachte] dan ook vrij van het (gewoonte)witwassen zoals onder feit 4 ten laste is gelegd.
6.4
Deelneming aan een criminele organisatie (feit 5, niveau 1)
Aan verdachte is ten laste gelegd dat zij samen met [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en de aan hen gelieerde vennootschappen heeft deelgenomen aan een criminele organisatie.
Een criminele organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr dient te bestaan uit minimaal twee deelnemers. Uit het dossier blijkt niet dat [medeverdachte 2] op de hoogte was van meerdere -door [medeverdachte 1] geïnitieerde- omkopingen. Om die reden kan niet bewezen worden dat deze het opzet heeft gehad op deelneming aan een criminele organisatie.
Met betrekking tot [medeverdachte 1] leidt het hof uit de processtukken en het onderzoek ter terechtzitting onvoldoende af dat de samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte 1] niet van zodanige aard was dat er gesproken kan worden van een criminele organisatie in de zin van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht. Voorts acht het hof niet bewezen dat verdachte onvoorwaardelijk opzet had op het deelnemen aan een criminele organisatie.

7.Overweging met betrekking tot het bewijs

7.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen te verklaren.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak van alle feiten bepleit.
7.3
Het oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het ten laste gelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder het volgende.
Het hof kan zich vinden in de navolgende overwegingen die de rechtbank in haar vonnis met betrekking tot het bewijs heeft opgenomen en hieronder cursief zijn weergegeven. Het hof neemt die overwegingen over en maakt die tot de zijne.
7.3.1
Bewijsmiddelen [1]
Niveau 1: (…)
[medeverdachte 1]is sinds de oprichting in 2006 enig aandeelhouder van [bedrijf 1] , welke vennootschap enig aandeelhoudster is van [bedrijf 2] sinds de oprichting in 2006 en van [bedrijf 3] sinds de oprichting op 21 september 2010 (hierna respectievelijk: [bedrijf 1] , [bedrijf 2] en [bedrijf 3] ). De vennootschappen zijn zowel statutair als feitelijk gevestigd te Hilversum, met uitzondering van [bedrijf 3] dat feitelijk gevestigd is in Utrecht. [medeverdachte 1] is bestuurder van de drie vennootschappen. [2]
Op 25 juni 2009 sluiten SNS Property Finance BV (hierna: SNSPF), [bedrijf 4] en [bedrijf 2] , vertegenwoordigd door [medeverdachte 1] , een overeenkomst van opdracht waarbij [medeverdachte 1] wordt aangesteld als directieadviseur. [3] Bij addendum van 27 oktober 2011 is het contract verlengd tot en met 31 december 2012 en is [medeverdachte 1] aangesteld als “Lid van de Directie, Chief Restructuring Officer” (CRO). [4]
[verdachte]was vanaf 1 juli 2009 eigenaar van de eenmanszaak [bedrijf 5] . Deze eenmanszaak is omgezet in de op 19 mei 2011 opgerichte vennootschap [bedrijf 6] , gevestigd te Sint Michielsgestel, waarvan zij enig aandeelhoudster en bestuurster is. [5]
[verdachte] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] haar eerste klant was. Zij verzorgde sinds 2009 de administratie van zijn persoonlijke vennootschappen [bedrijf 1] en [bedrijf 2] en later ook van [bedrijf 3] . [6] De facturen die vanuit deze vennootschappen zijn verstuurd, heeft [verdachte] opgemaakt. [7] Voor het opmaken van de facturen gaf [medeverdachte 1] de factuurbedragen en omschrijvingen aan haar door. [8]
Ook [medeverdachte 1] heeft verklaard dat [verdachte] de administratie verrichtte voor zijn vennootschappen, waaronder het opmaken van facturen. Dit deed zij met input van [medeverdachte 1] . [9]
Met ingang van 1 juli 2010 is [verdachte] eerst via haar eenmanszaak en later via haar vennootschap voor SNSPF gaan werken op basis van een overeenkomst van opdracht. [10] Zij is door [medeverdachte 1] gevraagd om bij SNSPF te komen werken [11] , aldus [verdachte] , en is ondersteunende werkzaamheden gaan verrichten voor [betrokkene 3] en [medeverdachte 1] . [12] Ook andere externen zijn via [medeverdachte 1] aangetrokken, te weten [betrokkene 3] , [getuige 2] , [medeverdachte 2] en [getuige 1] . [13] [medeverdachte 1] was werkzaam als CRO. Onder andere [betrokkene 3] , [getuige 1] en [medeverdachte 2] werkten direct onder hem. [14]
[verdachte] betaalde [medeverdachte 1] een maandelijks bedrag gerelateerd aan de uren die [verdachte] voor SNSPF werkte. Deze betalingsafspraak is volgens [verdachte] op initiatief van [medeverdachte 1] tot stand gekomen met ingang van het moment dat zij bij SNSPF ging werken. Toen haar uurtarief werd verhoogd ging het aandeel dat zij betaalde aan [medeverdachte 1] ook omhoog. [15] De betalingsafspraak is in één gesprek gemaakt: zowel het tarief van € 37,50 per uur voor juli en augustus 2010 als het tarief van € 50,- per uur na de tariefsverhoging van september 2010 voor de rest van de betaalperiode. [16] [verdachte] verklaart dat ook de verhoging van de betaling op initiatief van [medeverdachte 1] gebeurde, hij vond dat hij dat mocht factureren. [17] De onderliggende facturen van [medeverdachte 1] aan haar maakte [verdachte] zelf op. Zij betaalde deze vervolgens vanuit haar eigen onderneming. [18]
[medeverdachte 1] heeft hierover verklaard dat hij via [bedrijf 3] per kwartaal een detacheringsfee in rekening bracht bij [verdachte] ter hoogte van € 50,- per door haar voor SNSPF gewerkt uur. Op de facturen werd dit niet omschreven als “aanbrengfee” omdat “coaching of advies” [medeverdachte 1] subtieler leek. [19] SNS was niet op de hoogte van deze constructie. [20] [medeverdachte 1] heeft deze afspraak met [verdachte] gemaakt in het vierde kwartaal van 2010. [21]
In de periode van 30 november 2010 tot en met 30 april 2012 is door [bedrijf 3] een totaalbedrag van € 134.118,75 (exclusief btw) gefactureerd aan de eenmanszaak en de vennootschap van [verdachte] . Deze facturen zijn in de periode van 29 december 2010 tot en met 8 juni 2012 voldaan, te weten een bedrag van € 104.218,75 (exclusief btw) door [bedrijf 5] en € 29.900,- (exclusief btw) door [bedrijf 6] . [22] Een aantal hiertoe opgemaakte facturen is opgesteld onder de naam “ [bedrijf 3] ” in plaats van “ [bedrijf 3] ” waarbij wordt verwezen naar het KvK-nummer [nummer] en btw-nummer [nummer] van [bedrijf 3] . [23]
In het bij [verdachte] aangetroffen excelbestand genaamd “urenoverzicht Q1 2012” staan de namen van [medeverdachte 4] , [medeverdachte 3] , [betrokkene 1] , [betrokkene 2] , [getuige 1] , [betrokkene 3] , [getuige 2] en haar eigen naam vermeld. Per kwartaal van 2012 zijn drie kolommen beschikbaar: totaal uren, prijsafspraaktarief en totaal. Ten aanzien van Q1 2012 betreffende [getuige 1] , [betrokkene 3] en [verdachte] zijn deze kolommen ingevuld, waarbij achter het tarief nog een getal is opgenomen, respectievelijk: 35, 50 en 50. Het bij [verdachte] opgenomen “totaal” van 22.825,00 correspondeert met het totaal aantal uren vermenigvuldigd met het tweede getal (456,50 x 50). [24] Dit “totaal” is gelijk aan het door [medeverdachte 1] aan [verdachte] gefactureerde totaalbedrag over Q1 2012. [25]
[verdachte] heeft verklaard dat zij dit overzicht heeft opgesteld op verzoek van [medeverdachte 1] en dat daarin de uren per maand werden verwerkt van de mensen die bij SNS werkten. Op basis hiervan werd uitgerekend hoeveel in rekening gebracht moest worden en werden vervolgens de facturen opgemaakt. [verdachte] vulde het overzicht in aan de hand van de gegevens die zij van [medeverdachte 1] kreeg. [26]
In een eveneens bij [verdachte] aangetroffen schrijfblok is een notitie aangetroffen van 18 november 2010 waarop afkortingen staan van namen met bedragen erachter. Onder meer is vermeld: “AS €…. (…) € 37,50” en “LS  € 35,- p/u berekenen”. [27]
[verdachte] heeft hierover verklaard dat zij deze notitie heeft opgemaakt aan de hand van informatie van [medeverdachte 1] . Hij gaf haar de bedragen door en de manier waarop het moest worden berekend. Alle mensen op de lijst werden door SNSPF ingehuurd om werkzaamheden te verrichten. Het bij [verdachte] ’ naam genoteerde bedrag van € 37,50 is gekoppeld aan het aantal uren dat [verdachte] bij SNSPF werkte. [28]
[betrokkene 3]In de periode van 31 december 2010 tot en met 30 april 2012 is door [bedrijf 3] een totaalbedrag van € 204.050,- (exclusief btw) gefactureerd aan de vennootschappen van [betrokkene 3] . Deze facturen zijn in de periode van 17 januari 2011 tot en met 8 mei 2012 voldaan, te weten een bedrag van € 65.600,- (exclusief btw) door [bedrijf 13] en € 138.450,- (exclusief btw) door [bedrijf 14] . [29]
[betrokkene 3] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] in het derde kwartaal van 2010 een tariefsverhoging voorstelde van € 275,- naar € 325,- per uur. [medeverdachte 1] vroeg hierbij of [betrokkene 3] € 50,- per gewerkt uur aan hem wilde afdragen [30] en gaf hierbij als reden dat hij het verschil tussen zijn beloning en die van [betrokkene 3] te hoog vond worden. [31]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij bij de tariefsverhoging aan [betrokkene 3] heeft voorgesteld het inkomensverschil tussen hen te nivelleren. [betrokkene 3] betaalde hiervoor € 50,- per gewerkt uur aan [medeverdachte 1] . [32] Betaald werd voor bemiddeling, plaatsing en nivellering. [33]
[betrokkene 3] heeft facturen van [bedrijf 3] ontvangen en betaald aan [medeverdachte 1] . [34] [medeverdachte 1] heeft over de omschrijving op de facturen die hij aan [betrokkene 3] stuurde, verklaard dat hier detacheringsfee gelezen dient te worden. [35]
[getuige 1]In de periode van 31 januari 2011 tot en met 30 april 2012 is door [bedrijf 3] een totaalbedrag van € 101.115,- (exclusief btw) gefactureerd aan de vennootschap van [getuige 1] . Deze facturen zijn in de periode van 14 februari 2011 tot en met 11 mei 2012 voldaan door [bedrijf 7] . [36]
[getuige 1] heeft verklaard dat hij vanaf oktober 2010 € 35,- per door hem bij SNSPF gewerkt uur aan [medeverdachte 1] heeft betaald via [bedrijf 3] . [37] Na de tariefsverhoging van € 275,- naar € 325,- per uur vertelde [medeverdachte 1] dat hij iets terug wilde krijgen van het uurtarief van [getuige 1] . De reden hiervoor was dat [getuige 1] door de tariefsverhoging meer zou gaan verdienen dan [medeverdachte 1] . [38]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij bij de tariefsverhoging aan [getuige 1] heeft voorgesteld het inkomensverschil tussen hen te nivelleren. Afgesproken werd dat [getuige 1] hiervoor € 37,50 per gewerkt uur betaalde aan [medeverdachte 1] . [39] Betaald werd voor bemiddeling, plaatsing en nivellering. [40]
[getuige 1] heeft rekeningen ontvangen van de vennootschap van [medeverdachte 1] . [41] [getuige 1] verklaart dat de omschrijving op de ontvangen facturen, te weten “advisering”, niet goed is. [42] [medeverdachte 1] heeft over deze omschrijving verklaard dat hier detacheringsfee gelezen dient te worden. [43]
[getuige 2]In de periode van 31 juli 2010 tot en met 31 maart 2012 is door de vennootschappen van [medeverdachte 1] een totaalbedrag van € 45.312,50 (exclusief btw) gefactureerd aan de eenmanszaak van [getuige 2] . Deze facturen zijn door [bedrijf 8] in de periode van 16 augustus 2010 tot en met 24 april 2012 voldaan, te weten een bedrag van € 16.687,50 (exclusief btw) aan [bedrijf 1] , een bedrag van € 9.125,- (exclusief btw) aan [bedrijf 3] en een bedrag van € 19.500,- (exclusief btw) aan [bedrijf 2] . [44] Een aantal hiertoe opgemaakte facturen is opgesteld onder de naam “ [bedrijf 3] ” in plaats van “ [bedrijf 3] ” waarbij wordt verwezen naar het KvK-nummer [nummer] en btw-nummer [nummer] van [bedrijf 3] . [45]
[getuige 2] heeft verklaard dat toen hij begon met zijn werkzaamheden voor SNSPF [medeverdachte 1] heeft aangegeven dat hij het logisch vond dat hij een gedeelte van het uurtarief van [getuige 2] betaald zou krijgen. [46] Deze betaling was deels voor het aanbrengen van de opdracht. Het was gekoppeld aan het aantal door [getuige 2] bij SNSPF gewerkte uren. [47]
[getuige 2] heeft voor de betaling hiervan facturen ontvangen van [medeverdachte 1] . De omschrijving hierop komt volgens [getuige 2] niet helemaal overeen met de afspraak die gemaakt was. [48] [medeverdachte 1] heeft over deze omschrijving verklaard dat hier detacheringsfee gelezen dient te worden. [49]
[medeverdachte 2]In de periode van 28 februari 2011 tot en met 30 april 2012 is door [bedrijf 3] een totaalbedrag
van € 142.500,- (exclusief btw) gefactureerd aan [bedrijf 9] en [bedrijf 10] . Deze facturen zijn in de periode van 22 februari 2011 tot en met 4 juni 2012 voldaan, te weten een bedrag van € 116.500,- door [bedrijf 9] en een bedrag van € 26.000,- door [bedrijf 10] . [50]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij op enig moment de afspraak met [medeverdachte 2] heeft gemaakt dat [medeverdachte 2] hem een bedrag zou betalen. [medeverdachte 1] vermoedt dat dat € 50,- per door [medeverdachte 2] gewerkt uur was. De motivering van [medeverdachte 1 zijn] verzoek was dat hij feitelijk minder verdiende dan [medeverdachte 2] ; deze geldstroom is dus ontstaan uit nivellering. [51] [medeverdachte 2] gunde [medeverdachte 1] deze betalingen ook omdat hij zijn baan via [medeverdachte 1] had gekregen. [52]
[medeverdachte 1] verstuurde via zijn vennootschap een factuur aan één van de vennootschappen van [medeverdachte 2] . [53] [medeverdachte 2] verklaart dat er nooit werkzaamheden van [medeverdachte 1] zijn geweest die betrekking hebben op de periode zoals genoemd in de facturen. [54]
Niveau 2: (…)
[medeverdachte 2]In de periode van 30 november 2010 tot en met 30 april 2012 is door [bedrijf 3] een totaalbedrag van € 374.661,50 (exclusief btw) gefactureerd aan [bedrijf 11] en [bedrijf 12] . Deze facturen zijn in de periode van 30 december 2010 tot en met 4 juli 2012 voldaan, te weten een bedrag van € 53.062,50 door [bedrijf 11] en een bedrag van € 321.599,- door [bedrijf 12] . [55] Hoewel door [bedrijf 12] voornoemd bedrag is overgemaakt, is door [bedrijf 3] maar € 321.514,- ontvangen. [56] In totaal is door [bedrijf 3] dus een bedrag van € 374.576,50 ontvangen. Een aantal hiertoe opgemaakte facturen is opgesteld onder de naam “ [bedrijf 3] ” in plaats van “ [bedrijf 3] ” waarbij wordt verwezen naar het KvK-nummer [nummer] en btw-nummer [nummer] van [bedrijf 3] . [57]
7.3.2
bewijsoverwegingen
Algemeen
Vervolging rechtspersonen en/of natuurlijke personen
De verdediging heeft ten aanzien van (een gedeelte van) het feitencomplex naar voren gebracht dat, gelet op de rechtspersoonlijkheid van de vennootschappen van [medeverdachte 2] en het feit dat hij eventuele handelingen niet in privé maar als bestuurder van de vennootschappen heeft verricht, [medeverdachte 2] zelf niet als (mede)pleger kan worden aangemerkt.
De rechtbank overweegt allereerst dat de vervolging of het daderschap van een rechtspersoon de vervolging of het daderschap van natuurlijke personen niet uitsluit. Het staat het Openbaar Ministerie in beginsel vrij te beslissen of de rechtspersoon en/of de natuurlijke persoon op grond van het eigen daderschap wordt vervolgd (HR 21-10-1986, NJ 1987, 362 en ECLI:NL:PHR:2007:BA7261). De stelling dat het daderschap van een rechtspersoon daderschap van een natuurlijk persoon uitsluit, vindt in zijn algemeenheid geen steun in het recht. Dit verweer wordt dan ook verworpen.
Tot zover de overwegingen van de rechtbank waarmee het hof zich verenigt.
7.3.3.
Niet ambtelijke omkoping
Aan [verdachte] is, kort gezegd, ten laste gelegd dat zij [medeverdachte 1] niet-ambtelijk heeft omgekocht (feit 2).
Lasthebber
Het hof overweegt allereerst dat voor interpretatie van begrippen in het Wetboek van Strafrecht niet altijd aansluiting hoeft te worden gezocht bij de definities uit het civiele recht. Aan begrippen die in het strafrecht voorkomen, dient juist zoveel mogelijk een autonome betekenis te worden gegeven welke tegemoet komt aan de strekking van het betreffende strafbare feit. Daarbij is van belang dat de wetgever het beschermd belang van deze bepaling niet uitsluitend heeft beperkt tot de relatie tussen werkgever en werknemer, maar ook oog had voor de publieke moraal en de openbare orde. Het vertrouwen dat in de werknemer of lasthebber wordt gesteld krijgt meer inhoud naarmate bevoegdheden worden gedelegeerd en de specialisatie binnen de onderneming voortschrijdt .
In de ten laste gelegde periode(n) (16 augustus 2010 tot en met 1 december 2012) gold de tekst van art. 328ter Sr als gewijzigd per 1 april 2010, inhoudende:
1. Hij die, anders dan als ambtenaar, werkzaam zijnde in dienstbetrekking of optredend als lasthebber, naar aanleiding van hetgeen hij in zijn betrekking of bij de uitvoering van zijn last heeft gedaan of nagelaten dan wel zal doen of nalaten, een gift, belofte of dienst aanneemt dan wel vraagt, en dit aannemen of vragen in strijd met de goede trouw verzwijgt tegenover zijn werkgever of lastgever, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vijfde categorie.
2. Met gelijke straf wordt gestraft hij die aan iemand die, anders dan als ambtenaar, werkzaam is in dienstbetrekking of optreedt als lasthebber, naar aanleiding van hetgeen deze in zijn betrekking of bij de uitvoering van zijn last heeft gedaan of nagelaten dan wel zal doen of nalaten, een gift of belofte doet dan wel een dienst verleent of aanbiedt van die aard of onder zodanige omstandigheden, dat hij redelijkerwijs moet aannemen dat deze de gift of belofte in strijd met de goede trouw zal verzwijgen tegenover zijn werkgever of lastgever.
Met de wetwijziging van 1 januari 2015 is de tekst aangepast en luidt sindsdien:
Artikel 328ter
1. Hij die, anders dan als ambtenaar, werkzaam zijnde in dienstbetrekking of optredend als lasthebber, naar aanleiding van hetgeen hij in strijd met zijn plicht in zijn betrekking of bij de uitvoering van zijn last heeft gedaan of nagelaten dan wel zal doen of nalaten, een gift, belofte of dienst aanneemt dan wel vraagt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vijfde categorie.
2. Met gelijke straf wordt gestraft hij die aan iemand die, anders dan als ambtenaar, werkzaam is in dienstbetrekking of optreedt als lasthebber, naar aanleiding van hetgeen deze in zijn betrekking of bij de uitvoering van zijn last heeft gedaan of nagelaten dan wel zal doen of nalaten, een gift of belofte doet dan wel een dienst verleent of aanbiedt van die aard of onder zodanige omstandigheden, dat hij redelijkerwijs moet aannemen dat deze handelt in strijd met zijn plicht.
Uit de Memorie van toelichting bij deze wetswijziging valt expliciet af te leiden dat een lasthebber degene is die zelfstandig diensten verleent, waaronder dus zzp’ers en freelancers vallen. Ook accountants, advocaten of medici zijn niet uitgesloten.
In de Nota naar aanleiding van het verslag is onder meer opgenomen: De leden van de SP-fractie vroegen mij om meer voorbeelden te geven van private omkoping die op dit moment niet, maar met de verruimde strafbaarstelling wél strafbaar zijn. Het voorstel behelst een verruiming van de strafbaarstelling van private omkoping door anders dan thans het geval, het handelen in strijd met de plicht door een werknemer of lasthebber centraal te stellen in de delictsomschrijving. Hiermee worden ook andere oneigenlijke gedragingen in de private sector strafbaar naast het in strijd met de goede trouw verzwijgen van een gift, belofte of dienst, waartoe de werkingssfeer van artikel 328ter Sr zich thans beperkt. Door de verbreding van het toepassingsgebied van de delictsomschrijving komen bijvoorbeeld gedragingen als het aannemen van giften om te handelen in strijd met de beroepsregels die van toepassing zijn voor een bepaalde branche onder de reikwijdte van de strafbaarstelling. Te denken valt aan accountants die zich laten betalen om bij hun onderzoek van boeken gebleken onjuistheden door de vingers te zien, advocaten die zich laten betalen om stukken te antedateren of medici die geld aannemen om een bepaald medicijn voor te schrijven.
Ook het oorspronkelijke wetsvoorstel (dossiernummer 8437-65) maakt – meer impliciet - melding van een van het civiele recht afwijkend begrip lasthebber in het strafrecht: “Vele andere leden verklaarden vervolgens, dat ook zij het in dit wetsontwerp gekozen uitgangspunt, waarbij niet de oneerlijke mededinging doch de schending van de vertrouwensrelatie tussen opdrachtgever en ondergeschikte of lasthebber op de voorgrond is geplaatst, konden aanvaarden.” En “Het al of niet verzwijgen van de gift of van de belofte tegenover de werkgever of de opdrachtgever is, zo meenden zij, voor een omkoper in menig geval van weinig of geen betekenis; het gaat hem er immers in de eerste plaats om, door middel van een schenking iets te bereiken.”
In het verslag van de commissie niet-ambtelijke omkoping (bijlage bij de memorie van toelichting op wetsvoorstel 8437) valt geen aanknopingspunt te vinden dat voldoende grond zou kunnen vormen voor twijfel aan een ruim begrip lasthebber, afwijkend van het civiele recht.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 6 april 2007 onder 3.6 en 3.8 het volgende overwogen:
3.6 (…)
Ook een tussenpersoon als bedoeld in de art. 7:425-427 die een eigen belang bij de totstandkoming van de overeenkomst heeft gekregen nadat hij de met zijn opdrachtgever overeengekomen bemiddelingswerkzaamheden heeft verricht, of die nadat hij zelf een zodanig eigen belang heeft gekregen geen bemiddelingswerkzaamheden voor zijn opdrachtgever meer verricht, is ingevolge art. 7:418 lid 1 verplicht de opdrachtgever van dat belang in kennis te stellen, zodat deze kan beoordelen of zich een belangenconflict voordoet dat zijn belangen zou kunnen schaden. Dat geldt ook indien, zoals [….] stelt dat hier het geval was, de afspraak tussen opdrachtgever en tussenpersoon meebrengt dat deze reeds aanspraak op loon heeft voor het enkele in contact brengen van de opdrachtgever en de derde. Het oordeel van het hof dat art. 7:418 in dit geval van toepassing is, getuigt dus niet van een onjuiste rechtsopvatting. Het behoefde ook geen nadere motivering, zodat ook de motiveringsklachten van het onderdeel falen.
3.8 (…)
Opmerking verdient hierbij nog dat het antwoord op de - veelal niet met een redelijke mate van zekerheid te beantwoorden - vraag hoe groot de kans is dat de lastgever door belangenverstrengeling aan de zijde van de lasthebber wordt benadeeld, bij de toepassing van art. 7:418, anders dan het onderdeel kennelijk veronderstelt, geen rol speelt.
Tot slot onderschrijft het hof de –ruime- opvatting van het begrip lasthebber in het civiele
vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 26 april 2017 [58] :
“Artikel 7:424 lid 1 BW vereist immers niet dat de bevoegdheid waarvan het artikellid spreekt, een uitsluitende bevoegdheid van de desbetreffende vertegenwoordiger is. Dat zou ook niet stroken met de ratio van dat artikellid en van artikel 7:418 BW, welke ertoe strekt de opdrachtgever op de hoogte te brengen van directe of indirecte eigen belangen van de vertegenwoordiger bij de desbetreffende rechtshandelingen, opdat de opdrachtgever zich zal kunnen beraden omtrent de vraag of zich een belangenconflict voordoet.”
Gelet op het bovenstaande en de strekking van en de toelichting op deze strafbepaling is het hof van oordeel dat [medeverdachte 1] (en zijn vennootschappen) in zijn relatie met SNSPF als lasthebber te beschouwen is. Juist het grote vertrouwen dat in [medeverdachte 1] werd gesteld en de verregaande bevoegdheden die aan hem en andere externe medewerkers werden toegekend, maken dat zij -gelet op de Memorie van Toelichting- onder het bereik van dit artikel vallen.
Voorts stelt de wet voor strafbaarheid de eis dat – in dit geval – de aan [medeverdachte 1] betaalde vergoedingen in strijd met de goede trouw door [medeverdachte 1] zijn verzwegen aan SNSPF. Met de goede trouw wordt bedoeld de objectieve goede trouw. Dat is een ruim begrip en in het kader van het strafrecht mag dan ook als eis worden gesteld dat buiten redelijke twijfel is dat de betalingen gemeld hadden moeten worden.
Het behoorde tot de taken en bevoegdheden van [medeverdachte 1] personeel in te huren. Het feit dat hij per door externen gewerkt uur een bedrag kreeg maakt dat hij een financieel eigen belang had bij het inhuren van externen. Nog los van de vraag of de tarieven marktconform waren en of zijn handelwijze tot schade bij SNSPF heeft geleid, is volstrekt duidelijk dat SNSPF een belang had om zulks te kunnen controleren. [medeverdachte 1] heeft aan SNSPF informatie onthouden die SNSPF in staat zou hebben gesteld te onderzoeken of het voor haar mogelijk was de contracten tegen gunstiger voorwaarden af te sluiten en/of te verlengen. Het feit dat de tarieven op zichzelf marktconform waren, brengt immers niet zonder meer met zich dat SNSPF geen nadeel heeft ondervonden van de door verdachten gepleegde wanprestatie/onrechtmatige daad nu marktconforme tarieven geen absoluut begrip is maar zich in bandbreedtes bewegen. Er was overduidelijk sprake van belangenverstrengeling bij [medeverdachte 1] . Naar het oordeel van het hof staat het buiten redelijke twijfel dat de kickbackbetalingen aan SNSPF gemeld hadden moeten worden.
Tenslotte dient bij [verdachte] de vraag beantwoord te worden of de betalingen van dien aard waren of onder zodanige omstandigheden zijn gedaan, dat zij redelijkerwijs moest aannemen dat [medeverdachte 1] deze betalingen in strijd met de goede trouw zou verzwijgen tegenover SNSPF. Alleen al het feit dat in de overeenkomst tussen SNSPF en [verdachte] niets is vermeld over een provisie aan [medeverdachte 1] is daarvoor een aanwijzing. Voorts is de omschrijving van de provisie op de facturen niet voor de hand liggend en zelfs vals. Hoewel die facturen niet werden gebruikt ten opzichte van SNSPF, is dit een aanwijzing dat men bij ontdekking van de geldstromen een alternatieve verklaring wilde geven.
Het verweer wordt verworpen.
Het hof kan zich ook vinden in de navolgende overwegingen die de rechtbank in haar vonnis met betrekking tot het bewijs heeft opgenomen en hieronder cursief zijn weergegeven. Het hof neemt die overwegingen over en maakt die tot de zijne.
Het doen van een giftDe verdediging heeft betoogd dat er geen sprake is van een gift. [verdachte] had, buiten haar overeenkomst met SNSPF om, de afspraak met [medeverdachte 1] dat hij haar advies zou geven en zij hem daarvoor zou betalen.
De rechtbank stelt vast dat de term gift ziet op elk overdragen aan een ander van iets wat voor die ander waarde heeft. Daarvan is sprake, in de vorm van de geldbedragen die aan [medeverdachte 1] zijn overgemaakt.
De rechtbank zal in de volgende paragraaf inhoudelijk ingaan op de coaching en de adviezen die volgens de verdediging ten grondslag zouden liggen aan de betalingen.
Naar aanleiding van hetgeen deze in de uitvoering van zijn last heeft gedaan of
nagelaten dan wel zal doen of nalatenDe rechtbank stelt voorop dat de woorden “naar aanleiding van hetgeen hij in de uitvoering van zijn last heeft gedaan of nagelaten dan wel zal doen of nalaten” inhouden dat de gift moet zijn gedaan of aangenomen naar aanleiding van een verrichte of nog te verrichten prestatie van de ontvanger. Een concrete prestatie van de omgekochte is echter niet altijd vereist (HR 27 november 1991, NJ 1991, 318). Zo is bijvoorbeeld voldoende dat de omkoper giften aan de omgekochte doet om zijn zakelijke relatie met de werkgever van de omgekochte in stand te houden of te verbeteren terwijl de omgekochte daarop invloed had en dit moet hebben begrepen (HR 16 januari 1990, DD 90.197).
Volgens de verdediging zien de betalingen die [verdachte] aan [medeverdachte 1] deed niet op een tegenprestatie die [medeverdachte 1] als medewerker van SNSPF voor [verdachte] zou verricht, maar op coaching en advies. Deze werkzaamheden stonden geheel los van SNSPF. Dit zou worden bevestigd door de verklaringen die [medeverdachte 1] daarover heeft afgelegd.
Voor wat betreft de stelling dat deze werkzaamheden geheel los stonden van SNSPF merkt de rechtbank op dat [verdachte] via [medeverdachte 1] met SNSPF in contact is gekomen. Daarbij is van belang dat de vergoeding die [verdachte] aan [medeverdachte 1] afdroeg gebaseerd was op het aantal uren dat zij werkte bij SNSPF. Bovendien was haar afdracht aan [medeverdachte 1] hoger op het moment dat haar uurtarief bij SNSPF werd verhoogd. Uit deze omstandigheden blijkt dat haar afdracht gerelateerd was aan haar werkzaamheden bij SNSPF en daarvan niet los kan worden gezien.
Hieronder zal eerst worden ingegaan op de stelling van de verdediging dat -kort gezegd- de betalingen niet op omkoping maar op andere werkzaamheden betrekking hadden. Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat wel sprake is geweest van het verrichten van een prestatie “in de uitvoering van zijn last”, zoals hieronder nader overwogen.
De verklaring van [verdachte] dat de vergoeding gebaseerd was op coaching en advies van [medeverdachte 1] aan haar acht de rechtbank niet aannemelijk. De verklaringen van [verdachte] en [medeverdachte 1] over de beweerdelijk gegeven coaching en advisering komen niet overeen, maar er is ook sprake van andere omstandigheden die onverenigbaar zijn met het bestaan van dergelijke werkzaamheden.
Wisselende en tegenstrijdige verklaringen
De rechtbank neemt met name in aanmerking dat [medeverdachte 1] in eerste instantie verklaart dat slechts een deel van de betaling betrekking had op de coaching, terwijl [verdachte] verklaart dat de gehele betaling hierop betrekking had. De latere verklaringen van [medeverdachte 1] , die meer in overeenstemming zijn met de verklaringen die door [verdachte] zijn afgelegd, acht de rechtbank niet betrouwbaar. Zo heeft [medeverdachte 1] bij de rechter-commissaris verklaard dat de betalingen zagen op het advies dat hij gaf. In het geval dat [verdachte] meer betaalde dan waarvoor zij daadwerkelijk was geadviseerd, was volgens [medeverdachte 1] sprake van een gunfactor. Deze verklaring wijkt echter sterk af van zowel zijn eerdere verklaringen als de schriftelijke verklaring die [medeverdachte 1] op 21 maart 2013 samen met zijn raadsman heeft opgesteld. In die laatste verklaring noemt [medeverdachte 1] twee redenen waarom [verdachte] aan [medeverdachte 1] betaalde: kickback en advies. De rechtbank vindt het opvallend dat de verklaringen van [medeverdachte 1] sinds de opheffing van zijn beperkingen en zijn invrijheidstelling zo sterk zijn gewijzigd en veel meer overeenkomsten vertonen met de verklaringen die door [verdachte] zijn afgelegd. De rechtbank kan aan geen van deze verklaringen dan ook een doorslaggevende betekenis toekennen.
Andere omstandighedenOver de aard van de coaching verklaart [verdachte] dat deze betrekking had op allerlei vlakken. Er stond volgens [verdachte] geen vast aantal uren tegenover. De afspraak dat [medeverdachte 1] haar zou coachen en dat zij hem daarvoor zou betalen, is ook niet schriftelijk vastgelegd. Deze omstandigheden maken naar het oordeel van de rechtbank dat de advieswerkzaamheden waarover wordt verklaard onvoldoende concreet zijn om als declarabele werkzaamheden te kunnen worden aangemerkt.
Het hof merkt aanvullend op dat verdachte ter terechtzitting van het hof totaal niet kon aangeven waaruit de coaching en advisering van [medeverdachte 1] uit heeft bestaan
Ook gelet op het totale bedrag dat door [verdachte] aan [medeverdachte 1] is betaald, namelijk ruim€ 134.000,-, is niet aannemelijk dat dit betrekking had op de genoemde werkzaamheden. Dit geldt temeer wanneer gelet wordt op het uurtarief dat [verdachte] zelf declareerde voor de werkzaamheden die zij verrichtte voor de vennootschappen van [medeverdachte 1] , van rond de€ 50,-.
Het hof stelt overigens vast dat verdachte eerst € 37,50 per uur in rekening bracht voor die werkzaamheden (D-055, pagina 2).
Ten slotte is door [medeverdachte 1] en [verdachte] geen aannemelijke verklaring gegeven voor het feit dat de vergoeding die [verdachte] betaalde niet was gekoppeld aan de duur van de coaching die zij kreeg, maar aan de uren die zij werkte voor SNSPF.
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden acht de rechtbank niet aannemelijk dat er sprake was van declarabele coaching en/of advisering en dat de betalingen die [verdachte] aan [medeverdachte 1] deed hierop betrekking hadden.
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat wel sprake is geweest van het verrichten van een prestatie “in de uitvoering van zijn last”.
[medeverdachte 1] omschrijft de betalingen van niveau 1, waaronder van [verdachte] , onder meer als detacheringsfee. [verdachte] is via [medeverdachte 1] bij SNSPF komen werken. De betalingen waren dus gekoppeld aan de rol die [medeverdachte 1] heeft gespeeld bij het aannemen van [verdachte] bij SNSPF. In die zin is dus sprake van een prestatie die betrekking heeft op de betalingen die aan [medeverdachte 1] zijn gedaan.
De rechtbank is van oordeel dat de betalingen van [verdachte] aan [medeverdachte 1] niet alleen zien op de introductie die door [medeverdachte 1] is gedaan, maar dat deze ook zijn gedaan om de goede relatie tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] in stand te houden. Daarbij is van belang dat sprake was van een hiërarchische relatie tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] . [verdachte] verklaart dat zij door [medeverdachte 1] is aangenomen en dat [medeverdachte 1] haar leidinggevende was. Ook is met [medeverdachte 1] onderhandeld over het te declareren uurtarief. Op enig moment is sprake geweest van een tariefsverhoging en heeft [medeverdachte 1] het verzoek gedaan om dat deel van het tarief aan hem af te dragen. Gelet op de zeggenschap die [medeverdachte 1] had kan geen sprake zijn van een (geheel) vrijwillige afdracht.
Dat het voor [verdachte] van belang was dat zij de goede relatie met [medeverdachte 1] in stand hield, blijkt ook uit het feit dat [medeverdachte 1] haar verlengingscontracten heeft medeondertekend. [medeverdachte 1] had daadwerkelijk de bevoegdheid om “in de uitvoering van zijn last” beslissingen te nemen die voor [verdachte] als werknemer van SNSPF van belang waren.
Redelijkerwijs aannemen dat in strijd met de goede trouw wordt verzwegen
De verdediging heeft naar voren gebracht dat de onderlinge afspraken die door [verdachte] zijn gemaakt, niet in strijd met de goede trouw zijn verzwegen tegenover SNSPF. De afspraken stonden los van de relatie met SNSPF en hoefden daarom niet te worden gemeld.
De rechtbank stelt bij de beoordeling hiervan voorop dat voor de strafbaarheid van de omkoper niet bepalend is of hij/zij verwachtte dat de gift in strijd met de goede trouw zou worden verzwegen. Doorslaggevend is wat de omkoper gezien de aard van de gift, de omstandigheden waaronder de gift werd gedaan en zijn/haar kennis van de (opvattingen in de) branche redelijkerwijs -objectief gezien dus- had moeten verwachten. De omkoper is strafbaar wanneer hij/zij zich bewust had moeten zijn van de mogelijkheid dat de ontvanger van de gift dit in strijd met de goede trouw zou verzwijgen. Onbewuste schuld is daarvoor voldoende.
[verdachte] heeft gedurende een periode van anderhalf jaar meerdere betalingen gedaan aan [medeverdachte 1] . In totaal heeft zij een bedrag van ruim € 130.000,- aan hem overgemaakt. Dat SNSPF van deze betalingen op de hoogte had willen zijn, is evident. [medeverdachte 1] was betrokken bij de aanname van [verdachte] en de vaststelling van haar uurtarief. Ook het verlengingscontract is door hem medeondertekend. Bovendien was [medeverdachte 1] de leidinggevende van [verdachte] . De betalingsafspraak maakte dat [medeverdachte 1] een belang had bij het aantal uren dat door [verdachte] bij SNSPF werd gewerkt. In dit geval was er voor [medeverdachte 1] geen prikkel om het aantal uren dat gemaakt werd in de hand te houden. Integendeel; naarmate [verdachte] meer uren werkte, kon [medeverdachte 1] haar meer in rekening brengen. Gelet op deze aard van de afspraak had [verdachte] redelijkerwijs moeten verwachten dat de afspraak verzwegen werd. [verdachte] had zich van deze verzwijging bewust moeten zijn. Temeer nu zij werkzaam was in het bankwezen, waar integriteit essentieel is en belangenverstrengeling grote gevolgen kan hebben. Dergelijke afspraken en betaalstromen zonder dat men hierin transparant is, maken een organisatie kwetsbaar.
Conclusie
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] [medeverdachte 1] niet-ambtelijk heeft omgekocht (feit 2).
7.3.4.
Valsheid in geschrift
Ook op dit punt kan het hof zich vinden in de navolgende overwegingen die de rechtbank in haar vonnis met betrekking tot het bewijs heeft opgenomen en hieronder cursief zijn weergegeven. Het hof neemt die overwegingen over en maakt die tot de zijne.
Valsheid facturen
De verdediging heeft betoogd dat de facturen niet vals zijn omdat -kort gezegd- beide partijen wisten wat de onderliggende prestatie was, de omschrijving voldoende juist is omdat in ieder geval mede sprake is geweest van advieswerkzaamheden en de gefactureerde bedragen niet te hoog zijn.
De rechtbank is van oordeel dat alle hiervoor besproken facturen, opgenomen in het bewijsoverzicht Bijlage II, valselijk zijn opgemaakt. Daarbij is van belang dat de facturen volgens de verdachten betrekking hadden op de betaling voor de onderling gemaakte afspraken. Anders dan de omschrijvingen op de facturen suggereren, werden met de facturen dan ook geen adviezen of andere werkzaamheden in rekening gebracht. Aan de hand van de omschrijving op de facturen kan dus niet worden afgeleid op welke onderliggende afspraken en betalingen de facturen in werkelijkheid betrekking hadden. De facturen zijn opgemaakt ten behoeve van de verzwegen omkoping en de bijbehorende betaalstroom en zijn bedoeld om deze betalingen een titel te verschaffen. Met de opgenomen valse omschrijvingen is de werkelijke aard van deze betaalstroom verhuld.
Ook ten tijde van het opmaken van de facturen en het verkrijgen van het voor haar opgemaakte deel hiervan had [verdachte] wetenschap van de aard van de betalingen waarop deze facturen in werkelijkheid betrekking hadden. Zij heeft de aanmerkelijke kans op de valsheid van deze facturen willens en wetens aanvaard.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat [verdachte] ten minste voorwaardelijk opzet heeft gehad op de valsheid van de door haar voor -de vennootschappen van- [medeverdachte 1] opgemaakte facturen betreffende haar eigen betaalstroom. Ditzelfde geldt voor het opmaken van de facturen voor de betaalstromen van de medeverdachten aan [medeverdachte 1] . Allereerst heeft [verdachte] wetenschap gehad van de aard van haar eigen afspraak met en de betalingen aan [medeverdachte 1] en daarmee de valsheid van de daaromtrent opgemaakte facturen, zoals hiervoor is overwogen. Daarnaast heeft zij, gelet op de gebezigde bewijsmiddelen, ook wetenschap gehad van de wezenlijke overeenkomsten tussen haar eigen regeling met [medeverdachte 1] en die van de andere externen met [medeverdachte 1] . Immers, zij wist dat de externen allen werkzaam waren bij SNSPF via [medeverdachte 1] en dat hun regelingen ook betrekking hadden op de door henzelf gewerkte uren bij SNSPF. Bovendien wist zij dat ook hier een omschrijving met de strekking “advies” werd gebruikt. Ten slotte vindt de rechtbank bevestiging van het voorgaande in de omstandigheid dat [verdachte] overzicht had van de hoogte van het totaal van betalingen van de (andere) externen aan [medeverdachte 1] , zowel verricht in niveau 1 als in niveau 2. Het is niet mogelijk dat [medeverdachte 1] een dusdanige totale hoeveelheid advies- of soortgelijke werkzaamheden op uurbasis heeft verricht naast zijn (meer dan) fulltime werkzaamheden voor SNSPF. Concluderend acht de rechtbank bewezen dat [verdachte] ten tijde van het opmaken van alle facturen voor [medeverdachte 1] ten minste voorwaardelijk opzet heeft gehad op de valsheid hiervan.
Bewijsbestemming als waren de facturen echt en onvervalst
De verdediging heeft ook betoogd dat geen sprake is geweest van een oogmerk om de facturen als echt en onvervalst te gebruiken. De facturen zijn wel gebruikt, maar de ontvanger is hierdoor niet misleid aangezien het zowel voor de opsteller als de geadresseerde duidelijk was waar de facturen op zagen.
De rechtbank overweegt hierover als volgt. Het oogmerk van de verdachte moet zijn gericht op het gebruik van het valse of vervalste geschift als echt en onvervalst. Dit impliceert een gerichtheid op misleiding. Dit betekent dat er derden in het spel moeten zijn, die niet van de valsheid op de hoogte zijn. Het gebruik van het geschrift hoeft niet daadwerkelijk plaats te vinden. Het verweer van de verdediging wordt verworpen, nu facturen naar hun aard reeds in het maatschappelijk verkeer (ook jegens derden) een bewijsbestemming hebben. Bovendien zijn de facturen in dit geval ook nog opgenomen in de bedrijfsadministratie(s) waarmee temeer vast staat dat de facturen bestemd waren voor het gebruik door derden -anderen dan de geadresseerden- als waren zij echt en onvervalst, bijvoorbeeld de fiscus en/of accountants (ECLI:NL:GHAMS:2015:1212). De rechtbank acht dan ook bewezen dat de facturen valselijk zijn opgemaakt met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te (doen) gebruiken. Ook hebben de betalers deze door anderen opgemaakte valse facturen voorhanden gehad, terwijl zij wisten dat deze geschriften een zodanige bewijsbestemming hadden.
Contacten tussen [medeverdachte 1] en [verdachte]
Op 11 februari 2013 zijn een aantal telefoongesprekken en sms-berichten tussen onder
andere de verdachten [medeverdachte 1] en [naam echtgenoot verdachte] (lees: [verdachte] . [naam echtgenoot verdachte] is de naam van de echtgenoot van [verdachte] , hof) geregistreerd, waarvan er hierna twee zijn weergegeven.
Gesprek 330009682 d.d. 11-02-2013 om 20.25 uur.
Dit betreft een sms bericht, vermoedelijk van [medeverdachte 1] aan [verdachte] . Dit
bericht luidt:
"Neem de "administratie" en je pc's laptops mee en opschonen wat mogelijk is."
Gesprek 330009683 d.d. 11-02-2013 om 20.25 uur.
[medeverdachte 1] belt naar [verdachte] . A= [voornaam verdachte] . B= [voornaam medeverdachte 1]
A : Met [verdachte]
B : [voornaam verdachte] he, hoi heb je mijn boodschap gezien ?
A : Hij komt net bij mij binnen hij komt net bij mij binnen maar wat mogelijk is ...
B : Ja maar dat bespreken we morgen
A : Dat lijkt me heel handig ja, dat lijkt me heel handig
B :Ja, maar dan heb je het wel even bij je nodig als je snapt wat ik bedoel
A : Dan moet ik ze meenemen ja, dat bedoel je ja, dat was ook mijn bedoeling, okay
dat was ook mijn bedoeling hoe is het met je
B : Wat zal ik zeggen, je wordt er niet vrolijk van [59]
Het hof leidt uit deze gesprekken af dat verdachte wel degelijk wist dat er sprake was van ontoelaatbaar handelen.
In de zogenaamde EVR-procedure van verdachte bij het Hof Den Bosch heeft het Hof Den Bosch het volgende overwogen, hetgeen het hof voor zover hieronder opgenomen overneemt. Het hof maakt die overwegingen tot de zijne:
“Voor zover verdachte zich in algemene zin erop heeft beroepen dat zij steeds blind heeft vertrouwd op de integriteit en statuur van [medeverdachte 1] en op zijn kennis, kunde en ervaring, acht het hof deze enkele stelling volstrekt onvoldoende om aan de verschillende geconstateerde omstandigheden in deze zaak af te doen. Dat zij zich wel degelijk heeft gerealiseerd dat sprake was van ontoelaatbare situaties leidt het hof voorts nog af uit onder meer het telefoongesprek van verdachte met [medeverdachte 1] , althans het citaat uit het tapverslag van dit gesprek d.d. 11 februari 2013 om 12.32 uur:
Verdachte : “Okay, ik heb [betrokkene 3] gesproken, (…) er wordt hem verteld dat hij tijdelijk op non actief is gesteld. En de reden is betaalstroom van zijn management BV naar andere partijen. (…) Waar ik bang voor ben is dat het die regeling is die jij getroffen hebt met ons ja. Ik kan het niet hard maken en ik snap het ook niet als het zo is, hoe zij aan die informatie kunnen komen, dat snap ik echt niet. Althans dat betekent, dat zou betekenen dat ze aan bankgegevens eh eh kunnen komen.” [medeverdachte 1] : “ [voornaam verdachte] , je moet nu even niet doorgaan met praten.”
Hieruit spreekt een zekere angst van verdachte dat ‘ze’ achter ‘de regeling’ zouden komen die zij met [medeverdachte 1] getroffen heeft en waarvan naar het oordeel van het hof voldoende is komen vast te staan dat dit, in ieder geval in substantiële mate, kickbackfees heeft betroffen.” [60]
“Er is naar het oordeel van het hof onvoldoende gebleken dat verdachte mocht aannemen dat [medeverdachte 1] de gang van zaken op correcte wijze aan de bank meldde.
De uit het tapverslag blijkende reactie van [medeverdachte 1] dat verdachte ”niet (moest) doorgaan met praten” geeft naar het oordeel van het hof aan dat niet kan worden volgehouden, dat verdachte geen aanleiding had te denken dat [medeverdachte 1] de betaling voor de bank zou verzwijgen. Het komt het hof voor dat anders [medeverdachte 1] een dergelijke uiting nooit zonder nadere verklaring zou hebben kunnen doen. Door dit op deze manier te uiten ging hij ervan uit dat verdachte deze uitlating (sec) meteen begreep. Als zij -als degene die de facturen opmaakte- er echt vanuit ging dat het reguliere facturen waren voor daadwerkelijk door [medeverdachte 1] verrichte en te verrichten dienstverlening dan was er verder toch geen enkele reden voor een dergelijke onrust geweest.
De stelling van verdachte dat zij op voorhand met [medeverdachte 1] zou hebben gesproken over het melden bij SNSPF van de nevenactiviteiten en dat zij daarom ervan uit mocht gaan dat [medeverdachte 1] het gemeld had, heeft zij onvoldoende onderbouwd. Verdachte heeft niet aangegeven waaruit dit zou blijken en het volgt in ieder geval ook niet uit enige verklaring van [medeverdachte 1] . (…). [61]
Anders dan de rechtbank acht het hof het medeplegen niet wettig en overtuigend bewezen.
Het hof vindt daartoe aansluiting in het arrest van de Hoge Raad van 18 december 2012 waarin is overwogen:
"Het Hof heeft geoordeeld dat de verdachte het strafbare feit heeft gepleegd tezamen en in vereniging met de rechtspersoon [A] doordat het door hem begane strafbare feit tevens aan die rechtspersoon kan worden toegerekend op de grond dat hij als "feitelijk bestuurder" van [A] moet worden aangemerkt. Aldus heeft het Hof miskend dat de enkele omstandigheid dat de verboden gedraging van de verdachte aan de rechtspersoon kan worden toegerekend, niet kan meebrengen dat de verdachte het strafbare feit tezamen met de rechtspersoon heeft medegepleegd."
Conclusie
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het opmaken van valse facturen (feit 3 en 6) en zich heeft schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van valse facturen (feit 3).
7.4.
Beroep op dwaling
De raadsman heeft ten aanzien van het hele feitencomplex betoogd dat sprake is van feitelijke en juridische dwaling van de zijde van [verdachte] . Zij mocht afgaan op het advies van iemand die als ter zake deskundig mag worden beschouwd, zijnde [medeverdachte 1] . Van haar kon daarom niet worden gevergd dat zij weigerde of kritische kanttekeningen plaatste bij hetgeen is gebeurd. Zij verkeerde in een zekere mate van verontschuldigbare onwetendheid waardoor sprake is van afwezigheid van alle schuld. Dit moet volgens de raadsman leiden tot vrijspraak, althans ontslag van alle rechtsvervolging.
Het hof overweegt hierover als volgt.
Voor zover door de verdediging wordt betoogd dat [verdachte] ten aanzien van de feiten zou hebben gedwaald en een beroep wordt gedaan op feitelijke dwaling, wordt dit weerlegd door de bewijsmiddelen.
Voor wat betreft de juridische dwaling geldt dat, wanneer een delictsomschrijving subjectieve vereisten voor aansprakelijkheid formuleert, een beroep op verontschuldigbare juridische dwaling als het ware moet worden gezien als een bewijsverweer. In de thans voorliggende strafbepalingen zijn in de delictsomschrijvingen van het bewezenverklaarde bestanddelen opgenomen waardoor een bepaalde mate van opzet en/of schuld is vereist. Gelet op het bovenstaande acht het hof deze bestanddelen bij feiten 2, 3 en 6 ook bewezen. Van (juridische of feitelijke) dwaling/afwezigheid van alle schuld is dan ook geen sprake en het verweer wordt verworpen.

8.Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat ten laste gelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2, 3 en 6 ten laste gelegde heeft begaan.
De volledige bewezenverklaring is opgenomen in bijlage 3 van dit vonnis.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

9.Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
Het doen van een gift of belofte aan iemand die, anders dan als ambtenaar, optredend als lasthebber, naar aanleiding van hetgeen hij bij de uitvoering van zijn last heeft gedaan dan wel zal doen, van die aard of onder zodanige omstandigheden, dat hij redelijkerwijs moet aannemen dat deze de gift of belofte in strijd met de goede trouw zal verzwijgen tegenover zijn lastgever
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
en
opzettelijk een geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, voorhanden hebben, terwijl hij weet dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.
Het onder 6 bewezen verklaarde levert op:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd

10.Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
11. Oplegging van straf en/of maatregel
11.1
Het OM heeft in eerste aanleg gevorderd dat verdachte voor de door hen onder 1 tot en met 7 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 15 maanden, met aftrek van voorarrest.
De rechtbank heeft verdachte vrijgesproken van het onder feit 1 primair en 1 subsidiair, feit 4 en feit 5 ten laste gelegde en verdachte ten aanzien van het onder 2, 3, en 6 ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 200 uren subsidiair 100 dagen hechtenis met aftrek van de tijd die in verzekering is doorgebracht.
11.2
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte voor de feiten 1 tot en met 6 wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden en daarnaast tot een taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis.
11.3
De verdediging heeft aangegeven dat de eis van de advocaat-generaal volstrekt buiten proporties is, gezien de faciliterende rol die verdachte had en mede gelet op de strafeisen tegen medeverdachten die veel meer betaald hebben, maar ook zelf betalingen hebben ontvangen.
11.4
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
[verdachte] heeft als SNSPF-medewerker haar directe leidinggevende omgekocht. Deze onderling gemaakte afspraak en betalingen zijn door [medeverdachte 1] verzwegen tegenover SNSPF. [verdachte] heeft in totaal een bedrag van ruim 130.000 euro overgemaakt naar [medeverdachte 1] . Hoewel [verdachte] hieraan wellicht niet direct geld heeft verdiend, heeft deze omkoping haar wel degelijk voordeel opgeleverd nu zij hierdoor haar goede relatie met [medeverdachte 1] in stand hield en een dik betaalde boterham had. Om te voorkomen dat de afspraken aan het licht zouden komen, zijn valse facturen opgemaakt, waarmee de werkelijke aard van de betalingen werd verhuld. [verdachte] heeft deze valse facturen van [medeverdachte 1] ontvangen, voldaan en opgenomen in haar administratie. Daarnaast verzorgde zij de administratie van de vennootschappen van [medeverdachte 1] waarbij zij al zijn valse facturen heeft opgemaakt, niet alleen die voor haarzelf maar ook die voor andere verdachten met wie [medeverdachte 1] een soortelijke afspraak had gemaakt.
Hoewel SNSPF niet is opgelicht, zijn de belangen van SNSPF mede door de handelwijze van [verdachte] wel ernstig geschaad. Voor zover nog geen sprake was van belangenverstrengeling, heeft [verdachte] door de afspraken die zij maakte het risico op belangenverstrengeling wel aanzienlijk vergroot, zonder dat SNSPF hiervan op de hoogte was. [verdachte] had zich van dit risico, als medewerker van een professionele organisatie in de bankwereld en met haar opleiding (HEAO), juist zeer bewust moeten zijn. Het grote vertrouwen dat SNSPF in haar stelde, heeft zij op ernstige wijze geschaad. Het hof neemt haar dat kwalijk.
Gelet op het bovenstaande acht het hof in beginsel een gevangenisstraf op zijn plaats
11.5
Anders dan de rechtbank zoekt het hof, gelet op het samenstel van het bewezen verklaarde handelen van verdachte, aansluiting bij de oriëntatiepunten straftoemeting bij fraudezaken, vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS).
Het hof is van oordeel dat verdachte heeft meegedaan aan het in stand houden van de kickbackbetalingen door daarvoor de facturen op te maken en door zelf kickbackfees aan [medeverdachte 1] te betalen. Het hof neemt de hoogte van de door haar betaalde kickbackfees, te weten € 134.118,75 als benadelingsbedrag om aansluiting te zoeken bij de oriëntatiepunten straftoemeting bij fraudezaken.
De oriëntatiepunten gaan in geval van een benadelingsbedrag van circa € 134.000,- uit van een gevangenisstraf van minimaal 9 maanden, oplopend tot maximaal 12 maanden gevangenisstraf. Al naar gelang van specifieke factoren kan de op te leggen straf vermeerderd of verminderd worden.
Het hof houdt in strafmatigende zin rekening met het feit dat over deze zaak vele publicaties zijn verschenen, waarbij -onterecht- ook verbanden zijn gelegd tussen de nationalisatie van SNS en deze zaak. Mede doordat het strafproces geruime tijd heeft geduurd, hebben de verdachten veel nadeel ondervonden van deze negatieve publiciteit.
Daarnaast houdt het hof rekening met de EVR-procedure, waardoor verdachte gedurende meer jaren staat geregistreerd in het Extern Verwijzingsregister. Hoewel het gelet op de bewezen verklaarde feiten alleszins logisch is dat deze procedure is gevolgd, heeft de EVR-registratie wel grote gevolgen voor het vinden van een baan door verdachte in de toekomst
Voorts overweegt het hof dat rol van verdachte in het circuit van de kickbackbetalingen van een beperktere omvang was dan die van de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Het hof vindt hierin uiteindelijk de reden om af te zien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Tot slot houdt het hof rekening met het uittreksel justitiële documentatie waaruit blijkt dat verdachte niet eerder ter zake strafbare feiten is veroordeeld.
Het hof acht, gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden en het feit dat minder feiten bewezen zijn verklaard dan door de advocaat-generaal is gevorderd, het opleggen van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden en een taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis, passend en geboden.

12.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 225 en 328ter van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte en de officier van justitie niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 7 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 1 subsidiair, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2, 3 en 6 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2, 3 en 6 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. G. Dam, voorzitter,
mr. R. de Groot en mr. P.L.M van Gorkom, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. G.W. Jansink en B.J. Berendsen, griffiers,
en op 6 juni 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Bijlage 1: De tenlastelegging
1 primair (niveau 1):
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2010 tot
en met 24 april 2012 te Leusden en/of Utrecht en/of Hilversum en/of
Sint-Michielsgestel, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of
(een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse
naam en/of van een valse hoedanigheid en / of door een (of meer) listige
kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels, SNS Property
Finance BV (met ingang van 1 januari 2014 genaamd Propertize BV) en/of SNS
Reaal NV heeft/hebben bewogen tot de afgifte(n) van een of meer
geldbedrag(en), te weten in totaal circa Euro 134.118,75 (exclusief btw)
(zie: o.a. AH-049 en/of AH-059), in elk geval van enig(e) geldbedrag(en),
en/of
heeft/hebben bewogen tot het aangaan van een of meer schuld(en), te weten het
sluiten/aangaan van een of meer (aanvullende) overeenkomst(en) van opdracht
met haar, verdachte, (al dan niet handelend onder de naam " [bedrijf 5]
") en/of haar bedrijf [bedrijf 6]
(zie: D-0055-2 en/of D-0017 en/of D-0023-3)
hebbende verdachte en/of haar mededader(s) met vorenomschreven oogmerk -
zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of
bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
aan SNS Porperty Finance BV en/of SNS Reaal NV voorgehouden en/of (in strijd
met de werkelijkheid) de indruk gewekt (enkel) de belangen van SNS Property
Finance BV en/of SNS Reaal NV te zullen behartigen
en/of
tegenover SNS Property Finance BV en/of SNS Reaal NV verzwegen en/of
verborgen gehouden en/of verhuld dat er met betrekking tot de (overeengekomen
en/of gefactureerde) vergoeding(en) voor het verrichten van werkzaamheden ten
behoeve van SNS Property Finance BV en/of SNS Reaal NV door haar, verdachte,
(en of haar bedrijf), die door [medeverdachte 1] was/waren aangedragen en/of
voorgedragen en/of gecontracteerd, een (verborgen of verzwegen) vergoeding
en/of betaling aan [medeverdachte 1] en/of zijn bedrij(f)(ven) was inbegrepen
en/of overeengekomen
en/of
tegenover SNS Property Finance BV en/of SNS Reaal NV verzwegen en/of
verborgen gehouden en/of verhuld dat door haar, verdachte, (en of haar
bedrijf) (substantiële) betalingen zouden worden verricht en of zijn verricht
aan [medeverdachte 1] en/of zijn bedrij(f)(ven)
en/of
(daarbij) ter onderbouwing en/of rechtvaardiging van de hoogte van de
(overeengekomen) vergoeding(en) met haar, verdachte, (en/of haar bedrijf) een
(ondeugdelijk) benchmarkonderzoek (D-0254 en/of D-0255) ingebracht en/of
overgelegd en/of laten inbrengen en/of laten overleggen, (waaruit diende te
blijken dat de hoogte van die vergoeding(en) marktconform is/zijn/was/waren)
en/of
tegenover SNS Property Finance BV en/of SNS Reaal NV verzwegen en/of verborgen
gehouden en/of verhuld dat zij, verdachte, (en/of haar bedrijf) (feitelijk)
via (een vorm van) detachering via [medeverdachte 1] en/of zijn bedrij(f)(ven)
werkzaamheden verrichtte(n) voor SNS Property Finance BV en/of SNS Reaal NV,
en/of
tegenover SNS Property Finance BV en/of SNS Reaal NV voorgewend dat de
bovengenoemde (overeengekomen) vergoeding(en) nodig was/waren en/of (een)
zakelijke vergoeding(en) was/waren teneinde haar, verdachte (en/of haar
bedrijf) te kunnen werven en/of behouden ten behoeve van het verrichten van
werkzaamheden en/of diensten ten behoeven van de Restructuring &
Recovery-afdeling van SNS Property Finance BV
waardoor SNS Property Finance BV (en/of SNS Reaal NV) (telkens) werd bewogen
tot bovenomschreven afgifte(n) en/of werd bewogen tot het aangaan van
bovenomschreven schuld(en);
1 subsidiair (niveau 1):
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 augustus 2010
tot en met 24 april 2012 te Leusden en/of Utrecht en/of Hilversum, in elk
geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, opzettelijk een of meer grote hoeveelheden geld, te weten in totaal
circa Euro 134.118,71 (exclusief btw) (zie: o.a. AH-049 en/of AH-059), in elk
geval enig(e) geldbedrag(en), dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan
SNS Property Finance BV (met ingang van 1 januari 2014 genaamd Propertize BV)
en/of SNS Reaal NV, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
en/of haar mededader(s), en welk(e) geldbedrag(en) verdachte en/of haar
mededader(s) uit hoofde van de, persoonlijke (dienst)betrekking van [medeverdachte 1]
als directieadviseur en/of lid van de directie en/of Chief
Restructuring Officer en/of Senior Strategisch Adviseur en/of consultant, in
elk geval als gedetacheerd leidinggevende bij SNS Property Finance BV (met
ingang van 1 januari 2014 genaamd Propertize BV), in elk geval anders dan door
misdrijf onder zich had(den), (zich) wederrechtelijk heeft/hebben toegeëigend;
2 (niveau 1):
zij in of omstreeks de periode van 29 december 2010 tot en met 8 juni 2012 te
Sint-Michielsgestel en/of Leusden en/of Hilversum en/of Utrecht, in elk geval
in Nederland, (telkens) aan iemand, te weten [medeverdachte 1] , die anders dan
als ambtenaar, werkzaam is in dienstbetrekking bij en/of optredend als
lasthebber van SNS Property Finance BV (met ingang van 1 januari 2014 genaamd
Propertize BV) en/of SNS Reaal NV (in de functie van directieadviseur en/of
lid van de directie en/of Chief Restructuring Officer en/of Senior Strategisch
Adviseur en/of consultant), naar aanleiding van hetgeen deze [medeverdachte 1]
in dienstbetrekking en/of bij de uitvoering van diens last heeft gedaan en/of
nagelaten dan wel zal doen of nalaten, (telkens) een belofte, te weten de
toezegging /instemming om een vast gedeelte/bedrag per gewerkt/te declareren
uur aan [medeverdachte 1] (en/of zijn bedrij(f)(ven)) te betalen en/of een of
meer gift(en), te weten een of meer geldbedrag(en) tot een totaal bedrag van
circa Euro 134.118,75 (exclusief btw) (zie: o.a. AH-049 en/of AH-059), in elk
geval enig(e) geldbedrag(en), heeft gedaan van die aard en/of onder zodanige
omstandigheden dat zij, verdachte, redelijkerwijs moest aannemen dat die
[medeverdachte 1] deze belofte en/of gift(en) in strijd met de goede trouw
zou/zal verzwijgen tegenover zijn werkgever en/of lastgever;
3 (niveau 1):
zij in of omstreeks de periode van 31 juli 2010 tot en met 30 april 2012 te
Utrecht en/of Hilversum en/of Sint-Michielsgestel en/of Leusden, in elk geval
in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen,
vijf (5), althans een of meer, factu(u)r(en) van [bedrijf 3] (" [bedrijf 3]
") en/of [medeverdachte 1] gericht aan haar, verdachte (al dan
niet handelend onder de naam " [bedrijf 5] "), ten
bedrage van in totaal circa Euro 104.218.75 (exclusief btw) (te weten:
D-0102/D-0013 en/of D-0103 en/of D-0104/D-0007 en/of D-0105 en/of D-0106),
en/of
twee (2), althans een of meer, factu(u)r(en) van [bedrijf 3] (" [bedrijf 3]
") en/of [medeverdachte 1] gericht aan haar, verdachte, en/of [bedrijf 6]
ten bedrage van in totaal Euro 29.900,- (exclusief btw)
(te weten: D-0107 en/of D-0108)
en/of
twee (2), althans een of meer factu(u)r(en) van [bedrijf 3] (" [bedrijf 3]
") en/of [medeverdachte 1] gericht aan [betrokkene 3] en/of
[bedrijf 13] ten bedrage van in totaal circa Euro
65.600,- (exclusief btw) (te weten: D-0081 en/of D-0082/D-0009),
en/of
vier (4), althans een of meer factu(u)r(en) van [bedrijf 3] (" [bedrijf 3]
") en/of [medeverdachte 1] gericht aan [betrokkene 3] en/of
[bedrijf 14] ten bedrage van in totaal Euro
138.450,- (exclusief btw) (te weten: D-0083 en/of D-0084 en/of D-0087 en/of
D-0089)
en/of
zes (6), althans een of meer factu(u)r(en) van [bedrijf 3] (" [bedrijf 3]
") en/of [medeverdachte 1] gericht aan [getuige 1] en/of
[bedrijf 7] ten bedrage van in totaal circa Euro 101.115,- (exclusief
btw) (te weten: D-0071 en/of D-0072/D-0008 en/of D-0073 en/of D-0074 en/of
D-0075 en/of D-0076),
en/of
vier (4), althans een of meer, factu(u)r(en) van [bedrijf 1] en/of
[medeverdachte 1] gericht aan [getuige 2] (al dan niet handelend onder de naam
" [bedrijf 8] ") ten bedrage van in totaal circa Euro 16.687,50
(exclusief btw) (te weten: D-0160 en/of D-0159 en/of D-0161 en/of D-0162),
en/of
drie (3), althans een of meer, factu(u)r(en) van [bedrijf 3] (" [bedrijf 3]
") en/of [medeverdachte 1] gericht aan [getuige 2] (al dan niet
handelend onder de naam " [bedrijf 8] ) ten bedrage van in totaal circa
Euro 9.125,- (exclusief btw) (te weten: D-0099/D-0011 en/of D-0100 en/of
D-0101)
en/of
vijf (5), althans een of meer factu(u)r(en) van [bedrijf 2] en/of
[medeverdachte 1] gericht aan [getuige 2] (al dan niet handelend onder de naam
" [bedrijf 8] ") ten bedrage van in totaal circa Euro 19.500,-
(exclusief btw) (te weten: D-0514 en/of D-0517 en/of D-0518 en/of D-0519 en/of
D-0516)
en/of
vijf (5), althans een of meer, factu(u)r(en) van [bedrijf 3] (" [bedrijf 3]
") en/of [medeverdachte 1] gericht aan [medeverdachte 2] en/of [bedrijf 9]
ten bedrage van in totaal circa Euro 116.500,- (exclusief btw) (te
weten: D-0109 en/of D-0110 en/of D-0111 en/of D-0112 en/of D-0113),
en/of
één (1) factuur van [bedrijf 3] (" [bedrijf 3] ") en/of [medeverdachte 1]
gericht aan [medeverdachte 2] en/of [bedrijf 10] ten bedrage van in
totaal circa Euro 26.000,- (exclusief btw) (te weten: D-0114)
zijnde telkens (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van
enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of doen opmaken en/of laten
opmaken en/of vervalst en/of doen vervalsen en/of laten vervalsen, immers
heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s) valselijk en/of in strijd
met de waarheid -zakelijk weergegeven-
op/in die factu(u)r(en) vermeld dat door [bedrijf 3] (" [bedrijf 3]
") en/of [medeverdachte 1] werkzaamheden en/of diensten (te weten:
"bedrijfskundig advies" en/of "coaching" en/of "coaching/advisering") zijn
verricht ten behoeve van/voor haar, verdachte (al dan niet handelend onder de
naam " [bedrijf 5] "), en/of [bedrijf 6] ,
terwijl in werkelijkheid die werkzaamheden en/of diensten niet, althans niet
in zijn geheel, door [bedrijf 3] (" [bedrijf 3] ") en/of [medeverdachte 1]
zijn verricht ten behoeve van/voor haar, verdachte (al dan niet
handelend onder de naam " [bedrijf 5] "), en/of [bedrijf 6]
en/of
op/in die factu(u)r(en) vermeld dat door [bedrijf 3] (" [bedrijf 3]
") en/of [medeverdachte 1] werkzaamheden en/of diensten (te weten:
"advisering") zijn verricht ten behoeve van/voor [betrokkene 3] en/of
[bedrijf 13] en/of [bedrijf 14]
, terwijl in werkelijkheid die werkzaamheden en/of diensten niet,
althans niet in zijn geheel, door [bedrijf 3] (" [bedrijf 3] ")
en/of [medeverdachte 1] zijn verricht ten behoeve van/voor [betrokkene 3]
en/of [bedrijf 13] en/of [bedrijf 14]
en/of
op/in die factu(u)r(en) vermeld dat door [bedrijf 3] (" [bedrijf 3]
") en/of [medeverdachte 1] werkzaamheden en/of diensten (te weten:
"advisering") zijn verricht ten behoeve van/voor [getuige 1] en/of
[bedrijf 7] , terwijl in werkelijkheid die werkzaamheden en/of diensten
niet, althans niet in zijn geheel, door [bedrijf 3] (" [bedrijf 3]
") en/of [medeverdachte 1] zijn verricht ten behoeve van/voor
[getuige 1] en/of [bedrijf 7]
en/of
op/in die factu(u)r(en vermeld dat door [bedrijf 1] en/of [medeverdachte 1]
werkzaamheden en/of diensten (te weten: "advies kredietverlening"
en/of "algemene coaching" en/of" kennisoverdracht inzake
privatebanking/effecten" en/of "adviseurschap" en/of "Aquisitiestrategie")
zijn verricht ten behoeve van/voor [getuige 2] (al dan niet handelend onder
de naam " [bedrijf 8] "), terwijl in werkelijkheid die werkzaamheden
en/of diensten niet, althans niet in zijn geheel, door [bedrijf 1]
en/of [medeverdachte 1] zijn verricht ten behoeve van/voor [getuige 2] (al dan
niet handelend onder de naam " [bedrijf 8] ")
en/of
op/in die factu(u)r(en) vermeld dat door [bedrijf 3] (" [bedrijf 3]
") en/of [medeverdachte 1] werkzaamheden en/of diensten (te weten:
"advisering beleggings- en privatebanking strategie" en/of "algemene
advisering assetmanagement") zijn verricht ten behoeve van/voor [getuige 2]
(al dan niet handelend onder de naam " [bedrijf 8] "), terwijl in
werkelijkheid die werkzaamheden en/of diensten niet, althans niet in zijn
geheel, door [bedrijf 3] (" [bedrijf 3] ") en/of [medeverdachte 1]
zijn verricht ten behoeve van/voor [getuige 2] (al dan niet
handelend onder de naam " [bedrijf 8] ")
en/of
op/in die factu(u)r(en) vermeld dat door [bedrijf 2] en/of [medeverdachte 1]
werkzaamheden en/of diensten (te weten: "advisering beleggings- en
privatebanking strategie") zijn verricht ten behoeve van/voor [getuige 2] (al
dan niet handelend onder de naam " [bedrijf 8] "), terwijl in
werkelijkheid die werkzaamheden en/of diensten niet, althans niet in zijn
geheel, door [bedrijf 2] en/of [medeverdachte 1] zijn verricht ten
behoeve van/voor [getuige 2] (al dan niet handelend onder de naam " [bedrijf 8]
")
en/of
op/in die factu(u)r(en) vermeld dat door [bedrijf 3] (" [bedrijf 3]
") en/of [medeverdachte 1] werkzaamheden en/of diensten (te weten:
"advisering" en/of "corporate finance advisering") zijn verricht ten behoeve
van/voor [medeverdachte 2] en/of [bedrijf 9] en/of [bedrijf 10] , terwijl
in werkelijkheid die werkzaamheden en/of diensten niet, althans niet in zijn
geheel, door [bedrijf 3] (" [bedrijf 3] ") en/of [medeverdachte 1]
zijn verricht ten behoeve van/voor [medeverdachte 2] en/of [bedrijf 9]
en/of [bedrijf 10]
en/of (telkens)
op/in die factu(u)r(en) (een) factuurbedrag(en) vermeld dat/die in
werkelijkheid geen, althans niet volledig, betrekking heeft/hebben op de in
die factu(u)r(en) vermelde(n) werkzaamheden en/of diensten,
zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en
onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken
en/of
zij in of omstreeks de periode van 30 november 2010 tot en met 12 februari
2013 te Sint-Michielsgestel, in elk geval in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk voorhanden
heeft gehad
vijf (5), althans een of meer, factu(u)r(en) van [bedrijf 3] (" [bedrijf 3]
") en/of [medeverdachte 1] gericht aan haar, verdachte (al dan
niet handelend onder de naam " [bedrijf 5] ") ten bedrage
van in totaal circa Euro 104.218.75 (exclusief btw) (D-0102/D-0013 en/of
D-0103 en/of D-0104/D-007 en/of D-0105 en/of D-0106),
en/of
twee (2), althans een of meer, factu(u)r(en) van [bedrijf 3] (" [bedrijf 3]
") en/of [medeverdachte 1] gericht aan haar, verdachte en/of aan
[bedrijf 6] ten bedrage van in totaal circa Euro 29.900,-
(exclusief btw) (D-0107 en/of D-0108),
zijnde telkens (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van
enig feit te dienen, terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) (telkens)
wis(en)t, althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat/die
geschrift(en) bestemd was/waren tot gebruik als ware dat/die geschrift(en)
echt en onvervalst, en bestaande die valsheid en/of vervalsing (telkens)
hierin
dat op/in die factu(u)r(en) is vermeld dat door [bedrijf 3] (" [bedrijf 3]
") en/of [medeverdachte 1] werkzaamheden en/of diensten (te weten:
"bedrijfskundig advies" en/of "coaching" en/of "coaching/advisering") zijn
verricht ten behoeve van/voor haar, verdachte (al dan niet handelend onder de
naam " [bedrijf 5] "), en/of [bedrijf 6] ,
terwijl in werkelijkheid die werkzaamheden en/of diensten niet, althans niet
in zijn geheel, door [bedrijf 3] (" [bedrijf 3] ") en/of [medeverdachte 1]
zijn verricht ten behoeve van/voor haar, verdachte (al dan niet
handelend onder de naam " [bedrijf 5] ") en/of [bedrijf 6]
en/of (telkens)
dat op/in die factu(u)r(en) (een) factuurbedrag(en) is/zijn vermeld dat/die in
werkelijkheid geen, althans niet volledig, betrekking heeft/hebben op de in
die factu(u)r(en) vermelde(n) werkzaamheden en/of diensten;
4 (niveau 1):
zij in of omstreeks de periode van 29 december 2010 tot en met 8 juni 2012 te
Sint-Michielsgestel en/of Leusden en/of Hilversum en/of Utrecht, in elk geval
in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen,(van) één of meer voorwerp(en), te weten een of een meer geldbedrag(en)
tot een totaal bedrag van circa Euro 134.118,75 (exclusief btw) (zie: o.a.
AH-049 en/of AH-059), bestaande uit,
circa Euro 104.218,75 (exclusief btw) (betaald (aan [medeverdachte 1] ) op basis
van de factu(u)(r(en) D-0102/D-0013 en/of D-0103 en/of D-0104/D-0007 en/of
D-0105 en/of D-0106)
en/of
circa Euro 29.900,- (exclusief btw) (betaald (aan [medeverdachte 1] ) op basis
van de factu(u)r(en) D-0107 en/of D-0108),
in elk geval enig(e) geldbedrag(en),
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding
en/of de de verplaatsing heeft/hebben verborgen/verhuld en/of heeft/hebben
verborgen/verhuld wie de rechthebbende op/het/de voorwerp(en)/geldbedrag(en)
was/waren en/of wie het/dat/die voorhanden heeft/hebben gehad
en/of dat/die voorwerp(en)/geldbedrag(en) voorhanden heeft/hebben gehad en/of
heeft/hebben verworven en/of heeft/hebben omgezet en/of heeft/hebben
overgedragen en/of van dat/die voorwerp(en)/geldbedrag(en) gebruik
heeft/hebben gemaakt,
terwijl zij, verdachte en/of haar mededader(s), (telkens) wist(en) dat dat/die
voorwerp(en)/geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of
middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) daarvan een gewoonte
heeft/hebben gemaakt;
Artikel 420bis/ter jo artikel 47 Wetboek van Strafrecht
art 420ter Wetboek van Strafrecht
art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
5 (niveau 1):
zij in of omstreeks de periode van 1 juli 2010 tot en met 11 februari 2013 te
Leusden en/of Sint-Michielsgestel en/of Hilversum en/of Utrecht en/of
Amsterdam en/of Haren (Groningen), in elk geval in Nederland, opzettelijk
heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een organisatieverband van
natuurlijke personen en/of rechtspersonen, bestaande uit o.a. haar, verdachte,
en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [bedrijf 6] en/of
[bedrijf 3] (" [bedrijf 3] ") en/of [bedrijf 1]
en/of [bedrijf 2] en/of [bedrijf 9] en/of [bedrijf 10] ,
welke organisatie tot oogmerk heeft/had het plegen van misdrijven, namelijk
onder meer
-oplichting van SNS Property Finance BV (met ingang van 1 januari 2014 genaamd
Propertize BV) en/of SNS Reaal NV (artikel 326 Wetboek van Strafrecht)
-verduistering in dienst betrekking bij SNS Property Finance BV en/of SNS
Reaal NV (artikel 321/322 Wetboek van Strafrecht)
-actieve en/of passieve niet-ambtelijke omkoping (artikel 328ter Wetboek van
Strafrecht)
-(gewoonte)witwassen (artikel 420bis/ter Wetboek van Strafrecht)
-valsheid in geschrifte (artikel 225 Wetboek van Strafrecht);
6 (niveau 2):
zij in of omstreeks de periode van 30 november 2010 tot en met 30 april 2012
te Utrecht en/of Hilversum en/of Sint-Michielsgestel en/of Leusden, in elk
geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen,
twee (2), althans een of meer , factu(u)r(en) van [bedrijf 3] (" [bedrijf 3]
") en/of [medeverdachte 1] gericht aan [medeverdachte 2] en/of
[bedrijf 11] ten bedrage van in totaal circa Euro 53.062,50
(exclusief btw) (te weten: D-0118 en/of D-0119),
en/of
vijf (5), althans een of meer, factu(u)r(en) van [bedrijf 3] (" [bedrijf 3]
") en/of [medeverdachte 1] gericht aan [medeverdachte 2] en/of [bedrijf 12]
ten bedrage van in totaal circa Euro 321.599,- (zonder btw)
(te weten: D-0091 en/of D-0092 en/of D-0093 en/of D-0094 en/of D-0095),
zijnde telkens (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van
enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of doen opmaken en/of laten
opmaken en/of vervalst en/of doen vervalsen en/of laten vervalsen, immers
heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s) valselijk en/of in strijd
met de waarheid -zakelijk weergegeven-
op/in die factu(u)r(en) vermeld dat door [bedrijf 3] (" [bedrijf 3]
") en/of [medeverdachte 1] werkzaamheden en/of diensten (te weten:
"corporate finance advies" en/of "advisering" en/of "corporate finance
advisering") zijn verricht ten behoeve van/voor [medeverdachte 2] en/of [bedrijf 11] en/of [bedrijf 12] , terwijl in werkelijkheid die werkzaamheden en/of diensten niet, althans niet in zijn geheel, door [bedrijf 3] (" [bedrijf 3] ") en/of [medeverdachte 1] zijn verricht ten behoeve van/voor [medeverdachte 2] en/of [bedrijf 11] en/of [bedrijf 12]
en/of (telkens)
op/in die factu(u)r(en) (een) factuurbedrag(en) vermeld dat/die in
werkelijkheid geen, althans niet volledig, betrekking heeft/hebben op de in
die factu(u)r(en) vermelde(n) werkzaamheden en/of diensten,
zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en
onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
Bijlage 2: De bewezenverklaring.

2.(niveau 1):

zij in
of omstreeksde periode van 29 december 2010 tot en met 8 juni 2012
teSint-Michielsgestel en/of Leusden en/of Hilversum en/of Utrecht, in elk gevalin Nederland,
(telkens
)aan iemand, te weten [medeverdachte 1] , die anders dan als ambtenaar,
werkzaam is in dienstbetrekking bij en/ofoptredend als lasthebber van SNS Property Finance BV
(met ingang van 1 januari 2014 genaamd Propertize BV) en/of SNS Reaal NV(in de functie van directieadviseur en/of lid van de directie en/of Chief Restructuring Officer
en/of Senior Strategisch Adviseur en/of consultant), naar aanleiding van hetgeen deze [medeverdachte 1]
in dienstbetrekking en/ofbij de uitvoering van diens last heeft gedaan
en/of nagelatendan wel zou doen
of nalaten, (telkens
)een belofte, te weten de toezegging /instemming om een vast gedeelte/bedrag per gewerkt/te declareren uur aan [medeverdachte 1] (en/of zijn bedrij(f)(ven)) te betalen en
/of een of meergift
(en
), te weten
een of meergeldbedrag
(en
)tot een totaal bedrag van circa Euro 134.118,75 (exclusief btw)
(zie: o.a. AH-049 en/of AH-059),
in elk geval enig(e) geldbedrag(en),heeft gedaan van die aard en
/ofonder zodanige omstandigheden dat zij, verdachte, redelijkerwijs moest aannemen dat die [medeverdachte 1] deze belofte en
/ofgift
(en
)in strijd met de goede trouw zou
/zalverzwijgen tegenover zijn
werkgever en/oflastgever;
3 (niveau 1):
zij in
of omstreeksde periode van 31 juli 2010 tot en met 30 april 2012
te
Utrecht en/of Hilversum en/of Sint-Michielsgestel en/of Leusden, in elk geval
in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen,
vijf (5)
, althans een of meer,factu
(u)r
(en
)van [bedrijf 3] (" [bedrijf 3]
")
en/of [medeverdachte 1]gericht aan
haar, verdachte (al dan
niet handelend onder de naam "[bedrijf 5]
"), ten
bedrage van in totaal circa Euro 104.218.75 (exclusief btw) (te weten:
D-0102/D-0013 en
/ofD-0103 en
/ofD-0104/D-0007 en
/ofD-0105 en
/ofD-0106),
en
/of
twee (2)
, althans een of meer,factu
(u)r
(en
)van [bedrijf 3] (" [bedrijf 3]
")
en/of [medeverdachte 1]gericht aan
haar, verdachte, en/of[bedrijf 6]
ten bedrage van in totaal Euro 29.900,- (exclusief btw)
(te weten: D-0107 en
/ofD-0108)
en
/of
twee (2)
, althans een of meerfactu
(u)r
(en
)van [bedrijf 3] (" [bedrijf 3]
")
en/of [medeverdachte 1]gericht aan
[betrokkene 3] en/of
[bedrijf 13] ten bedrage van in totaal circa Euro
65.600,- (exclusief btw) (te weten: D-0081 en
/ofD-0082/D-0009),
en
/of
vier (4)
, althans een of meerfactu
(u)r
(en
)van [bedrijf 3] (" [bedrijf 3]
")
en/of [medeverdachte 1]gericht aan
[betrokkene 3] en/of
[bedrijf 14] ten bedrage van in totaal Euro
138.450,- (exclusief btw) (te weten: D-0083 en
/ofD-0084 en
/ofD-0087 en
/of
D-0089)
en
/of
zes (6)
, althans een of meerfactu
(u)r
(en
)van [bedrijf 3] (" [bedrijf 3]
")
en/of [medeverdachte 1]gericht aan
[getuige 1] en/of
[bedrijf 7] ten bedrage van in totaal circa Euro 101.115,- (exclusief
btw) (te weten: D-0071 en
/ofD-0072/D-0008 en
/ofD-0073 en
/ofD-0074 en
/of
D-0075 en
/ofD-0076),
en
/of
vier (4
), althans een of meer,factu
(u)r
(en
)van [bedrijf 1]
en/of
[medeverdachte 1]gericht aan
[getuige 2] (al dan niet handelend onder de naam
"[bedrijf 8]
")ten bedrage van in totaal circa Euro 16.687,50
(exclusief btw) (te weten: D-0160 en
/ofD-0159 en
/ofD-0161 en
/ofD-0162),
en
/of
drie (3),
althans een of meer,factu
(u)r
(en
)van [bedrijf 3] (" [bedrijf 3]
")
en/of [medeverdachte 1]gericht aan
[getuige 2] (al dan niet
handelend onder de naam "[bedrijf 8]
)ten bedrage van in totaal circa
Euro 9.125,- (exclusief btw) (te weten: D-0099/D-0011 en
/ofD-0100 en
/of
D-0101)
en
/of
vijf (5)
, althans een of meerfactu
(u)r
(en
)van [bedrijf 2]
en/of
[medeverdachte 1]gericht aan
[getuige 2] (al dan niet handelend onder de naam
"[bedrijf 8]
")ten bedrage van in totaal circa Euro 19.500,-
(exclusief btw) (te weten: D-0514 en
/ofD-0517 en
/ofD-0518 en
/ofD-0519 en
/of
D-0516)
en
/of
vijf (5)
, althans een of meer,factu
(u)r
(en
)van [bedrijf 3] (" [bedrijf 3]
")
en/of [medeverdachte 1]gericht aan
[medeverdachte 2] en/of[bedrijf 9]
ten bedrage van in totaal circa Euro 116.500,- (exclusief btw) (te
weten: D-0109 en
/ofD-0110 en
/ofD-0111 en
/ofD-0112 en
/ofD-0113),
en
/of
één (1) factuur van [bedrijf 3] (" [bedrijf 3] ")
en/of [medeverdachte 1]
gericht aan
[medeverdachte 2] en/of[bedrijf 10] ten bedrage van in
totaal circa Euro 26.000,- (exclusief btw) (te weten: D-0114)
zijnde telkens
(een
)geschrift
(en)dat
/diebestemd was
/warenom tot bewijs van
enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt
en/of doen opmaken en/of laten
opmaken en/of vervalst en/of doen vervalsen en/of laten vervalsen,immers
heeft
/hebbenzij, verdachte,
en/of haar mededader(s)valselijk en
/ofin strijd
met de waarheid -zakelijk weergegeven-
op
/indie factu
(u)r
(en
)vermeld dat door [bedrijf 3] (" [bedrijf 3]
") en/of [medeverdachte 1] werkzaamheden en/of diensten (te weten:
"bedrijfskundig advies" en/of "coaching" en/of "coaching/advisering") zijn
verricht ten behoeve van/voor haar, verdachte (al dan niet handelend onder de
naam " [bedrijf 5] "), en/of [bedrijf 6] ,
terwijl in werkelijkheid die werkzaamheden en/of diensten niet
, althans niet
in zijn geheel,door [bedrijf 3] (" [bedrijf 3] ") en/of [medeverdachte 1]
zijn verricht ten behoeve van/voor haar, verdachte (al dan niet
handelend onder de naam " [bedrijf 5] "), en/of [bedrijf 6]
en
/of
op
/indie factu
(u)r
(en
)vermeld dat door [bedrijf 3] (" [bedrijf 3]
") en/of [medeverdachte 1] werkzaamheden en/of diensten (te weten:
"advisering") zijn verricht ten behoeve van/voor [betrokkene 3] en/of
[bedrijf 13] en/of [bedrijf 14]
, terwijl in werkelijkheid die werkzaamheden en/of diensten niet,
althans niet in zijn geheel,door [bedrijf 3] (" [bedrijf 3] ")
en/of [medeverdachte 1] zijn verricht ten behoeve van/voor [betrokkene 3]
en/of [bedrijf 13] en/of [bedrijf 14]
en
/of
op
/indie factu
(u)r
(en
)vermeld dat door [bedrijf 3] (" [bedrijf 3]
") en/of [medeverdachte 1] werkzaamheden en/of diensten (te weten:
"advisering") zijn verricht ten behoeve van/voor [getuige 1] en/of
[bedrijf 7] , terwijl in werkelijkheid die werkzaamheden en/of diensten
niet
, althans niet in zijn geheel,door [bedrijf 3] (" [bedrijf 3]
") en/of [medeverdachte 1] zijn verricht ten behoeve van/voor
[getuige 1] en/of [bedrijf 7]
en
/of
op
/indie factu
(u)r
(en
)vermeld dat door [bedrijf 1] en/of [medeverdachte 1]
werkzaamheden en/of diensten (te weten: "advies kredietverlening"
en/of "algemene coaching" en/of" kennisoverdracht inzake
privatebanking/effecten" en/of "adviseurschap" en/of "Aquisitiestrategie")
zijn verricht ten behoeve van/voor [getuige 2] (al dan niet handelend onder
de naam " [bedrijf 8] "), terwijl in werkelijkheid die werkzaamheden
en/of diensten niet
, althans niet in zijn geheel,door [bedrijf 1]
en/of [medeverdachte 1] zijn verricht ten behoeve van/voor [getuige 2] (al dan
niet handelend onder de naam " [bedrijf 8] ")
en
/of
op
/indie factu
(u)r
(en
)vermeld dat door [bedrijf 3] (" [bedrijf 3]
") en/of [medeverdachte 1] werkzaamheden en/of diensten (te weten:
"advisering beleggings- en privatebanking strategie" en/of "algemene
advisering assetmanagement") zijn verricht ten behoeve van/voor [getuige 2]
(al dan niet handelend onder de naam " [bedrijf 8] "), terwijl in
werkelijkheid die werkzaamheden en/of diensten niet
, althans niet in zijn
geheel,door [bedrijf 3] (" [bedrijf 3] ") en/of [medeverdachte 1]
zijn verricht ten behoeve van/voor [getuige 2] (al dan niet
handelend onder de naam " [bedrijf 8] ")
en
/of
op
/indie factu
(u)r
(en
)vermeld dat door [bedrijf 2] en/of [medeverdachte 1]
werkzaamheden en/of diensten (te weten: "advisering beleggings- en
privatebanking strategie") zijn verricht ten behoeve van/voor [getuige 2] (al
dan niet handelend onder de naam " [bedrijf 8] "), terwijl in
werkelijkheid die werkzaamheden en/of diensten niet
, althans niet in zijn
geheel,door [bedrijf 2] en/of [medeverdachte 1] zijn verricht ten
behoeve van/voor [getuige 2] (al dan niet handelend onder de naam " [bedrijf 8]
")
en
/of
op
/indie factu
(u)r
(en
)vermeld dat door [bedrijf 3] (" [bedrijf 3]
") en/of [medeverdachte 1] werkzaamheden en/of diensten (te weten:
"advisering" en/of "corporate finance advisering") zijn verricht ten behoeve
van/voor [medeverdachte 2] en/of [bedrijf 9] en/of [bedrijf 10] , terwijl
in werkelijkheid die werkzaamheden en/of diensten niet
, althans niet in zijn
geheel,door [bedrijf 3] (" [bedrijf 3] ") en/of [medeverdachte 1]
zijn verricht ten behoeve van/voor [medeverdachte 2] en/of [bedrijf 9]
en/of [bedrijf 10]
en
/of (telkens
)
op
/indie factu
(u)r
(en
) (een)factuurbedrag
(en
)vermeld
dat/die in
werkelijkheid geen
, althans niet volledig,betrekking
heeft/hebben op de in
die factu
(u)r
(en
)vermelde
(n)werkzaamheden en/of diensten,
zulks
(telkens
)met het oogmerk om dat
/diegeschrift
(en)als echt en
onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken
en
/of
zij in
of omstreeksde periode van 30 november 2010 tot en met 12 februari
2013
te Sint-Michielsgestel, in elk gevalin Nederland,
tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen,opzettelijk voorhanden
heeft gehad
vijf (5)
, althans een of meer,factu
(u)r
(en
)van [bedrijf 3] (" [bedrijf 3]
")
en/of [medeverdachte 1] gericht aan haar, verdachte (al dan
niet handelend onder de naam "[bedrijf 5]
")ten bedrage
van in totaal circa Euro 104.218.75 (exclusief btw) (D-0102/D-0013 en
/of
D-0103 en
/ofD-0104/D-007 en
/ofD-0105 en
/ofD-0106),
en
/of
twee (2)
, althans een of meer,factu
(u)r
(en
)van [bedrijf 3] (" [bedrijf 3]
")
en/of [medeverdachte 1]gericht aan
haar, verdachte en/of aan
[bedrijf 6] ten bedrage van in totaal circa Euro 29.900,-
(exclusief btw) (D-0107 en
/ofD-0108),
zijnde telkens
(een
)geschrift(en) dat
/diebestemd was
/warenom tot bewijs van
enig feit te dienen, terwijl zij, verdachte
, en/of haar mededader(s) (telkens
)
wist
(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden,dat dat
/die
geschrift
(en)bestemd was
/warentot gebruik als ware dat
/diegeschrift
(en)
echt en onvervalst, en bestaande die valsheid
en/of vervalsing (telkens
)
hierin
dat op
/indie factu
(u)r
(en
)is vermeld dat door [bedrijf 3] (" [bedrijf 3]
") en/of [medeverdachte 1] werkzaamheden en/of diensten (te weten:
"bedrijfskundig advies" en/of "coaching" en/of "coaching/advisering") zijn
verricht ten behoeve van/voor haar, verdachte (al dan niet handelend onder de
naam " [bedrijf 5] "), en/of [bedrijf 6] ,
terwijl in werkelijkheid die werkzaamheden en/of diensten niet
, althans niet
in zijn geheel,door [bedrijf 3] (" [bedrijf 3] ") en/of [medeverdachte 1]
zijn verricht ten behoeve van/voor haar, verdachte (al dan niet
handelend onder de naam " [bedrijf 5] ") en/of [bedrijf 6]
en
/of (telkens
)
dat op
/indie factu
(u)r
(en
) (een)factuurbedrag
(en
) is/zijn vermeld
dat/die in
werkelijkheid geen
, althans niet volledig,betrekking
heeft/hebben op de in
die factu
(u)r
(en
)vermelde
(n)werkzaamheden en/of diensten;
6 (niveau 2):
zij in
of omstreeksde periode van 30 november 2010 tot en met 30 april 2012
te Utrecht en/of Hilversum en/of Sint-Michielsgestel en/of Leusden, in elk
gevalin Nederland
, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen,
twee (2)
, althans een of meer ,factu
(u)r
(en
)van [bedrijf 3] (" [bedrijf 3]
")
en/of [medeverdachte 1]gericht aan
[medeverdachte 2] en/of
[bedrijf 11] ten bedrage van in totaal circa Euro 53.062,50
(exclusief btw) (te weten: D-0118 en
/ofD-0119),
en
/of
vijf (5)
, althans een of meer,factu
(u)r
(en
)van [bedrijf 3] (" [bedrijf 3]
")
en/of [medeverdachte 1]gericht aan
[medeverdachte 2] en/of[bedrijf 12]
ten bedrage van in totaal circa Euro 321.599,- (zonder btw)
(te weten: D-0091 en
/ofD-0092 en
/ofD-0093 en
/ofD-0094 en
/ofD-0095),
zijnde telkens
(een
)geschrift
(en)dat
/diebestemd was
/warenom tot bewijs van
enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt
en/of doen opmaken en/of laten
opmaken en/of vervalst en/of doen vervalsen en/of laten vervalsen,immers
heeft
/hebbenzij, verdachte,
en/of haar mededader(s)valselijk en
/ofin strijd
met de waarheid -zakelijk weergegeven-
op
/indie factu
(u)r
(en
)vermeld dat door [bedrijf 3] (" [bedrijf 3]
") en/of [medeverdachte 1] werkzaamheden en/of diensten (te weten:
"corporate finance advies" en/of "advisering" en/of "corporate finance
advisering") zijn verricht ten behoeve van/voor [medeverdachte 2] en/of [bedrijf 11] en/of [bedrijf 12] , terwijl in werkelijkheid die werkzaamheden en/of diensten niet
, althans niet in zijn geheel,door [bedrijf 3] (" [bedrijf 3] ") en/of [medeverdachte 1] zijn verricht ten behoeve van/voor
[medeverdachte 2] en/of [bedrijf 11] en/of [bedrijf 12]
en
/of (telkens
)
op
/indie factu
(u)r
(en) (een) factuurbedrag
(en
)vermeld
dat/die in
werkelijkheid geen
, althans niet volledig,betrekking
heeft/hebben op de in
die factu
(u)r
(en
)vermelde
(n)werkzaamheden en/of diensten,
zulks
(telkens
)met het oogmerk om dat
/diegeschrift
(en
)als echt en
onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken.
Bijlage 3: Bewijsmiddelenoverzicht facturen

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende FIOD dossier, nummer 51693, bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering (onderzoek Mount Nepal, inhoudende 28 ordners). Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. AH staat voor ambtshandeling, ZPV staat voor zaaksproces-verbaal, V staat voor proces-verbaal van verhoor verdachte en G staat voor proces-verbaal verhoor getuige. Waar wordt verwezen naar D betreft het andere geschriften als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, van het Wetboek van Strafvordering.
2.[bedrijf 1] : D-0167, [bedrijf 2] : D-1342 en [bedrijf 3] : D-0152
3.D-0186, pagina 2
4.D-0187, pagina 1
5.AH-059, pagina 6 en 7
6.V05-01, pagina 4
7.V05-02, pagina 3
8.V05-05, pagina 5
9.V01-02, pagina 5
10.AH-059, pagina 8
11.V05-01, pagina 4
12.V05-01, pagina 3
13.V05-01, pagina 6
14.V05-02, pagina 8
15.V05-01, pagina 6
16.Het proces-verbaal van verhoor getuige [verdachte] bij de rechter-commissaris op 15 september 2015, pagina 7
17.Het proces-verbaal van verhoor getuige [verdachte] bij de rechter-commissaris op 15 september 2015, pagina 11
18.V05-01, pagina 7
19.V01-02, pagina 6
20.V01-02, pagina 7
21.V01-06, pagina 2
22.Bijlage II: bewijsmiddelenoverzicht facturen
23.AH-049, pagina 2
24.D-0057
25.Bijlage II: bewijsmiddelenoverzicht facturen
26.V05-05, pagina 9
27.D-0030
28.V05-02, pagina 5
29.Bijlage II: bewijsmiddelenoverzicht facturen
30.V02-01, pagina 9
31.V02-01, pagina 10
32.V01-05, pagina 3
33.V01-10, pagina 3
34.V02-04, pagina 4
35.V01-02, pagina 7
36.Bijlage II: bewijsmiddelenoverzicht facturen
37.V03-02, pagina 6
38.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] bij de rechter-commissaris op 10 september 2015, pagina 4
39.V01-05, pagina 3
40.V01-10, pagina 3
41.V03-01, pagina 6
42.V03-01, pagina 7
43.V01-02, pagina 7
44.Bijlage II: bewijsmiddelenoverzicht facturen
45.AH-049, pagina 2
46.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] bij de rechter-commissaris op 26 augustus 2015, pagina 4
47.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] bij de rechter-commissaris op 26 augustus 2015, pagina 5
48.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] bij de rechter-commissaris op 26 augustus 2015, pagina 14
49.V01-02, pagina 7
50.Bijlage II: bewijsmiddelenoverzicht facturen
51.V01-10, pagina 4
52.D-0258, pagina 2
53.D-0258, pagina 2
54.V04-05, pagina 5
55.Bijlage II: bewijsmiddelenoverzicht facturen
56.AH-049, pagina 21
57.AH-049, pagina 2
59.OPV-01, pagina 8
60.Overweging 3.8.11 uit de uitspraak van het Hof Den Bosch afdeling civiel recht, gepubliceerd
61.Overweging 3.8.12 uit de uitspraak van het Hof Den Bosch afdeling civiel recht, gepubliceerd