Uitspraak
[appellant],
[geïntimeerde],
1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
- de memorie van grieven (met producties);
- de memorie van antwoord.
2.2. De vaststaande feiten
2.2 Op basis van een offerte van 20 oktober 2014 zijn partijen met [appellant] als opdrachtgever en [geïntimeerde] als opdrachtnemer op 13 maart 2015 een overeenkomst van aanneming van werk met elkaar aangegaan. De overeenkomst hield kort gezegd in dat [geïntimeerde] de, verwilderde, tuin van [appellant] zou leeghalen en opnieuw zou aanleggen, dat hij straatwerk zou aanbrengen en een schutting en een poort bij de woning van [appellant] zou maken. Partijen kwamen een aanneemsom van € 8.557,69 inclusief btw overeen.
"
Uw heeft vrijdag 24 april toegezegd dat u zondag groot gedeelte zou betalen factuur van uw tijd. Weer heeft u niet aan uw woord gehouden en OOK niet gebeld of gemaild waarom dat niet gelukt is terwijl wel per telefoon gesprek en SMS dat hebben afgesproken. Vandaag is 29 en nog steeds niet ontvangen. Ook aan uw deur geweest nadat u mijn vrouw lelijk te woord stond. Nu zegt u dat u niet tevreden bent met de werkzaamheden in uw tuin. Ik heb
Hallo heer [appellant]
In de week van d.d. 18 mei t/m 23 mei wordt er door ondergetekende een bedrag
Naar aanleiding van uw bezoek zaterdag 23 mei ter adresse bovengenoemd, het
"Hierbij kom ik terug op de aanleg van mijn tuin in de [a-straat] te [A] .(…)dan de kwaliteit van de werkzaamheden.SCHUTTING- Schutting staat scheef(…)Deze schutting is een AANFLUITING en ik schaam me voor het door jullie veroorzaakte resultaat.TUINHEK- Het tuinhek voor staat los van het huis en waait heen en weer(…)Dit gehele tuinhekje is beschamend aangelegdBESTRATING- Begint inmiddels verzakking te vertonen.(…)-Resultaat: KNOEIWERK (lange halen, gauw thuis)!!!Borders- Nauwelijks zwarte aarde aangelegd waardoor er geen goede reden voor groei zal ontstaan. Minimaal 30cm aardebed moet worden aangelegd om bomen, struiken en planten tot wasdom te laten komen
3.De vorderingen en de beslissing in eerste aanleg
3.3 Nadat de kantonrechter een comparitie van partijen had gelast en deze comparitie had plaatsgevonden, heeft hij in het vonnis van 4 mei 2016 de vorderingen in conventie toegewezen en in reconventie afgewezen, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten in conventie en in reconventie. Aan dit oordeel heeft de kantonrechter allereerst ten grondslag gelegd dat onvoldoende onderbouwd is dat [geïntimeerde] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen. Bovendien heeft [appellant] volgens de kantonrechter [geïntimeerde] ten onrechte niet in gebreke gesteld voordat hij met zijn e-mailbericht van 1 juni 2015 de overeenkomst ontbond. Ook om die reden slaagt het beroep op buitengerechtelijke ontbinding niet, aldus de kantonrechter.
4.De bespreking van de grieven
grieven I tot en met IV, die met elkaar samenhangen en die door het hof om die reden gezamenlijk zullen worden behandeld, komt [appellant] op tegen het hiervoor door het hof weergegeven oordeel van de kantonrechter. Bij de bespreking van de grieven stelt het hof het volgende voorop.
grief V, die gericht is tegen de proceskostenveroordeling faalt, nu deze grief geen zelfstandige betekenis heeft.
- overigens zonder dat deugdelijk te onderbouwen - af te wijken van het liquidatietarief.
5.De beslissing
5 juni 2018.