ECLI:NL:GHARL:2018:5029

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
31 mei 2018
Publicatiedatum
4 juni 2018
Zaaknummer
200.232.063/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot eenmalige schenking onder bewind van de rechthebbende

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot machtiging voor een eenmalige schenking door de bewindvoerders van een rechthebbende. De rechthebbende, geboren in 1929, verblijft sinds 22 maart 2016 in een verzorgingstehuis. Haar vermogen is onder bewind gesteld, en de bewindvoerders, haar zonen, hebben verzocht om toestemming om een schenking van in totaal € 161.216,-- te doen aan de drie nog levende kinderen en de kleinkinderen van de rechthebbende. De kantonrechter had dit verzoek eerder afgewezen, maar de bewindvoerders zijn in hoger beroep gegaan.

Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. Het hof heeft vastgesteld dat er in het verleden schenkingen zijn gedaan door de rechthebbende en haar echtgenoot, maar dat de omvang van de huidige schenkingen niet in lijn is met de eerder geschonken bedragen. Desondanks heeft het hof geoordeeld dat er bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat van de hoofdregel van een schenkingstraditie kan worden afgeweken. Het hof heeft daarbij de leeftijd van de rechthebbende en de omvang van haar resterende vermogen in overweging genomen.

Uiteindelijk heeft het hof besloten de beschikking van de kantonrechter te vernietigen en de bewindvoerders machtiging te verlenen voor de gevraagde schenkingen, waarbij de schenkingen aan de kinderen en kleinkinderen zijn verdeeld. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.232.063/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 6401414 TB VERZ 17-12484)
beschikking van 31 mei 2018
inzake

1.[verzoeker1] ,

hierna te noemen: (de zoon) [verzoeker1] ,
2. [verzoeker2] ,
hierna te noemen: (de zoon) [verzoeker2] ,
verzoekers in hoger beroep, gezamenlijk te noemen:
de bewindvoerders,
in deze zaak beiden woonplaats kiezende ten kantore van hun advocaat,
advocaat: mr. M. Meijer te Apeldoorn.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[de rechthebbende] ,
wonende te [A] ,
verder te noemen: de rechthebbende dan wel de moeder.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 23 oktober 2017, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 22 januari 2018.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 16 april 2018 plaatsgevonden. Verschenen is [verzoeker1] , bijgestaan door mr. Meijer.
Mr. Meijer heeft een pleitnotitie overgelegd.

3.De feiten

3.1
De rechthebbende is geboren [in] 1929.
Sinds 22 maart 2016 verblijft de rechthebbende in een verzorgingstehuis in [A] .
De rechthebbende en haar [in] 2016 overleden echtgenoot hebben vijf kinderen gekregen: [verzoeker1] , [B] , [C] , [verzoeker2] en [D] . [B] is [in] 1989 overleden zonder achterlating van kinderen. [D] is [in] 2013 overleden met achterlating van drie kinderen (hier verder te noemen: de kleinkinderen), die inmiddels meerderjarig zijn.
3.2
Bij beschikking van de kantonrechter van 25 mei 2016 zijn alle tegenwoordige en toekomstige goederen van de rechthebbende onder bewind gesteld. [verzoeker1] en [verzoeker2] zijn tot bewindvoerders benoemd.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter het verzoek van de bewindvoerders om machtiging te verlenen om uit het vermogen van de rechthebbende een schenking te doen aan de drie nog levende kinderen en de drie kleinkinderen van de rechthebbende, van in totaal (4x € 40.304,-- =) € 161.216,--, afgewezen.
4.2
De bewindvoerders zijn - onder aanvoering van gronden - in hoger beroep gekomen van de beschikking van 23 oktober 2017. Zij verzoeken het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, hun verzoek om machtiging te verlenen tot het doen van een schenking van € 161.216,-- namens de moeder aan de drie kinderen en de drie kleinkinderen, alsnog toe te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:441 lid 2 onder a van het Burgerlijk Wetboek behoeft de bewindvoerder toestemming van de rechthebbende of, indien deze daartoe niet in staat of weigerachtig is, machtiging van de kantonrechter voor het beschikken over een onder het bewind staand goed, tenzij de handeling als gewone beheersdaad kan worden beschouwd of krachtens rechterlijk bevel geschiedt.
5.2
Bij de beoordeling van een verzoek als het onderhavige pleegt in de regel acht te worden geslagen op de “Aanbevelingen meerderjarigenbewind” (hierna: de aanbevelingen), zoals deze door het LOVCK (Landelijk Overleg Vakinhoud Civiel en Kanton) met het oog op de gewenste uniformering in de rechtstoepassing binnen de bewindspraktijk zijn vastgesteld.
5.3
Op grond van de aanbevelingen geldt als hoofdregel dat het doen van schenkingen namens een rechthebbende die zijn wil niet kan bepalen slechts wordt toegestaan, indien er een schenkingstraditie wordt aangetoond. Een dergelijke schenkingstraditie kan worden afgeleid uit aangetoonde repeterende handelingen van de rechthebbende voorafgaand aan de instelling van het bewind. Ook als sprake is van een schenkingstraditie wordt een schenking in beginsel niet toegestaan als het liquide vermogen van een rechthebbende door de schenking minder wordt dan € 30.000,--. Vanwege bijzondere, door de bewindvoerder aan te voeren omstandigheden, kan van de hoofdregel worden afgeweken indien het belang van de rechthebbende dat vereist, dan wel indien de schenking de leefomgeving van de rechthebbende verbetert.
5.4
Het hof betrekt in zijn overwegingen het volgende.
In de periode 1989 - 1993 hebben de vader en de moeder aan [C] , [verzoeker2] , [D] en [verzoeker1] jaarlijks fl 2.000 geschonken.
In 2015 zijn door de ouders drie schenkingen gedaan, aan [C] , [verzoeker2] en [verzoeker1] , van elk € 4.000,-- . In maart 2016 zijn bedragen van € 5.300,-- geschonken, wederom aan [verzoeker1] , [C] en [verzoeker2] . Er zijn in 2015 en 2016 geen schenkingen aan de echtgenoot van hun overleden zus [D] gedaan. Dit - zoals door de bewindvoerders is toegelicht - omdat er onmin was tussen de ouders en de zwager en één van de kleinkinderen uit het gezin van deze zwager en zus [D] op het moment van de schenkingen nog minderjarig was. Er is volgens de bewindvoerders door de ouders voor gekozen pas te gaan schenken op het moment dat al deze kleinkinderen meerderjarig zouden zijn.
De bewindvoerders hebben in hoger beroep voldoende nader onderbouwd gesteld dat sprake is van een aanzienlijk vermogen. Door de verkoop van de eigen woning is op 22 december 2016 het vermogen van de rechthebbende toegenomen met een bedrag van € 325.000,-- en dit bedraagt nu circa € 420.000,--. Uit het in het geding gebrachte, grondig onderbouwde financiële rapport d.d. 16 oktober 2017 van het bureau [E] te [F] (met daarin de tot en met het jaar 2028 doorberekende vermogensontwikkeling van de rechthebbende) blijkt dat het vermogen van de rechthebbende door de schenkingen weliswaar zal afnemen, maar dat het vermogen zodanig groot is dat de ontsparingen in verband met de kosten van levensonderhoud en de eigen bijdrage CAK ruimschoots kunnen worden opgevangen. Blijkens de berekeningen hebben de schenkingen tot en met 2023 geen invloed op de hoogte van de eigen bijdrage.
De kleinkinderen zijn thans in de leeftijd van 18 t/m 33 jaar. Zij zitten of komen nu in een fase waarin zij geld nodig hebben voor het aangaan van financiële verplichtingen, zoals de aankoop van een huis of de aflossing daarvan, de kosten voor het behalen van een rijbewijs, de aanschaf van een auto of het bekostigen van een studie. De bewindvoerders zijn er dan ook van overtuigd dat deze schenkingen in lijn zijn met de ideeën en gevoelens van de moeder hierover. Het is volgens de bewindvoerders de wens van hun moeder om schenkingen (te blijven) doen aan de drie kinderen en nu ook de kleinkinderen. [verzoeker1] heeft desgevraagd ter zitting verklaard de beoogde schenkingen met de moeder meerdere malen te hebben besproken en dat zij op het plan om te schenken - hoewel haar emoties en enthousiasme in verband met voortschrijdende dementie wel vlakker zijn dan een tijdje geleden - positief heeft gereageerd.
5.5
Er kan naar het oordeel van het hof, gezien de (geringere) omvang van de eerder geschonken bedragen, afgezet tegen de hoogte van de thans verzochte schenkingen, niet gesproken worden van een schenkingstraditie waar de verzochte schenkingen bij aansluiten. Toch ziet het hof, gelet op de bijzondere omstandigheden, in het onderhavige geval reden om af te wijken van de hoofdregel uit de aanbevelingen dat schenkingen slechts worden toegestaan indien er een schenkingstraditie is. Het hof is van oordeel dat in het onderhavige geval de door de bewindvoerders te beschermen vermogensrechtelijke belangen van de rechthebbende niet worden geschaad wanneer de schenkingen eenmalig worden toegestaan zoals verzocht. Het hof betrekt bij dit oordeel de leeftijd van de rechthebbende en de omvang van het na de schenkingen resterende vermogen van de rechthebbende.
5.6
Het hof is daarom van oordeel dat machtiging verleend dient te worden voor de verzochte vier schenkingen van € 40.304,-- per schenking (totaal € 161.216,--), waarvan drie aan de nog levende kinderen van de rechthebbende en één aan de drie kinderen van de overleden dochter, aldus dat elk van hen een derde daarvan krijgt.
5.7
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof de bestreden beschikking vernietigen en beslissen als volgt.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 23 oktober 2017, en opnieuw beschikkende:
verleent de bewindvoerders machtiging tot het doen van schenkingen ten laste van het vermogen van de rechthebbende aan ieder van haar kinderen voor een bedrag van € 40.304,-- per kind, ofwel in totaal € 120.912,-- en aan ieder van de kinderen van haar overleden dochter [D] voor een bedrag van € 13.434,67 per kind, ofwel in totaal € 40.304,--;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. G. Jonkman, mr. I.A. Vermeulen en mr. M.E. Allegro, bijgestaan door mr. M. Marsnerova als griffier, en is op 31 mei 2018 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.