Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
stichting Samen Veilig Midden-Nederland,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezag van de ouders over hun minderjarige dochter, [de minderjarige2]. De ouders, de vader en de moeder, zijn gezamenlijk belast met het gezag over [de minderjarige1] en [de minderjarige2], maar door de problematische opvoedingssituatie is het gezag van de ouders in het geding. De vader heeft in hoger beroep vier grieven ingediend tegen de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, die op 20 september 2017 het gezag van de ouders over [de minderjarige2] heeft beëindigd en de gecertificeerde instelling (GI) tot voogd heeft benoemd.
De moeder heeft incidenteel hoger beroep ingesteld en verzoekt de beslissing van de rechtbank te vernietigen voor wat betreft de beëindiging van haar gezag. Het hof heeft de belangen van het kind vooropgesteld en vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [de minderjarige2] te dragen. De raad voor de kinderbescherming heeft een rapport opgesteld waarin de noodzaak van een gezagbeëindigende maatregel is onderbouwd.
Het hof heeft geconcludeerd dat de beëindiging van het gezag noodzakelijk is voor de ontwikkeling en stabiliteit van [de minderjarige2]. De ouders zijn al jaren niet verantwoordelijk voor haar opvoeding en het is in haar belang dat er duidelijkheid komt over haar toekomstperspectief. De pleegouders zijn haar primaire hechtingsfiguren en het hof acht het van groot belang dat zij bij hen kan blijven opgroeien. De beslissing van het hof is in lijn met de artikelen 1:266 BW en de internationale verdragen inzake de rechten van het kind, waarbij de belangen van het kind voorop staan. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd.