De raad heeft ter zitting in eerste aanleg verklaard dat voor de raad vaststaat dat de moeder oprechte angst heeft voor kinderontvoering. Het hof is - evenals de raad, [C] en de rechtbank - op grond van de stukken en de indruk die het hof ter zitting van de moeder heeft gekregen van oordeel dat de moeder authentiek is in haar angst. Het hof merkt hierbij op dat, anders dan de vader lijkt te veronderstellen, niet doorslaggevend is of deze angst objectief gerechtvaardigd is. Uit het dossier en het verhandelde ter zitting zijn een aantal gebeurtenissen en omstandigheden naar voren gekomen, op grond waarvan het hof van oordeel is dat de angst van de moeder reëel is.
Zo is gebleken dat de vader de ontbinding van het tweede islamitische huwelijk tussen de moeder en hem, nog altijd niet heeft geregeld. Dit terwijl hij weet dat dit voor de moeder een heel belangrijke kwestie is onder meer vanwege de risico's op eerwraak. Het hof stelt vast dat de vader verschillende, tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd met betrekking tot de vraag waarom het huwelijk nog niet is ontbonden. Voor zover de vader zich op het standpunt heeft gesteld dat dit te wijten is aan de moeder, merkt het hof op dat ter zitting in hoger beroep is gebleken dat - evenals bij de ontbinding van het eerste islamitische huwelijk van partijen - de medewerking van de moeder niet nodig is voor de ontbinding. In zoverre zijn er dus geen belemmeringen voor de vader om het huwelijk te ontbinden.
Verder heeft de vader erkend dat hij in strijd met zijn eerdere beloften op de zitting aan de rechter naar de school van [de minderjarige] is geweest om [de minderjarige] te zien. Uit de aanvulling op het eindverslag van [C] blijkt dat de school bij [C] heeft aangegeven dat het onverwachte bezoek van de vader op het schoolplein en het feit dat de vader de school is binnengelopen bij verschillende mensen voor onrust heeft gezorgd, dat de moeder in paniek was en dat de school zich zorgen maakt dat [de minderjarige] last zal krijgen van de spanning die deze gebeurtenis met zich bracht. Ter zitting in hoger beroep heeft de moeder onweersproken verklaard dat de vader na deze gebeurtenis nog een aantal keren onverwacht bij de school is geweest.
Ook heeft de vader - eveneens in strijd met de gemaakte afspraken en gedane beloftes - tijdens een begeleid omgangsmoment bij [C] familieleden gebeld en hen met [de minderjarige] in contact gebracht. Het hof is van oordeel dat - los van de vraag of de vader bekend was met de hiervoor gemaakte afspraken - de vader hiermee geen inzicht toont welke impact een dergelijk belcontact op [de minderjarige] kan hebben. De vader geeft hiermee evenmin blijk van inzicht dat dergelijk handelen de angst van de moeder versterkt.
Daarnaast acht het hof het niet bevorderlijk voor het vertrouwen van de moeder in de vader dat de vader onduidelijke en wisselende verklaringen doet over de verblijfplaats van zijn huidige partner en hemzelf. Op dit moment zou zijn huidige partner in het Verenigd Koninkrijk verblijven, zou hijzelf een zelfstandige woonruimte in Nederland hebben en zou het zijn bedoeling zijn om zijn partner naar Nederland te laten komen. Het is voor het hof niet duidelijk geworden op welke (legale) manier de vader dit wil bereiken. Het hof acht het dan ook invoelbaar dat de angst van de moeder dat de vader en/of [de minderjarige] naar Irak zullen gaan, blijft voortbestaan. De moeder heeft hierover voorts aangegeven dat het haar vertrouwen zou geven wanneer de vader helder tegen haar is over waar hij woont en wanneer het inderdaad zo is dat de vader met zijn huidige vrouw een toekomst in Nederland wil opbouwen, hij daar ook naar handelt.
Verder heeft de vader erkend dat de zus van de moeder gescheiden is en dat haar kind op dit moment in Irak woont bij de vader van het kind. Hierdoor vreest de moeder te meer dat [de minderjarige] hetzelfde zal overkomen.
Bovendien heeft de vader erop aangedrongen dat [de minderjarige] op de dag dat de moeder zou bevallen van de tweeling, bij haar oma (mz) zou verblijven. Dit terwijl hij weet dat de moeder vreest dat hun familie [de minderjarige] zal ontvoeren. De vader toont ook hiermee geen begrip voor de (angst)gevoelens van de moeder.