Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
De totale vergoeding van de schade bedraagt nooit meer dan de werkelijke gemaakte kosten.’niet van toepassing is en zij heeft afgezien van de voorgeschreven overlegging van de nota’s. Die erkenning strookt met het feit dat, zoals hiervoor overwogen, vanwege de omstandigheid dat de schadetaxatie diende te worden en is geënt op een voortaxatie de mogelijkheid aanwezig is dat een verzekerde in een voordeliger positie raakt en dus meer wordt vergoed dan de werkelijk gemaakte kosten. Die omstandigheid is door partijen voorzien. Nu de artikelen 10 lid 3 BGA 07-1 en 11 lid 5 BE 07-1 derhalve niet zijn geschreven voor de situatie waarbij de schadetaxatie diende te worden en is geënt op een voortaxatie, komt ASR geen beroep toe op deze bepalingen, ook niet voor een gedeelte. Het hof neemt daarbij mede in aanmerking dat als ASR deze voorwaarde (vergoeding in termijnen) aan [appellant] had willen stellen, dan had zij deze bepaling – mede vanwege de voorzienbaar zware financiële last voor [appellant] – dan op duidelijke en kenbare wijze aan [appellant] had moeten voorhouden en niet moeten opnemen in een deels niet op de situatie van [appellant] toegesneden bepaling. Het voorgaande betekent tevens dat het recht op schadevergoeding er evenmin van afhangt of [appellant] de woning binnen de in de bijzondere polisvoorwaarden genoemde (inmiddels verlengde) termijn herbouwt in de zin van deze polisvoorwaarden.