Uitspraak
Ludinga,
Accolade,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
2 februari 2004 van Arqin aan Ludinga, de door Arqin en Ludinga op 6 juli 2004 ondertekende aanvullende overeenkomst en de op 9 juli 2003 door Arqin en Ludinga ondertekende brief van 23 juni 2003 van G.C.M Adviesbureau B.V. aan Arqin.
van partij B.[Ludinga, hof],
de onverdeelde helft aan zal kopen van vier bouwvlekken in het parkgebied van het bestemmingsplan Ludinga te Harlingen, dit zoals bevestigd in het schrijven de dato 2 februari 2004 van partij A. aan partij B. (…)
Over een eventuele wijziging van het aantal appartementen dient tussen partijen overeenstemming te bestaan. (…) U bevestigt hierbij nog eens dat er tussen partijen overeenstemming dient te bestaan indien er meer of minder appartementen worden gerealiseerd."
"Wij hebben binnen de directie van Accolade een verkennend gesprek gehad over de voorstellen m.b.t. Ludinga, zoals deze nu op tafel liggen. Het moet - ook voor de heer [B] - duidelijk zijn, dat woningcorporaties in deze tijd buitengewoon zorgvuldig om moeten gaan met vastgoedtransacties. (…) Dat betekent dat binnen Accolade wij doordacht de voorstellen en alternatieve scenario's willen doornemen en de grondpositie met de leden van de Raad van Commissarissen moeten bespreken. Dat doen wij niet om onnodig te vertragen - want daar heeft Accolade helemaal geen belang bij - maar wel om een goed en zorgvuldig afgewogen besluit te kunnen nemen (…).
"In verband met de reeds lang lopende correspondentie ter zake van de vier u bekende percelen grond te Harlingen, waarvan wij gezamenlijk eigenaar zijn, bericht ik u als volgt. Om onduidelijkheden en misverstanden te voorkomen benadruk ik dat alleen ik als bestuurder bevoegd ben Stichting Accolade te vertegenwoordigen, en dat er over de Ludinga locatie geen afspraken kunnen worden gemaakt die Stichting Accolade binden, als deze niet schriftelijk en integraal worden vastgelegd en ik die afspraken heb ondertekend.
Na het doorvoeren van bovengenoemde wijzigingen ontstaat een resultaat van EUR 6.846.327 (netto contant prijspeil 2004). Het bruto planoppervlak bedraagt 335.410 m². Hiermee resulteert een m²-prijs van EUR 20,41 (netto contant prijspeil 2004). (…) Het verschil in m²-prijs met de overeengekomen prijs uit de samenwerkingsovereenkomst van EUR 18,01 bedraagt EUR 2,40. Procentueel is dit een verschil van 13%. Dit is binnen grondexploitaties die worden opgesteld in het beginstadium van een ontwikkeling een zeer gebruikelijke marge waarbinnen het uiteindelijke werkelijke resultaat zich zal bevinden. Ons inziens is het verschil dusdanig dat gesproken kan worden van een marktconforme overeengekomen grondprijs."
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
dat Accolade wordt veroordeeld om mee te werken aan de levering door Ludinga aan Accolade van de onverdeelde helft van de vier bouwvlekken en alsdan mee te werken aan de ondertekening van de akte van levering, één en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom. Verder dat Accolade wordt veroordeeld tot voldoening van de koopsom ad € 3.822.700,- exclusief BTW, subsidiair dat Accolade wordt veroordeeld de overeenkomst na te komen door binnen 5 maanden na dit vonnis een ontvankelijke bouwvergunning aan te vragen voor de realisatie van de appartementen op in ieder geval één van de vier bouwvlekken en binnen 3 maanden na het verkrijgen van formele rechtskracht van deze bouwvergunning te beginnen met de bouw, op straffe van verbeurte van een dwangsom.
4.De vorderingen in hoger beroep
5.De beoordeling van de grieven en de vordering (in principaal appel)
jegens Ludinga heeft verplichtom de bebouwing te realiseren en in het verlengde daarvan, dat daarvoor - (mede) ten behoeve van Ludinga - een termijn is afgesproken waarbinnen deze bebouwing gerealiseerd zou moeten zijn. De enige getuige die heeft verklaard dat tussen partijen harde afspraken - in 2004 en 2005 - over de start van de bouw zijn gemaakt is de partijgetuige [B] , aan wiens verklaring in deze procedure slechts een beperkte bewijskracht toekomt. De getuigenverklaring van [B] bevat ook geen argumenten waarom er volgens hem tussen partijen harde afspraken zijn gemaakt over de verplichting tot bouwen. De verklaring van [B] en in het verlengde daarvan de vordering van Ludinga dat Arqin alle vier de bouwlocaties zou hebben moeten bebouwen, verdraagt zich niet goed met de e-mail van [B] van 25 november 2004, hiervoor aangehaald in rov. 2.10, waaruit blijkt dat [B] heeft aangedrongen op opname in het contract van de plicht van Arqin om, indien Arqin de bouwvlekken op enig moment zou willen verkopen, deze eerst aan Ludinga aan te bieden. Dat tussen partijen van meet af aan ook rekening is gehouden met de mogelijkheid dat Arqin de bouwvlekken niet zou bebouwen, volgt ook uit punt 10 van de brief van Arqin aan Ludinga van 2 februari 2004, geciteerd in rov 2.6. waarin Arqin zich verplicht om de betrokken gronden niet
zonder meerdoor te verkopen. De aanbiedingsverplichting waaraan [B] in zijn genoemde mail refereerde, is ook in de leveringsakte van 2 juni 2005 terechtgekomen (zie hiervoor onder 2.11).
moetenbebouwen, is het hof van oordeel dat ook daarvoor de overgelegde stukken en de overige getuigenverklaringen onvoldoende steun bieden. Dat een dergelijke verplichting voor Accolade na 2005 wel is overeengekomen, volgt evenmin uit de door Ludinga bijgebrachte bewijsmiddelen.