In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 mei 2018 uitspraak gedaan op een verzoek tot herstel van een eerder arrest van 3 april 2018. In dat eerdere arrest had het hof de vonnissen van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 17 juni 2015 en 11 mei 2016 bekrachtigd en de appellante, hierna aangeduid als [appellante], veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. De kosten waren vastgesteld op € 1.957,- voor griffierecht en € 1.158,- voor salaris van de advocaat, overeenkomstig het liquidatietarief.
Na de uitspraak heeft de advocaat van de geïntimeerde, Hoist Kredit AB, verzocht om het arrest te herstellen, omdat volgens hen een fout was gemaakt in de toekenning van procespunten. Hoist Kredit stelde dat het hof abusievelijk slechts één punt aan salaris advocaat had toegewezen, terwijl dit er twee hadden moeten zijn. Het hof heeft [appellante] in de gelegenheid gesteld om op dit verzoek te reageren, maar zij heeft hiervan geen gebruik gemaakt.
Het hof heeft het verzoek van Hoist Kredit opgevat als een verzoek tot verbetering van een kennelijke fout in de zin van artikel 31 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Na beoordeling kwam het hof tot de conclusie dat er geen sprake was van een kennelijke schrijffout of rekenfout die voor eenvoudig herstel in aanmerking kwam. Het hof oordeelde dat het verzoek in wezen een heroverweging van de kostenveroordeling inhield, wat niet mogelijk is binnen de procedure van artikel 31 Rv. Daarom heeft het hof het verzoek afgewezen.