ECLI:NL:GHARL:2018:4591

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 mei 2018
Publicatiedatum
22 mei 2018
Zaaknummer
200.228.470/01 en 200.228.476/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming bewindvoerder en mentor in het kader van onderbewindstelling en mentorschap van een 93-jarige man met toenemende zorgbehoefte

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de benoeming van een bewindvoerder en mentor voor een 93-jarige man, hierna betrokkene, die als gevolg van zijn lichamelijke en geestelijke toestand niet in staat is zijn vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke belangen te behartigen. De zoon van betrokkene en de vader hebben hoger beroep ingesteld tegen de beschikkingen van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, die op 17 augustus 2017 een bewind en mentorschap had ingesteld. De zoon en betrokkene verzochten het hof om de bestreden beschikkingen te vernietigen en de zoon tot bewindvoerder en mentor te benoemen, terwijl de verweerster, Stichting [verweerster], verzocht om de bestreden beschikkingen te bekrachtigen.

Het hof heeft vastgesteld dat de zorgbehoefte van betrokkene de afgelopen jaren aanzienlijk is toegenomen, vooral na een CVA in 2016. De huisarts heeft aangegeven dat betrokkene hulp nodig heeft bij zijn financiën en dat er sprake is van schulden. Het hof oordeelt dat de zoon niet de geschikte persoon is om de belangen van zijn vader te beschermen, gezien de complexe en verstoorde familieverhoudingen en de afhankelijkheid van de zoon. Het hof heeft besloten dat een onafhankelijke bewindvoerder en mentor noodzakelijk zijn om de belangen van betrokkene te waarborgen.

De beslissing van het hof houdt in dat de bestreden beschikkingen worden bekrachtigd en dat de kosten van de procedure worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het hof benadrukt dat het in het belang van betrokkene is dat een professionele partij zijn belangen behartigt, zodat de zoon meer ruimte krijgt voor een affectieve relatie met zijn vader.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

Locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummers gerechtshof 200.228.470/01 en 200.228.476/01
(zaaknummers rechtbank Noord-Nederland 6105214 VO VERZ 17-1655 en
6105294 VT VERZ 17-236)
beschikking van 17 mei 2018
inzake
[verzoeker1],
verder te noemen: de zoon, en
[verzoeker2],
verder te noemen: betrokkene/de vader,
beiden wonende te [A] ,
verzoekers in hoger beroep,
advocaat: mr. H.A. Koning te Meppel,
en
Stichting [verweerster],
kantoorhoudend te [A] ,
verder te noemen: [verweerster] ,
verweerster in hoger beroep,
advocaat: mr. O.A. Meijer.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:

1.[zoon-2] ,

wonende te [B] ,
verder te noemen: zoon [zoon-2] ,

2.de besloten vennootschap [C] B.V.,

gevestigd te [A] ,
verder te noemen: de bewindvoerder/mentor.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 17 augustus 2017 (verder te noemen: de bestreden beschikkingen), uitgesproken onder voormelde zaaknummers.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure in beide zaken blijkt uit:
- de twee beroepschriften met productie(s), ingekomen op 17 november 2017;
- de twee verweerschriften met productie(s);
- twee brieven van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen van 12 december 2017;
- een brief van mr. Meijer van 10 april 2018.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 12 april 2018 plaatsgevonden. De zaken met nummers 200.228.470/01 en 200.228.476/01 zijn vanwege de onderlinge samenhang gelijktijdig behandeld. Namens de zoon en betrokkene is mr. A.P.E.M. Pover (kantoorgenoot van mr. H.A. Koning) verschenen. Namens [verweerster] zijn mr. O.A. Meijer en mevrouw [D] verschenen. Namens de bewindvoerder/mentor is mevrouw
[E] verschenen. Mr. Meijer heeft mede het woord gevoerd aan de hand van een ter zitting overgelegde pleitnota.

3.De feiten

3.1
Betrokkene is geboren [in] 1924.
3.2
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie van de rechtbank op 28 juni 2017, heeft [verweerster] een verzoek tot onderbewindstelling en een verzoek tot instelling van mentorschap ingediend. In het verzoekschrift wordt verzocht om [F] (verder te noemen: [F] ) van vennootschap onder firma [C] tot bewindvoerder en mentor van betrokkene te benoemen.
3.3
Bij de bestreden beschikking van 17 augustus 2017 is, voor zover hier van belang, een bewind ingesteld over de goederen en gelden die (zullen) toebehoren aan betrokkene vanwege zijn lichamelijke of geestelijke toestand. Bij (afzonderlijke) beschikking van
17 augustus 2017 is, voor zover hier van belang, een mentorschap ingesteld over betrokkene vanwege zijn lichamelijke of geestelijke toestand. Bij de bestreden beschikkingen heeft de kantonrechter voorts, en voor zover in deze procedure van belang, [F] benoemd tot bewindvoerder en mentor.
3.4
Bij latere beschikkingen van de kantonrechter van 18 december 2017 is [F] ontslagen als bewindvoerder en als mentor en is de huidige bewindvoerder en mentor benoemd ( [C] B.V.)

4.De omvang van het geschil

4.1
De zoon en betrokkene zijn in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikkingen. Het hoger beroep ziet op de noodzaak tot onderbewindstelling en mentorschap en op de persoon van de bewindvoerder/mentor. De zoon en betrokkene verzoeken het hof primair de bestreden beschikkingen te vernietigen en (naar het hof begrijpt:) de inleidende verzoeken alsnog af te wijzen, subsidiair de bestreden beschikkingen te vernietigen en opnieuw rechtdoende de zoon tot bewindvoerder en mentor over (de goederen en gelden van) betrokkene te benoemen, naar het hof begrijpt, in plaats van de huidige bewindvoerder/mentor.
4.2
[verweerster] voert verweer en zij verzoekt het hof om, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad en zo nodig onder verbetering of aanvulling van gronden, de bestreden beschikkingen te bekrachtigen, het beroep te verwerpen en een kostenveroordeling uit te spreken.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Het hof oordeelt dat bij de bestreden beschikkingen terecht een bewind en een mentorschap zijn ingesteld over (de goederen en gelden die toebehoren aan) de vader met benoeming van een professionele partij als bewindvoerder en mentor. Het hof overweegt hiertoe als volgt.
5.2
Op grond van artikel 1:431 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kantonrechter, indien een meerderjarige als gevolg van
a. zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel
b. verkwisting of het hebben van problematische schulden,
tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen, een bewind instellen over één of meer van de goederen die hem als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren.
Ingevolge artikel 1:450 lid 1 BW kan de kantonrechter indien een meerderjarige als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen, een mentorschap instellen.
5.3
Uit de stukken en hetgeen ter zitting van het hof naar voren is gekomen is gebleken dat de zorgbehoefte van betrokkene, een 93-jarige man, op fysiek, praktisch en psychologisch vlak de afgelopen twee jaren enorm is toegenomen. Sinds betrokkene in
februari 2016 een CVA (Cerebro Vasculair Accident) heeft gehad is zijn motoriek en mobiliteit behoorlijk achteruitgegaan en kampt hij met cognitieve (visuele, verbale, organisatorische) beperkingen. De huisarts van betrokkene heeft bij brief van 16 mei 2017 benadrukt dat betrokkene hulp nodig heeft bij zijn financiën vanwege ontstane schulden en het gebrek aan vermogen om zijn financiële situatie te overzien. Uit de van [verweerster] afkomstige toelichtingsbrieven van 27 juni 2017 en 25 juli 2017 blijkt dat betrokkene ook graag (extra) hulp wenste bij zijn financiën/betalingsachterstanden. Door het Centrum indicatiestelling zorg (CIZ) is onlangs een indicatie voor Wet langdurige zorg (Wlz) afgegeven (ZZP VV6; Beschermd wonen met intensieve verzorging en verpleging). Het hof acht betrokkene, gelet op zijn lichamelijke en geestelijke toestand, thans niet in staat om zowel zijn vermogensrechtelijke als zijn niet vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen zodat een bewind en een mentorschap in principe voor betrokkene aan de orde zijn. De vraag of met een minder verstrekkende maatregel dan een onderbewindstelling en een mentorschap kan worden volstaan, zal het hof hierna bespreken, tegelijk met de vraag wie bewindvoerder en mentor van betrokkene dient te zijn.
5.4
Op grond van de artikelen 1:435 respectievelijk 1:452 lid 3 BW volgt de rechter bij de benoeming van de bewindvoerder respectievelijk de mentor de uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten. Ingevolge het vierde lid van voornoemde artikelen wordt, tenzij lid 3 is toegepast, indien de rechthebbende is gehuwd, een geregistreerd partnerschap is aangegaan of anderszins een levenspartner heeft, bij voorkeur de echtgenoot, geregistreerd partner, dan wel een andere levensgezel tot bewindvoerder benoemd.
Is het voorgaande niet van toepassing, dan wordt bij voorkeur een van zijn ouders, kinderen, broers of zusters tot bewindvoerder benoemd.
5.5
Uit de beroepschriften blijkt dat verzoekers subsidiair de zoon tot bewindvoerder en mentor van betrokkene wensen te benoemen. De vraag of betrokkene zelf daadwerkelijk zijn voorkeur heeft aangegeven, dan wel de vraag of betrokkene überhaupt in staat is om een voorkeur uit te spreken, kan naar het oordeel van het hof in het midden blijven. Het hof acht het namelijk, anders dan de zoon, in het belang van betrokkene dat een onafhankelijke derde zijn belangen behartigt. Het hof ziet, gelet op het hierna volgende, gegronde redenen om af te wijken van de wettelijke voorkeursregeling.
Gebleken is dat hier sprake is van verstoorde en complexe familieverhoudingen. De vader en de zoon enerzijds en zoon [zoon-2] anderzijds hebben vanwege hun moeizame, conflictueuze relatie geen contact met elkaar. Daarnaast is tussen de vader en de zoon sprake van een gecompliceerde en afhankelijke verhouding. Al lang voor het overlijden van de moeder begin 2016 werd de zoon financieel ondersteund door zijn ouders doordat door hen een deel van zijn vaste lasten werden voldaan. Daarnaast verbleef de zoon ook veelvuldig bij zijn ouders. In de periode na het overlijden van zijn moeder nam de zoon het beheer van de financiën van inmiddels alleen nog de vader over, wat daarvoor een taak van de moeder was. De zoon betaalde vervolgens nog steeds een deel van zijn eigen vaste lasten (energie, telefonie en televisie) van de rekening(en) van de vader, omdat dit daarvoor ook gebeurde en hij vond dat hij hier ook recht op had, mede gezien zijn toegenomen verzorgende taken richting zijn vader. Omdat de financiële situatie van de vader door het overlijden van zijn vrouw in negatieve zin was gewijzigd, bleef er te weinig geld voor de vader over. Nota’s van de vader bleven onbetaald waardoor er (beperkte) schulden ontstonden en de vader had onvoldoende geld om noodzakelijke verzorgingsartikelen en kleding te kopen. Met behulp van de betrokken hulpverlening en de huidige bewindvoerder/mentor van de vader is dit gewijzigd, in die zin dat de zoon inmiddels zijn eigen lasten voldoet en is de financiële situatie van de vader verbeterd. Ook de beslissingen die - onder meer naar aanleiding van de gebeurtenissen in 2016 - ten behoeve van de vader moesten worden genomen in het kader van zijn medische zorg en welzijn kwamen in de periode dat de zoon de belangen van de vader behartigde onvoldoende van de grond. De samenwerking met zorgverleners verliep moeizaam terwijl de zorgbehoefte van de vader juist sterk toenam. Onder het regime van het huidige bewind en mentorschap is ten behoeve van de vader inmiddels, op 24 januari 2018, een indicatie voor Wlz-zorg afgegeven, hetgeen inhoudt dat de vader feitelijk 24-uur per dag zorg/begeleiding nodig heeft. Duidelijk is ook dat de toegenomen zorgbehoefte van de vader eigenlijk te veel is voor de zoon en tot overbelasting leidt, hetgeen het hof ook niet onbegrijpelijk voorkomt gelet op de benodigde verzorging en verpleging van de vader. De zoon is onvoldoende bij machte om deze zorg te verlenen en/of in te schakelen, en er is ook geen zicht op dat de vader (en de zoon) de door professionals noodzakelijk geachte zorgverlening vrijwillig accepteren om zodoende de noodzakelijke opname van de vader in een verpleegtehuis te realiseren. Het hof heeft de stellige indruk dat de vader en de zoon zozeer verweven zijn met elkaar en beiden zodanig kwetsbaar zijn, dat dit een belemmering vormt voor het tot stand komen van voor de vader noodzakelijke financiële en niet financiële hulp/beslissingen. Illustratief is in dit verband dat de zoon een aantal jaren geleden zelf hulp nodig had om een uitkering aan te vragen en nog onlangs begeleiding kreeg vanuit MEE-Drenthe bij het (opnieuw) aanvragen van een uitkering en kwijtschelding van de gemeentelijke belastingen. Gelet op dit alles oordeelt het hof dat de zoon niet de geschikte persoon is om de financiële en de niet financiële belangen van de vader te beschermen, niet in een vrijwillig kader en niet als bewindvoerder en mentor.
Dit betekent dat het hof de benoeming van een onafhankelijke bewindvoerder en mentor in onderhavige situatie aangewezen oordeelt.
5.6
Het hof komt - gelet op hetgeen hiervoor is overwogen - tot het oordeel dat de gronden voor het instellen van het bewind en het mentorschap aanwezig zijn en dat er geen gronden zijn om de zoon alsnog tot bewindvoerder en/of mentor te benoemen. Het hof merkt nog op dat door de rol van bewindvoerder/mentor bij de huidige professionele partij te laten, de zoon hopelijk meer tijd en ruimte zal voelen voor een relatie als zoon met de vader, waarin hij de vader zoveel mogelijk, vanuit hun affectieve band, kan ondersteunen.
Horen van betrokkene
5.7
In eerste aanleg is betrokkene niet gehoord en in hoger beroep is hij niet ter zitting verschenen. Hij werd ter zitting vertegenwoordigd door zijn advocaat, die, namens betrokkene (en de zoon), heeft gesproken en heeft aangegeven dat horen niet het belang van zijn cliënt dient gelet op zijn kwetsbare gezondheid.
Kostenveroordeling
5.8
Het hof ziet geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt dat, gelet op de aard van de zaak, iedere partij de eigen kosten van de procedure draagt.

6.De slotsom

6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof de bestreden beschikkingen, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, bekrachtigen en beslissen als volgt.
6.2
Gelet op de aard van het geschil, zullen de kosten van beide instanties worden gecompenseerd zoals hierna vermeld.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikkingen van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 17 augustus 2017, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst af het meer of anders verzochte;
compenseert de kosten van het geding in beide instanties in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G.M. van der Meer, J.G. Idsardi en A.W. Beversluis, bijgestaan door mr. E. Klijn als griffier, en is op 17 mei 2018 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.