Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[appellant],
1.AABO Trading Drachten B.V.,
2. AABO Trading Almere B.V.,
3. AABO Trading Breda B.V.,
4. AABO Trading Eindhoven B.V.,
geïntimeerden,
Aabo Drachten, Aabo Almere, Aabo Breda, Aabo Eindhoven,gezamenlijk te noemen:
Aabo,
advocaat: mr. R. Gijsen, kantoorhoudend te Maastricht.
1.1. Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
- de antwoordakte van Aabo
- de brief van 4 december 2017 waarin het hof partijen voorafgaand aan deze uitspraak heeft geïnformeerd over het vertrek van mr. Bartels, één van de raadsheren ten overstaan van wie de comparitie van partijen is gehouden. Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om in verband hiermee verzoeken te doen.
2.De nadere beoordeling
heeft daartoe een akte genomen en Aabo een antwoordakte.
Het hof stelt vast dat Aabo in eerste aanleg daarover nauwelijks iets heeft gesteld. Aabo heeft pas in haar akte overlegging producties van 27 mei 2010 de grondslag van haar vordering aangevuld met een beroep op artikel 2:180 lid 2 BW (oud), en heeft daarvoor niet meer gesteld dan dat “is gebleken dat [appellant] als middellijk bestuurder van T&K Dakwerken B.V. niet heeft voldaan aan de volstortingsverplichting”. Aabo heeft bij de akte nog wel verschillende producties overgelegd, maar in de akte wordt het belang van die producties voor het beroep op artikel 180 lid 2 BW (oud) verder niet toegelicht. Uit het verdere procesverloop leidt het hof af dat alleen het in het tussenarrest onder 2.9 vermelde verslag van de curator in het faillissement van T&K (blijkbaar) daarop betrekking heeft (prod. D bij de akte). Het proces verbaal van de daarop gevolgde comparitie van partijen vermeldt nog wel dat mr. Gijzen is begonnen met een korte toelichting op zijn akte overlegging producties, maar van een inhoudelijk nadere toelichting op zijn aangevulde grondslag blijkt uit dat proces-verbaal verder niet.
Bezien in samenhang met wat in het tussenarrest is overwogen resulteert het slagen van die grieven in vernietiging van het vonnis van 11 augustus 2010. Die vernietiging brengt met zich dat het verzet van [appellant] tegen het verstekvonnis gegrond dient te worden verklaard en dat [appellant] moet worden ontheven van de tegen hem in dat verstekvonnis uitgesproken veroordelingen. Voor zover [appellant] aan Aabo betalingen mocht hebben gedaan ter uitvoering van dat vonnis dient, overeenkomstig zijn daartoe strekkende vordering in verzet, Aabo te worden veroordeeld tot terugbetaling daarvan.
grief 5grotendeels.
3.De slotsom
Het bestreden vonnis van 11 augustus 2010 dient te worden vernietigd, alsook het verstekvonnis van 30 december 2009. Het bestreden vonnis van 20 oktober 2010 dient te worden bekrachtigd.
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van Aabo zullen worden vastgesteld € 736,93 aan verschotten en € 4.077,50 aan advocaatkosten (2,5 punten x tarief IV).