ECLI:NL:GHARL:2018:4032

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 april 2018
Publicatiedatum
30 april 2018
Zaaknummer
200.227.904/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor schenkingen onder bewind; beoordeling van de machtiging door het hof

In deze zaak gaat het om een verzoek tot het doen van schenkingen door een bewindvoerder aan de kinderen van de rechthebbende. De bewindvoerder, die de zus van de rechthebbende is, heeft een verzoek ingediend om een machtiging te verkrijgen voor het doen van schenkingen van in totaal € 100.000,- aan haar twee kinderen. De kantonrechter heeft dit verzoek in eerste aanleg afgewezen, waarop de bewindvoerder in hoger beroep is gegaan. Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij de bewindvoerder in persoon is verschenen, bijgestaan door haar advocaat.

De rechthebbende, geboren in 1935, is niet in staat om zelf toestemming te geven voor de schenkingen, waardoor de bewindvoerder een machtiging van de kantonrechter nodig heeft. Het hof heeft de motivering van de kantonrechter overgenomen en geconcludeerd dat er geen voldoende onderbouwing is voor het verzoek tot schenking. Het hof heeft vastgesteld dat er geen schenkingstraditie bestaat en dat de bewindvoerder niet heeft aangetoond waarom van de hoofdregel, die het verzoek tot schenking afwijst, zou moeten worden afgeweken. De beslissing van de kantonrechter is dan ook bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.227.904/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 6215298 TB VERZ 17-10191 BM 12913)
beschikking van 26 april 2018
inzake
[verzoekster],
wonende te [A] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de bewindvoerder,
advocaat: mr. S.P. Bolweg te Haarlem.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[de rechthebbende],
wonende te [B] ,
verder te noemen: de rechthebbende.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 17 augustus 2017 (hierna: de bestreden beschikking), uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 15 november 2017.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 29 maart 2018 plaatsgevonden. De bewindvoerder is in persoon verschenen, bijgestaan door haar advocaat.

3.De feiten

3.1
De rechthebbende is geboren te [C] [in] 1935. Verzoekster is de zus van de rechthebbende.
3.2
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie van de rechtbank op 3 augustus 2017, heeft de bewindvoerder verzocht om een schenking te mogen doen van € 50.000,- per persoon, derhalve in totaal € 100.000,-, aan haar twee kinderen [D] en
[E] , zijnde nicht respectievelijk neef van de rechthebbende (hierna: de kinderen).
3.3
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter dit verzoek van de bewindvoerder afgewezen.

4.De omvang van het geschil

De bewindvoerder is in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Zij verzoekt het hof om de beslissing van de kantonrechter te vernietigen en het verzoek van de bewindvoerder tot het afgeven van een machtiging tot het doen van voormelde schenkingen toe te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:441 lid 2 onder a van het Burgerlijk Wetboek behoeft de bewindvoerder toestemming van de rechthebbende of, indien deze daartoe niet in staat of weigerachtig is, machtiging van de kantonrechter voor het beschikken over een onder het bewind staand goed, tenzij de handeling als gewone beheersdaad kan worden beschouwd of krachtens rechterlijk bevel geschiedt.
5.2
In deze zaak staat vast dat de rechthebbende zelf niet in staat is tot het geven van toestemming voor de beoogde schenkingen, zodat daarvoor machtiging van de kantonrechter is vereist. Een dergelijk machtigingsverzoek wordt in een dergelijk geval getoetst aan de Aanbevelingen meerderjarigenbewind van het Landelijk Overleg Vakinhoud Civiel en Kanton & Toezicht (LOVCK&T), hierna te noemen: de Aanbevelingen.
5.3
Het hof is van oordeel dat de kantonrechter het verzoek van de bewindvoerder tot afgifte van een machtiging tot schenking op goede gronden heeft afgewezen. Het hof verwijst daartoe naar de motivering van de rechtbank in de bestreden beschikking, neemt deze na eigen onderzoek over, maakt deze tot de zijne en voegt daaraan nog het volgende toe.
5.4
Uit de stukken in hoger beroep en hetgeen ter mondelinge behandeling naar voren is gekomen blijkt niet van andere feiten en omstandigheden ten opzichte van de procedure in eerste aanleg die een ander oordeel rechtvaardigen. Uit het door de bewindvoerder overgelegde testament van de rechthebbende uit 2009 blijkt dat de nicht van de rechthebbende tot enig erfgenaam is benoemd en niet de neef. Dat, zoals door de bewindvoerder ter zitting is aangegeven, de neef destijds volgens de desbetreffende notaris niet tot erfgenaam kon worden benoemd, heeft de bewindvoerder, desgevraagd, niet nader kunnen toelichten en lijkt niet zondermeer aannemelijk. In ieder geval blijkt uit dit testament (ook) niet van een schenkingstraditie van de rechthebbende aan de nicht en de neef. Dit geldt eveneens voor de (geoormerkte) schenking van de rechthebbende in 2014 aan de nicht van
€ 50.000,- in verband met de aanschaf van een eigen woning. Ook daaruit is geen schenkingstraditie af te leiden.
Het hof is derhalve van oordeel dat de bewindvoerder ook in hoger beroep onvoldoende heeft aangetoond dan wel onderbouwd waarom van de hoofdregel uit de Aanbevelingen, te weten afwijzen van een verzoek tot schenking namens een rechthebbende die zijn wil niet kan bepalen, dient te worden afgeweken. Dat volgens de bewindvoerder door de beoogde schenkingen de verzorging van de rechthebbende niet in gevaar komt en haar vermogenspositie niet onder druk komt, maakt, wat daarvan ook zij, dit oordeel niet anders.

6.De slotsom

Op grond van het vorenstaande zal het hof beslissen als na te melden.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 17 augustus 2017.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G.M van der Meer, J.G. Idsardi en A.W. Beversluis, bijgestaan door mr. E. Klijn als griffier, en is op 26 april 2018 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.