Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Stichting Samen Veilig Midden-Nederland,
verder te noemen: de GI.
(de oom en tante (moederszijde)
(de grootouders van moederszijde)
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
voorraad met productie(s), ingekomen op 26 februari 2018;
- het verweerschrift van de GI met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Van Loenen van 3 april 2018 met productie(s);
3.3. De feiten
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2000 (hierna: [de minderjarige1] );
2008 (hierna: [de minderjarige5] );
4.De omvang van het geschil
Tevens is verzocht de uitvoerbaarheid bij voorraad van de bestreden beschikking te schorsen. Het schorsingsverzoek is ter zitting ingetrokken voor zover het [de minderjarige2] en [de minderjarige3] betreft. Ter zitting is het verzoek van de moeder verder aldus toegelicht dat zij verzoekt primair de onmiddellijke terugkeer van de kinderen naar haar dan wel na de zomervakantie, subsidiair [de minderjarige5] terug te plaatsen bij de oom en tante. Voorts verzoekt de moeder op grond van artikel 810a, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering een deskundige te benoemen voor het verrichten van een perspectiefonderzoek.
5.De motivering van de beslissing
Ingevolge artikel 1:265c lid 2 BW kan de kinderrechter op verzoek van de gecertificeerde instelling, de raad of het openbaar ministerie de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing telkens met ten hoogste een jaar verlengen.
Ingevolge artikel 1:265c lid 3 BW vervalt een machtiging indien deze na verloop van drie maanden niet ten uitvoer is gelegd.
12 september 2017, en zoals bekrachtigd door dit hof op 29 maart 2018, zijn geplaatst bij hun grootouders. De kinderrechter heeft bij de bestreden beschikking van 4 december 2017 voor [de minderjarige2] en [de minderjarige3] machtigingen tot uithuisplaatsing verleend in een 24-uurs voorziening voor de duur van de ondertoezichtstelling. Hierdoor zijn, zoals in de beschikking van dit hof van 29 maart 2018 reeds is overwogen, de eerder verleende machtigingen voor verblijf bij de pleegouders komen te vervallen nu de machtigingen in een 24-uurs voorziening strekken tot vervanging van de eerder verleende machtigingen.
5.7 Het gegeven dat de machtigingen voor [de minderjarige2] en [de minderjarige3] zijn komen te vervallen, brengt mee dat een deskundigenonderzoek naar de mogelijkheden van een terugkeer van [de minderjarige2] en [de minderjarige3] naar de moeder niet tot de beslissing van de zaak kan leiden, zodat het verzoek van de moeder in zoverre wordt afgewezen.
6.6. De slotsom
7.De beslissing
ten aanzien van de minderjarige [de minderjarige5]:vernietigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, van 4 december 2017 voor zover daarin machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige5] binnen een gezinshuis van [J] is verleend voor de duur van de ondertoezichtstelling;