Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep, verder te noemen: de verzoekster,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een verzoek tot ontslag van de mentor van een betrokkene, die onder mentorschap staat. De verzoeksters, dochters van de betrokkene, hebben in hoger beroep de beschikking van de kantonrechter aangevochten, waarin het verzoek tot ontslag van de mentor was afgewezen. De kantonrechter had eerder, op 4 mei 2017, geoordeeld dat er geen gewichtige redenen waren om de mentor te ontslaan. De verzoeksters hebben in hoger beroep aangevoerd dat de mentor de belangen van de betrokkene niet goed behartigt en hebben verzocht om het ontslag van de huidige mentor en de benoeming van een opvolgend mentor.
Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld en vastgesteld dat de mentor, [verweerster], de belangen van de betrokkene, die lijdt aan dementie, adequaat behartigt. Het hof heeft overwogen dat er geen bewijs is geleverd voor non-communicatie of ernstige miscommunicatie van de zijde van de mentor. De mentor heeft een noodopvang geregeld voor de betrokkene en heeft gezorgd voor een permanente woonplek in een instelling die gespecialiseerd is in de verzorging van mensen met een Marokkaanse achtergrond. Het hof concludeert dat de emoties binnen de familie hoog oplopen en dat er verdeeldheid is over de zorg voor de betrokkene, maar dat dit niet leidt tot gewichtige redenen voor ontslag van de mentor.
Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking van de kantonrechter bekrachtigd, waarmee het verzoek tot ontslag van de mentor is afgewezen. De beslissing is genomen op 24 april 2018, waarbij het hof de belangen van de betrokkene vooropstelt en de rol van de mentor in de zorg en begeleiding van de betrokkene bevestigt.