ECLI:NL:GHARL:2018:3895
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid in hoger beroep bij deelgeschil na procesinleiding onder KEI
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een hoger beroep tegen een deelgeschilbeschikking. [Appellant] heeft op 15 oktober 2013 een deelgeschilprocedure aangespannen tegen de Staat der Nederlanden, waarin hij aansprakelijkheid voor letselschade eiste na een politie-inval op 12 september 2011. De rechtbank Gelderland heeft op 24 maart 2016 het verzoek van [appellant] afgewezen. Na de invoering van de KEI-regeling heeft [appellant] op 1 september 2017 een bodemprocedure gestart en verzocht om tussentijds hoger beroep tegen de deelgeschilbeschikking. De rechtbank heeft op 11 december 2017 bepaald dat hoger beroep mogelijk is, wat door de Staat niet werd betwist.
Het hof heeft op 13 maart 2018 de partijen gevraagd zich uit te laten over de ontvankelijkheid van [appellant] in het hoger beroep. De Staat bevestigde dat hij op 14 november 2017 in de bodemprocedure was verschenen, wat de datum van verschijning vaststelde. De dagvaarding in hoger beroep van 1 februari 2018 werd als tijdig beschouwd, omdat deze binnen drie maanden na de verschijning was uitgebracht. Het hof concludeert dat er verlof is verleend voor het instellen van hoger beroep tegen de deelgeschilbeschikking, en dat het hoger beroep op de juiste wijze is ingeleid. De zaak is verwezen naar de rol voor memorie van antwoord, waarbij verdere beslissingen zijn aangehouden.