Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezag van de moeder over haar drie kinderen, [de minderjarige1], [de minderjarige2] en [de minderjarige3]. De moeder, die in hoger beroep was gegaan tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, werd niet in het gelijk gesteld. Het hof oordeelde dat de moeder niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van haar kinderen te dragen, wat blijkt uit de onveilige en onvoorspelbare situatie waarin de kinderen zich bevonden tijdens hun verblijf bij haar. De kinderen hebben in het verleden veel meegemaakt, waaronder verwaarlozing en kindermishandeling, en zijn sinds 2013 niet meer bij de moeder woonachtig. Het hof benadrukte dat de belangen van de kinderen voorop staan en dat zij recht hebben op stabiliteit en continuïteit in hun opvoedingssituatie. De moeder heeft in het verleden keuzes gemaakt die niet in het belang van de kinderen waren, en het hof concludeerde dat de moeder niet in staat is om de opvoeding van de kinderen op een verantwoorde manier te verzorgen. De beslissing van de rechtbank om het gezag van de moeder te beëindigen werd dan ook bekrachtigd, met de hoop dat dit ruimte biedt voor herstel van het contact tussen de moeder en de pleegouders.