ECLI:NL:GHARL:2018:3769

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 april 2018
Publicatiedatum
23 april 2018
Zaaknummer
200.216.853/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot verkoop van de woning na weigering medewerking door de man

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de verzoeken van de vrouw tot machtiging voor de verkoop van de echtelijke woning. Partijen, die in gemeenschap van goederen zijn getrouwd, zijn gezamenlijk eigenaar van de woning aan de [a-straat] 49 te [A]. De vrouw had eerder een verzoek tot echtscheiding ingediend, waarna de rechtbank Noord-Nederland op 23 november 2016 de echtscheiding heeft uitgesproken. De vrouw verzocht het hof om vervangende toestemming voor de medewerking van de man aan de verkoop van de woning, omdat de man zijn loyale medewerking had geweigerd, ondanks eerdere afspraken hierover. Het hof heeft vastgesteld dat de man niet zijn medewerking heeft verleend aan de verkoop, wat in strijd was met de gemaakte afspraken. Het hof heeft de verzoeken van de vrouw toegewezen en haar gemachtigd om de woning te gelde te maken, waarbij de beschikking in de plaats komt van de toestemming van de man. Tevens is bepaald dat de vrouw recht heeft op de verkoopopbrengst van de woning, na aflossing van de hypotheek en verkoopkosten, en dat de beschikking uitvoerbaar bij voorraad is. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij elk van de partijen de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.216.853/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/19/117241 / FA RK 1-2685)
beschikking van 17 april 2018
inzake
[verzoekster] ,
wonende te [A] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. J.G. Besling te Assen,
en
[verweerder],
wonende te [B] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. J.T. Schlepers te Beilen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 1 maart 2017, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 31 mei 2017;
- het verweerschrift, ingekomen op 5 september 2017, met productie(s);
- een brief van mr. Besling van 1 augustus 2017 met productie(s);
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 4 december 2017;
- een brief van mr. Besling van 29 december 2017 met productie(s);
- een brief van mr. Schlepers van 25 januari 2018;
- een brief van mr. Besling van 15 februari 2018;
- een brief van mr. Schlepers van 20 februari 2018;
- een brief van mr. Besling van 21 maart 2018;
- een brief van mr. Besling van 29 maart 2018 met productie(s);
- een brief van mr. Schlepers van 5 april 2018 met productie(s).
2.2
De voortzetting van de comparitie van partijen, die op 9 april 2018 zou plaatsvinden, is op verzoek van de vrouw niet doorgegaan.

3.De feiten

3.1
Partijen zijn [in] 1997 in gemeenschap van goederen met elkaar getrouwd. Op 16 februari 2016 heeft de vrouw een verzoek tot echtscheiding met nevenvoorzieningen ingediend bij de rechtbank. Bij beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 23 november 2016 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. De beschikking is op 11 januari 2017 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.2
Partijen zijn tezamen eigenaar van een woning, staande en gelegen aan de [a-straat] 49 te [A] .

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking zijn, voor zover in hoger beroep van belang,
de verzoeken van de vrouw die betrekking hebben op (de vervangende toestemming voor) de medewerking van de man ten behoeve van de verkoop en levering van de woning aan derden afgewezen, omdat partijen overeenstemming hadden bereikt over de verkoop van de woning. Zij waren aldus de beschikking, overeengekomen dat zij gezamenlijk opdracht tot verkoop zouden verstrekken aan [C] Makelaars te [A] , dat zij zich zouden houden aan de door de makelaar geadviseerde vraagprijs en de uiteindelijk door de makelaar te bepalen minimum verkoopprijs. Na verkoop en levering van de woning aan een derde zou de opbrengst, aldus de afspraak tussen partijen, nadat de hypotheek is afgelost en alle verkoopkosten zijn voldaan, tussen partijen bij helfte worden verdeeld (of het tekort bij helfte gedragen).
4.2
De vrouw heeft aangevoerd dat de man zijn medewerking aan de verkoop van de woning heeft geweigerd en is daarom in hoger beroep gekomen tegen de beslissing van de rechtbank. Onder aanvoering van twee grieven heeft zij verzocht - kort gezegd - haar alsnog te machtigen tot het te gelde maken van de woning, daarbij te bepalen dat de beschikking in de plaats komt van de toestemming en/of wilsverklaring van de man en van de voor de levering van de woning noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van de man. Tevens heeft zij verzocht te bepalen dat uit de verkoopopbrengst van de woning bij een positief resultaat aan haar toekomt de maandelijks door haar te betalen premie van € 42,61 op de levensverzekering vanaf 16 februari 2016 tot de dag van overdracht van de woning, en om haar vervangende toestemming te verlenen teneinde zonder medewerking van de man de hypotheekrente te kunnen aanpassen en te bepalen dat de beschikking in de plaats komt van de toestemming en/of wilsverklaring van de man, alsmede dat de beschikking in de plaats komt van de voor wijziging noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van de man.
4.3
De man voert verweer en hij verzoekt het hof - kort gezegd - de opgeworpen grieven van de vrouw tegen de bestreden beschikking te verwerpen en de door haar gedane verzoeken af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ter gelegenheid van de comparitie van partijen is onder meer het volgende overeengekomen:
"1. De vrouw zal alle iconen die zij kan vinden en alle op iconen betrekking hebbende boeken die zij kan vinden binnen 14 dagen na heden afgeven ten kantore van mr. Schlepers.
(…)
5. De man zal zijn loyale medewerking verlenen aan de verkoop en levering van de echtelijke woning. Binnen een week nadat de man dat verzocht wordt zal hij steeds zijn instemming laten blijken met het verzochte aan degene die die instemming nodig heeft of aan de vrouw. Wanneer blijkt dat de man deze medewerking niet verleent - hetgeen zal blijken wanneer de advocaat van de vrouw dit aan het hof laat weten en de advocaat van de man dit niet binnen drie weken gedocumenteerd weerspreekt - gaan partijen ermee akkoord dat het hof zonder een nadere mondelinge behandeling of schriftelijke ronde de verzoeken van de vrouw op dit punt, zoals in deze procedure voorliggen, zal toewijzen."
5.2
Nadien heeft de vrouw aangevoerd dat de man zijn loyale medewerking zoals afgesproken, niet heeft verleend. De man heeft er anderhalve maand over gedaan om de opdracht aan de makelaar, die de vrouw daar op 7 december 2017 had afgegeven en die de makelaar op 8 december 2017 per e-mail aan de man heeft toegestuurd, te ondertekenen en aan de makelaar te doen toekomen. De man heeft niet willen tekenen alvorens de vrouw aan een aantal door hem gestelde voorwaarden zou voldoen. Inmiddels is de vrouw niet in staat de kosten die vooruit aan de makelaar moeten worden betaald te voldoen, zodat de verkoop niet van start kan gaan. De man stelt zich onvindbaar op en zit ergens in Polen.
5.3
De man heeft daartegen ingebracht dat hij door verblijf in Polen in december 2017 de opdracht aan de makelaar op 12 januari 2018 nog niet had kunnen ondertekenen. De opdracht is op 24 januari 2018 alsnog in door de man ondertekende vorm door de makelaar ontvangen. De man is verder van mening dat de vrouw geen recht van spreken meer heeft omdat zij de makelaar begin februari 2018 heeft laten weten dat ze de verkoop wilde opschorten in verband met een lopende zaak. Ook is de man van mening dat hij alleen aan de gemaakte afspraak hoeft mee te werken als hij zijn spullen van de vrouw heeft gekregen; hij doelt daarmee, zo begrijpt het hof, met name op de iconen en boeken; daarvan heeft de vrouw slechts een deel afgegeven, aldus de man.
5.4
Het hof overweegt dat de hierboven weergegeven afspraak die partijen ter comparitie van 4 december 2017 hebben gemaakt met betrekking tot de verkoop van de echtelijke woning, los staat van de andere, toen gemaakte afspraken, in die zin dat de medewerking van de man niet afhankelijk is van het al dan niet voldoen door de vrouw aan op haar rustende verplichtingen ten aanzien van andere geschilpunten tussen partijen. Daarom is voor de beoordeling van deze zaak niet van belang of de vrouw al dan niet aan haar inspanningsverplichting ten aanzien van de iconen en de boeken heeft voldaan; het hof kan trouwens ook niet vaststellen in hoeverre de vrouw dat wel of niet gedaan heeft. De man heeft overigens geen verzoek ten aanzien van de iconen en boeken aan het hof voorgelegd; dit onderwerp is ter comparitie ter sprake gekomen en partijen hebben daar toen, in feite buiten het bereik van de procedure om, afspraken over gemaakt.
5.5
Uit hetgeen de man naar voren heeft gebracht concludeert het hof dat hij niet zijn loyale medewerking heeft verleend aan de verkoop van de woning, zoals was afgesproken. De man is kort na de comparitie van partijen naar Polen vertrokken en heeft kennelijk niet goed geregeld dat hij vlot bereikbaar was voor de makelaar of de vrouw. Dat hij dan niet binnen de afgesproken termijn aan zijn verplichtingen kan voldoen komt voor zijn rekening en risico. Ook staat het de man niet vrij om, zoals hij gedaan heeft, zijn medewerking aan de verkoop van de woning afhankelijk te maken van de aflevering van alle iconen en boeken die de vrouw naar zijn overtuiging nog onder zich heeft.
5.6
Het hof is daarom van oordeel dat de verzoeken van de vrouw ten aanzien van de verkoop van de woning voor toewijzing gereed liggen, nu partijen ter comparitie deze afspraak hebben gemaakt. Dat de vrouw nu financieel niet in staat is de makelaar zijn werkzaamheden te laten beginnen maakt dit niet anders; dit kan op korte termijn veranderen en gezien de opstelling van de man tot nu toe gaat het hof er niet van uit dat de man in de toekomst zonder problemen zijn loyale medewerking aan de verkoop en levering van de woning zal verlenen.

6.De slotsom

6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen slagen de grieven van de vrouw en zal het hof beslissen als volgt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van
5 april 2017, voor zover daarin de verzoeken van de vrouw die betrekking hebben op (de vervangende toestemming voor) de medewerking van de man ten behoeve van de verkoop en levering van de woning aan derden zijn afgewezen;
en in zoverre opnieuw beschikkende:
machtigt de vrouw tot het te gelde maken van de woning [a-straat] 49 te [A] ;
bepaalt dat deze beschikking in de plaats komt van de toestemming en/of wilsverklaring van de man en van de voor de levering van de woning noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van de man;
bepaalt dat uit de verkoopopbrengst van de woning bij een positief resultaat aan de vrouw toekomt de maandelijks door haar te betalen premie van € 42,61 op de levensverzekering vanaf 16 februari 2016 tot de dag van overdracht van de woning;
verleent de vrouw vervangende toestemming teneinde zonder medewerking van de man de hypotheekrente te kunnen aanpassen;
bepaalt dat deze beschikking in de plaats komt van de toestemming en/of wilsverklaring van de man, alsmede dat de beschikking in de plaats komt van de voor wijziging noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van de man;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af en bekrachtigt de beschikking van beroep voor het overige;
compenseert de proceskosten aldus dat elk van partijen de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.D.S.L. Bosch, mr. G.M. van der Meer en mr G. Jonkman en is op 17 april 2018 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.