Uitspraak
De beslissing van de kantonrechter
Beoordeling
kennelijkniet-ontvankelijk heeft verklaard en dus niet voorbij kon gaan aan de hoorplicht.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag, die op 10 juni 2016 een beroep van de betrokkene ongegrond heeft verklaard. De betrokkene, vertegenwoordigd door een gemachtigde, heeft hoger beroep ingesteld en verzocht om vergoeding van kosten. De advocaat-generaal heeft geen verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene stelt dat de kantonrechter heeft verzuimd om de op de zaak betrekking hebbende stukken, zoals brondocumenten, te verstrekken, wat in strijd zou zijn met artikel 7:18 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het hof oordeelt dat het brondocument niet als een op de zaak betrekking hebbend stuk kan worden aangemerkt, waardoor de officier van justitie niet verplicht was deze te verstrekken. Het hof bevestigt dat de kantonrechter terecht heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk was, en dat de hoorplicht niet van toepassing was.
Het hof concludeert dat de bezwaren van de gemachtigde niet slagen en bevestigt de beslissing van de kantonrechter. Het verzoek tot vergoeding van kosten wordt afgewezen, aangezien de betrokkene niet in het gelijk wordt gesteld. De uitspraak is gedaan door mr. M. van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. A. Stoop als griffier, en is openbaar uitgesproken.