Op 9 oktober 2015 ontstond er een relsituatie bij de noodopvang voor vluchtelingen in Woerden, waarbij dranghekken werden omgegooid en er met eieren en zwaar vuurwerk naar beveiligers werd gegooid. De verdachte was aanwezig in de nabijheid van de relgroep, maar het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat hij vooraf op de hoogte was van de rellen. Het hof sprak de verdachte vrij van openlijke geweldpleging en samenscholing, omdat de enkele aanwezigheid in de buurt van de relgroep niet voldoende was om aan te nemen dat hij betrokken was bij de gewelddadigheden.
Daarnaast was de verdachte ook beschuldigd van het niet voldoen aan zijn identificatieplicht. Het hof oordeelde dat er geen bewijs was dat aan de verdachte een vordering was gedaan om zijn identiteitsbewijs te tonen, en sprak hem ook van dit feit vrij. Het Openbaar Ministerie werd niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep tegen de vrijspraak van de samenscholing. De uitspraak vond plaats op 23 april 2018 door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, na onderzoek op de zitting van 9 april 2018.