ECLI:NL:RBMNE:2016:6804

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 februari 2016
Publicatiedatum
20 december 2016
Zaaknummer
16-659710-15 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachten voor openlijk geweld en bedreiging bij noodopvang voor vluchtelingen in Woerden

Op 9 oktober 2015 ontstond er een relsituatie bij de noodopvang voor vluchtelingen in Woerden, waarbij 18 mannen werden verdacht van openlijke geweldpleging en bedreiging. De rechtbank Midden-Nederland heeft op 11 februari 2016 uitspraak gedaan in deze zaak. Acht mannen werden veroordeeld tot een werkstraf van 120 uur voor hun wezenlijke bijdrage aan het geweld, terwijl zeven andere verdachten een werkstraf van 40 uur kregen voor samenscholing. Drie verdachten werden vrijgesproken van openlijk geweld en bedreiging.

De rechtbank concludeerde dat de acht veroordeelden daadwerkelijk geweld hadden gepleegd door dranghekken om te gooien en zwaar vuurwerk te gooien richting beveiligers. De overige verdachten konden niet worden veroordeeld voor openlijk geweld, maar hun bijdrage aan de grimmige sfeer leidde tot een veroordeling voor samenscholing. De rechtbank oordeelde dat de schadevergoeding van €2.578,00 aan een beveiliger door de acht mannen moest worden betaald, aangezien zij verantwoordelijk waren voor de ongeregeldheden.

De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en vastgesteld dat de dagvaarding geldig was. De verdediging had aangevoerd dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen, maar de rechtbank oordeelde dat de feiten voldoende bewezen waren. De rechtbank heeft de straffen gemotiveerd en rekening gehouden met de omstandigheden van de verdachten, waaronder eerdere veroordelingen. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte was vrijgesproken van de openlijke geweldpleging.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16-659710-15 (P)
vonnis van de meervoudige strafkamer van 11 februari 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1988] te [geboorteplaats] ,
wonende te [postcode] [woonplaats] , [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 27 en 28 januari 2016. De verdachte is ter terechtzitting van 27 januari 2016 in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. A.M.R. van Ginneken, advocaat te Utrecht.
Tijdens de terechtzitting van 28 januari 2016, waarbij alleen het onderzoek is gesloten, is niemand verschenen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en diens raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1 primair:
op 9 oktober 2015 openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd;
Feit 1 subsidiair:
op 9 oktober de APV van de gemeente Woerden heeft overtreden;
Feit 2:
al dan niet samen met anderen op 9 oktober 2015 beveiligers en/of vluchtelingen heeft bedreigd;
Feit 3:
op 9 oktober 2015 niet voldaan heeft aan zijn identificatieplicht.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat uit het dossier niet blijkt dat de legitimatie van verdachte is gevorderd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De vrijspraken
Ten aanzien van het onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde
Uit de processtukken blijkt niet dat verdachte van tevoren wetenschap heeft gehad dat er op 9 oktober 2015 in Woerden met illegaal vuurwerk en/of eieren zou worden gegooid in de richting van beveiligingsmedewerkers en/of de [naam locatie] waarin zich op dat moment 148 vluchtelingen en meerdere vrijwilligers bevonden. Evenmin blijkt uit het dossier dat verdachte er vooraf van op de hoogte was dat het de bedoeling was om ongeregeldheden te veroorzaken bij de vluchtelingenopvang.
Gelet hierop zal de rechtbank verdachte vrijspreken van de onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde feiten wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Nu verdachte van de onder feit 1 primair en subsidiair ten laste gelegde openlijke geweldpleging wordt vrijgesproken, zal verdachte ook van feit 2 vrij te weten de bedreiging met openlijk geweld worden gesproken. Niet kan wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte in een nauw en bewuste samenwerking met anderen heeft gedreigd heeft met openlijk geweld.
4.3.2
De bewijsmiddelen [1]
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
De politie heeft verdachte op 9 oktober 2015 omstreeks 22.45 uur aangehouden op de [adres] te Woerden. Verdachte verklaarde dat hij zich niet kon identificeren. [2]
Op de fouilleringslijsten van verdachten wordt genoteerd wat een verdachte ten tijde van zijn insluiting op het arrestantencomplex in Houten bij zich heeft. Verdachte had geen identiteitsbewijs in zijn fouillering. [3]
4.3.3
De bewijsoverwegingen
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
Artikel 2 van de Wet op de identificatieplicht bepaalt onder meer dat een ieder die de leeftijd van veertien jaar heeft bereikt, verplicht is op de eerste vordering van een ambtenaar als bedoeld in artikel 8 van de Politiewet 2012 (http://wetten.overheid.nl/BWBR0031788/geldigheidsdatum_03-02-2016) of artikel 6a van de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten (http://wetten.overheid.nl/BWBR0019919/geldigheidsdatum_03-02-2016), een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 (http://wetten.overheid.nl/BWBR0006297/geldigheidsdatum_03-02-2016) van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan te bieden.
Uit de omstandigheid dat verdachte bij zijn aanhouding heeft verklaard dat hij zich niet kon identificeren leidt de rechtbank af dat de politie hem heeft gevraagd c.q. gevorderd om een identiteitsbewijs ter inzage aan te bieden.
Verdachte heeft hiermee niet voldaan aan de identificatieplicht en zich daarmee schuldig gemaakt aan het aan hem onder feit 3 ten laste gelegde.
4.3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3.2 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
3.
op 9 oktober 2015 te Woerden niet heeft voldaan aan zijn verplichting om een identiteitsbewijs ter inzage aan te bieden, die is opgelegd bij artikel 2 van de Wet op de identificatieplicht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
Feit 3:
Niet voldoen aan de verplichting om een identiteitsbewijs ter inzage aan te bieden, hem opgelegd krachtens de Wet op de identificatieplicht.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder feit 1 primair en feit 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met een proeftijd van twee jaren, alsmede een werkstraf van 180 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de werkstraf niet naar behoren (heeft) verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 90 dagen, met aftrek van voorarrest.
De officier van justitie heeft ook gevorderd dat verdachte ten aanzien van het door haar onder feit 3 bewezen geachte zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 90,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 1 dag.
Verder heeft de officier van justitie gevorderd de vordering van de benadeelde partij genaamd [A] , ter grootte van € 3.170,72 volledig toe te wijzen, inclusief wettelijke rente berekend vanaf 9 oktober 2015 tot aan de dag der algehele vergoeding, waarbij verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor het te betalen bedrag. Voorts heeft de officier van justitie verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat bij een eventuele strafoplegging rekening dient te worden gehouden met de omstandigheid dat verdachte gedurende zes dagen in alle beperkingen in het cellencomplex in Houten heeft doorgebracht, hetgeen een grote impact op hem heeft gehad. De raadsvrouw verzoekt de rechtbank om aan verdachte een zoveel mogelijke voorwaardelijke straf op te leggen met een proeftijd van 2 jaren. Indien de rechtbank tot oplegging van een onvoorwaardelijk strafdeel komt, verzoekt de raadsvrouw deze op te leggen in de vorm van een werkstraf. Bij een bewezenverklaring van een overtreding, verzoekt de raadsvrouw de rechtbank te volstaan met een geldboete.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft bij zijn aanhouding niet voldaan aan de identificatieplicht. De identificatieplicht houdt verband met het eminente belang in de strafrechtsketen van een deugdelijke vaststelling van de identiteit van personen, mede met het oog op voortvarende opsporing.
De rechtbank ziet geen aanleiding om bij het bepalen van de strafsoort en strafmaat ten voordele van verdachte rekening te houden met de media-aandacht die deze zaak teweeg heeft gebracht. Naar het oordeel van de rechtbank is het in het algemeen aanvaardbaar dat strafzaken, gelet op hun aard en inhoud, een zekere vorm van media-aandacht met zich mee kunnen brengen. Dat over deze strafzaak door de media is gepubliceerd, is een gevolg van de maatschappelijke en politieke context waarbinnen het feit zich heeft afgespeeld. Niet is gesteld of gebleken dat sprake is van onevenredige media-aandacht ten opzichte van de persoonlijke situatie van deze specifieke verdachte, enkel is er duidelijke mediabelangstelling geweest voor het feitencomplex als zodanig, zodat de rechtbank hiermee geen rekening zal houden bij de strafmaat.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 16 december 2015, waaruit blijkt dat de verdachte in 2009 strafrechtelijk is veroordeeld wegens openlijke geweldpleging tegen personen.
De rechtbank acht, alles afwegende, een geldboete van € 90,- subsidiair 1 dag hechtenis passend en geboden.

8.Ten aanzien van de benadeelde partij

De behandeling van de vordering van [A] , levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank is van oordeel dat de schade die de benadeelde partij geleden heeft, het gevolg is van openlijke geweldpleging die op 9 oktober 2015 plaats heeft gevonden. Nu verdachte wordt vrijgesproken van de openlijke geweldpleging, zoals onder feit 1 primair aan hem ten laste is gelegd, en - zonder toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht - geen straf of maatregel is opgelegd, zal de rechtbank de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 23, 24, 24c en 447e van het Wetboek van Strafrecht en artikel 2 van de Wet op de identificatieplicht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart het onder 1 primair, 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4.3.4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 3:
Niet voldoen aan de verplichting om een identiteitsbewijs ter inzage aan te bieden, hem opgelegd krachtens de Wet op de identificatieplicht.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een geldboete van
€ 90,-(negentig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 1 dag.
Verklaart [A] niet ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat deze vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.A. Gerritse, voorzitter,
mrs. J.W. Frieling en J.G. van Ommeren, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.M.T. Bouwman-Everhardus, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 februari 2016.
BIJLAGE : De tenlastelegging
1.
primair:
hij op of omstreeks 9 oktober 2015 te Woerden, althans in het arrondissement Midden-Nederland met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, te weten op of aan de Steinhagenseweg, in elk geval op of aan een openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen goederen ((een) aldaar geplaatst(e) (drang)hekwerk(en) en/of een sporthal en/of een auto) en/of personen (te weten [A] en/of [B] , zijnde beveiligingsmedewerkers) welk geweld bestond uit
- het omgooien van (een) dranghek(ken) en/of
- het gooien van (illegale) vuurwerk(bommen) en/of eieren en/of flessen en/of dranghekken in de richting van en/of op/tegen voornoemde beveiligingsmedewerkers en/of [naam locatie] (waarin 148 vluchtelingen en meerdere vrijwilligers aanwezig waren) en/of een auto en/of
- het luidkeels roepen en/of joelen naar/in de richting van de vluchtelingen in de [naam locatie] ;
subsidiair:
hij op of omstreeks 09 oktober 2015 te Woerden met anderen, althans een ander, heeft deelgenomen aan een samenscholing, en/of onnodig heeft opgedrongen en/of door uitdagend gedrag aanleiding heeft gegeven tot ongeregelheden, immers maakte hij, verdachte, deel uit van een groep van ongeveer 25 personen, althans een aantal personen, welke personen:
- verzamelden nabij [naam locatie] en/of
- ( vervolgens) met bivakmutsen en/of capuchons en/of donkere kleding op hun hoofd in de richting van [naam locatie] renden/liepen en/of
- vervolgens (een) dranghek(ken) hebben omgegooid en/of
- ( illegale) vuurwerk(bommen) en/of eieren en/of flessen en/of dranghekken in de richting van en/of op/tegen voornoemde beveiligingsmedewerkers hebben gegooid en/of
- luidkeels naar/in de richting van de vluchtelingen in de [naam locatie] geroepen en/of gejoeld, onder meer teksten als "oprotten" en/of "niet welkom" en/of woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking waardoor een dreigende situatie ontstond;
2.
hij op of omstreeks 9 oktober 2015 te Woerden, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [A] en/of [B] , zijnde beveiligingsmedewerkers en/of 148, althans een grote groep asielzoekers/vluchtelingen heeft bedreigd met openlijke geweldpleging tegen personen en/of goederen, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk dreigend
- ( een) dranghek(ken) omgegooid en/of
- ( illegale) vuurwerk(bommen) en/of eieren en/of flessen en/of dranghekken in de richting van en/of op/tegen voornoemde beveiligingsmedewerkers gegooid en/of
- luidkeels naar/in de richting van de vluchtelingen in de [naam locatie] geroepen en/of gejoeld, onder meer teksten als "oprotten" en/of "niet welkom" en/of woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking;
3.
hij op of omstreeks 9 oktober 2015 te Woerden, althans in het arrondissement Midden-Nederland, niet heeft voldaan aan zijn verplichting om een identiteitsbewijs ter inzage aan te bieden, die is opgelegd bij artikel 2 van de Wet op de identificatieplicht.

Voetnoten

1.Indien hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt hierbij verwezen naar een bijlage bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van de politie Midden-Nederland, genummerd 2015306195F, van 24 november 2015, met bijlagen, doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 1212.
2.Proces-verbaal aanhouding, doorgenummerde pagina 691.
3.Proces-verbaal van bevindingen, in de wettelijke vorm opgemaakt door de politie Midden-Nederland, genummerd 20160121150010502, van 21 januari 2016.