Uitspraak
[appellant],
Alfa,
1.Het geding in eerste aanleg
7 februari 2017 en 11 juli 2017 die de kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, heeft gewezen.
2.Het geding in hoger beroep
- het tegen Alfa verleende verstek.
3.De vaststaande feiten
"Deze brief is bedoeld om de voorwaarden van de aan ons verstrekte opdracht vast te leggen Voor de goede orde en om misverstanden te voorkomen leggen wij de voorwaarden voor en de doelstelling van onze werkzaamheden schriftelijk vast alsmede de aard en de beperkingen van onze werkzaamheden.
1.504.25
482,06
373,75
100,80
1.381,25
541,33
1.345,00
282,45
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De beoordeling van de grieven en de vordering
‘4.6. Aan de andere kant heeft te gelden dat [appellant] onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken dat er wel degelijk werkzaamheden door Alfa zijn verricht die buiten het normale vielen. Zo heeft [appellant] erkend dat er vijf besprekingen hebben plaatsgevonden. De kantonrechter kan Alfa volgen in haar stelling dat de problemen genoemd in de brief van 7 september 2016 ook tot extra werkzaamheden hebben geleid. Het is echter voor de kantonrechter niet concreet in te schatten welke werkzaamheden ten aanzien van de aangifte inkomstenbelasting 2015 en de financiële opstellingen in redelijkheid, namelijk die voorafgaand aan de waarschuwingsplicht van Alfa zijn verricht, zijn gemaakt en welke overige adviezen voor vergoeding in aanmerking komen.
‘Wij zullen op basis van de door u te verstrekken gegevens uw aangifte inkomstenbelasting 2015 inclusief de daarbij behorende fiscale opstellingen betreffende uw eenmanszaak opstellen. Voor alle duidelijkheid vermelden wij dat wij geen jaarrekening voor u zullen opstellen. (… ) Daarnaast zullen wij voor u de volgende werkzaamheden verrichten.
[appellant] heeft zowel in eerste aanleg als in hoger beroep (grieven I en III) betwist dat hij opdracht heeft gegeven tot het opstellen van jaarrekeningen.
In de opdrachtbevestiging die Alfa op 1 maart 2016 aan [appellant] heeft gezonden is inderdaad expliciet vermeld dat de opdracht
niethet opstellen van een jaarrekening behelsde:
‘Voor alle duidelijkheid vermelden wij dat wij geen jaarrekening voor u zullen opstellen.’De opdracht hield wel het maken van de bij de aangifte inkomstenbelasting 2015 behorende fiscale opstellingen van de eenmanszaak van [appellant] in, zodat het hof er vanuit gaat dat de post ‘Jaarwerk bedrijf’ daarop betrekking heeft.
Vast staat dat Alfa geen aangifte inkomstenbelasting 2015 met bijbehorende fiscale stukken voor [appellant] heeft opgesteld. [appellant] heeft onweersproken gesteld dat hij ten tijde van de ontvangst van de factuur van 13 juni 2016, waarbij Alfa nog een bedrag van € 3.119,08 met betrekking tot het boekjaar 2015 in rekening bracht, nog geen enkel resultaat van de werkzaamheden van Alfa had gezien. Dit is voor hem aanleiding geweest de overeenkomst met Alfa tijdens de bespreking van 20 juni 2016 met onmiddellijke ingang op te zeggen.
€ 6.477,44 aan [appellant] in rekening gebracht, bijna het dubbele van de afgegeven prijsindicatie, terwijl zij – naar de kantonrechter heeft vastgesteld en waartegen niet is gegriefd – niet voor deze overschrijding van de prijsindicatie heeft gewaarschuwd en de overeengekomen werkzaamheden, bestaande uit het opstellen van de aangifte inkomstenbelasting 2015 met bijbehorende fiscale opstellingen, bovendien niet heeft voltooid.
Alfa heeft aangevoerd dat zij deze werkzaamheden niet kon uitvoeren omdat [appellant] daarvoor niet de benodigde stukken aanleverde en dat zij daar vergeefs om heeft gevraagd, maar zij heeft in dat verband slechts verwezen naar haar brief van 7 september 2016. Die brief is lang na het beëindigen van de opdracht aan [appellant] gestuurd. Dat Alfa [appellant] in de periode tussen 1 maart 2016 en 13 juni 2016 om ontbrekende stukken heeft gevraagd, heeft Alfa niet onderbouwd gesteld. Het valt, zonder nader toelichting van de zijde van Alfa die ontbreekt, dan ook niet in te zien hoe Alfa, naast de € 3.358,36 die zij [appellant] al voor haar werkzaamheden met betrekking tot het boekjaar 2015 in rekening had gebracht, vervolgens nog 17 uur aan ‘jaarwerk bedrijf’ en 9,5 uur aan ‘fiscale/juridische advisering’ heeft kunnen besteden, terwijl Alfa, naar zij zelf stelt, niet over de benodigde stukken beschikte om haar werkzaamheden uit te voeren en vast staat dat zij de aangifte inkomstenbelasting 2015 met bijbehorende fiscale opstellingen niet heeft verzorgd. Een grond daarvoor kan ook niet worden gevonden in de door de kantonrechter genoemde omstandigheid dat er vijf besprekingen hebben plaatsgehad, nu [appellant] dat bij memorie van grieven expliciet heeft ontkend. Nu [appellant] bovendien onbetwist heeft gesteld dat hij geen enkel resultaat van de door Alfa in rekening gebrachte werkzaamheden te zien heeft gekregen en Alfa in deze procedure ook niet inzichtelijk heeft gemaakt waaruit haar werkzaamheden hebben bestaan, ligt de vordering van Alfa voor zover die ziet op betaling van haar factuur van 13 juni 2016 voor afwijzing gereed.
Nu door Alfa niet onderbouwd is gesteld dat haar ook werkzaamheden met betrekking tot het boekjaar 2016 zijn opgedragen, komen de bij de factuur van 14 juli 2016 in rekening gebrachte werkzaamheden niet voor vergoeding in aanmerking, zulks met uitzondering van de bespreking met [appellant] op 20 juni 2016, nu niet in geschil is dat deze heeft plaatsgehad en betrekking had op de aangifte inkomstenbelasting 2015. Derhalve komt een bedrag van
€ 230,- + 21% btw = € 278,30 voor toewijzing in aanmerking. Dit bedrag blijkt uit de bij de factuur gevoegde specificatie.
7 april 2016, 12 mei 2016 en uit hoofde van het vonnis van de kantonrechter diende te voldoen niet bij de belastingdienst terug kunnen vragen.
weersprokendat hij bij het geven van deze opdracht handelde in de uitoefening van zijn bedrijf. Om die reden heeft de kantonrechter de door Alfa gevorderde wettelijke handelsrente ex art. 6:119a BW afgewezen en de wettelijke rente conform art. 6:119 BW toegewezen. [appellant] huidige stelling dat hij aanspraak kan maken op teruggave van btw met betrekking tot de in r.o. 5.10 genoemde facturen is – zonder nadere toelichting die ontbreekt – niet te verenigen met het door hem ingenomen standpunt dat hij bij het verstrekken van de opdracht waar deze facturen op zien niet handelde in de uitoefening van zijn bedrijf (en daarmee als ondernemer voor de btw). Het hof verwerpt het beroep op verrekening daarom
.
6.De slotsom
€ 120,-( 2 punten x tarief 60,-)
€ 318,-
€ 632,-(1 punt x tarief 632,-)
7.De beslissing
€ 120,- voor salaris gemachtigde en tot aan deze uitspraak wat betreft het hoger beroep vastgesteld op € 421,11 voor verschotten en op € 632,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en – voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;