ECLI:NL:GHARL:2018:3601

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 april 2018
Publicatiedatum
17 april 2018
Zaaknummer
200.217.072/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod tot fotograferen en filmen van buren in kort geding afgewezen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 april 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [appellante] en [geïntimeerden] c.s. De zaak betreft een verbod dat door [geïntimeerden] c.s. was gevorderd om [appellante] te verbieden hen te fotograferen of te filmen, zowel in hun huis als op hun erf. De voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Nederland had in eerste aanleg op 26 april 2017 een verbod opgelegd aan [appellante], maar het hof heeft dit vonnis vernietigd. Het hof oordeelde dat [geïntimeerden] c.s. onvoldoende aannemelijk hebben gemaakt dat [appellante] hen daadwerkelijk fotografeert of filmt wanneer zij zich in en om hun woning bevinden. Het hof heeft vastgesteld dat de verstandhouding tussen de partijen ernstig verstoord is en dat er in het verleden meerdere incidenten hebben plaatsgevonden. Echter, de vordering van [geïntimeerden] c.s. is afgewezen omdat er geen bewijs was dat [appellante] inbreuk maakt op hun privacy door hen te filmen of fotograferen. Het hof heeft de kosten van de procedure in beide instanties voor rekening van [geïntimeerden] c.s. gesteld, aangezien hun vordering niet toewijsbaar bleek. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard ten aanzien van de proceskostenveroordeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.217.072/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/17/152384/ KG ZA 16-338)
arrest in kort geding van 17 april 2018
in de zaak van
[appellante] ,
wonende te [A] ,
appellante in het principaal appel,
geïntimeerde in het incidenteel appel,
in eerste aanleg gedaagde,
hierna:
[appellante],
advocaat: mr. H.C. Post, kantoorhoudend te Assen,
tegen:

1.[geïntimeerde1] ,

2. [geïntimeerde2] ,

3. [geïntimeerde3] ,

wonende te [A] ,
geïntimeerden in het principaal appel,
appellanten in het incidenteel appel,
in eerste aanleg: eisers,
hierna:
[geïntimeerden] c.s.,
advocaat: mr. M.J. Buitenhuis te Drachten,

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Voor het verloop van de procedure in eerste aanleg verwijst het hof naar het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Nederland (locatie Leeuwarden, hierna: de voorzieningenrechter) van 26 april 2017.

2.Het verloop van de procedure in hoger beroep

Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit:
- de appeldagvaarding van 23 mei 2017;
- de memorie van grieven (met producties);
- de memorie van antwoord in het principaal appel tevens memorie van grieven in het incidenteel appel (met producties);
- de memorie van antwoord in het incidenteel appel;
- akte aan de zijde van [appellante] (met producties);
- akte aan de zijde van [geïntimeerden] c.s.;
- antwoordakte aan de zijde van [appellante] ;
- antwoordakte aan de zijde van [geïntimeerden] c.s. (met productie).
Vervolgens hebben partijen arrest gevraagd op de door hen overgelegde procesdossiers.

3.De vaststaande feiten

3.1
In rechtsoverweging 2 (2.1 tot en met 2.3) van het bestreden vonnis heeft de voorzieningenrechter een aantal feiten weergegeven waarvan in dit kort geding kan worden uitgegaan. Hieromtrent bestaat ook in hoger beroep geen geschil. Deze feiten komen op het volgende neer.
3.2
[geïntimeerden] c.s. wonen aan de [a-straat] 19 te [A] .
3.3
Het perceel van [geïntimeerden] c.s. grenst aan de zuidzijde aan het perceel van [B] en [appellante] , die wonen aan de [a-straat] 21 te [A] . De ouders van [B] en [appellante] , [C] en [D] , wonen naast hun kinderen op het adres [a-straat] 23 te [A] . Tezamen worden de hiervoor genoemde leden van de familie [appellante] hierna aangeduid als [appellante] c.s.
3.4
De verstandhouding tussen [geïntimeerden] c.s. en [appellante] c.s. is ernstig verstoord en tussen hen hebben zich in het verleden meerdere incidenten voorgedaan. Diverse instanties hebben tevergeefs getracht in de geschillen tussen [geïntimeerden] c.s. en [appellante] c.s. te bemiddelen.

4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

4.1
[geïntimeerden] c.s. hebben [appellante] c.s. gedagvaard en gevorderd hen te verbieden [geïntimeerden] c.s. te filmen en/of te fotograferen en/of pogingen daartoe te ondernemen, een en ander op straffe van verbeurte van dwangsommen. Ter comparitie in eerste aanleg is door [geïntimeerden] c.s. verklaard dat die vordering niet ziet op de door [appellante] c.s. in gebruik genomen beveiligingsapparatuur, maar alleen op het filmen met een smartphone en een dashcam van [geïntimeerden] c.s. als zij op hun eigen terrein en in hun eigen huis zijn.
4.2
De voorzieningenrechter heeft het spoedeisend belang bij deze vordering aanwezig geacht. Voorts heeft hij voldoende aannemelijk geoordeeld dat [appellante] , zonder rechtvaardigingsgrond, inbreuk maakt op de privacy van [geïntimeerden] c.s. door hen te fotograferen/filmen met haar smartphone en heeft hij haar verboden dit te doen "
wanneer [geïntimeerden] c.s. zich in en om huis bevinden, dus op hun eigen grond c.q. erf". Deze veroordeling is versterkt met dwangsommen en uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Voor het overige is de vordering afgewezen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Het principaal hoger beroep strekt tot vernietiging van het vonnis van 26 april 2017 voor zover de vordering tegen [appellante] is toegewezen en tot alsnog afwijzen van de vordering (ook in zoverre). Anders dan [geïntimeerden] c.s. stellen, doet het feit dat geen afzonderlijke grief is gericht tegen het dictum van genoemd vonnis van 26 april 2017 niet af aan de overduidelijke strekking van het principaal appel. Het incidenteel appel is gericht tegen de beslissing tot compensatie van de proceskosten en strekt ertoe [appellante] alsnog in de kosten van de eerste aanleg (naast die van het hoger beroep) te veroordelen. Het hof zal het principaal en incidenteel appel gezamenlijk bespreken.
5.2
Alvorens de grieven te bespreken, zal het hof stilstaan bij de procedurele gang van zaken in hoger beroep. [geïntimeerden] c.s. hebben bezwaar gemaakt tegen de inhoud van de akte van [appellante] van 28 november 2017 voor zover die akte meer inhoudt dan het geven van (een ontkennend) antwoord op de door het hof opgeworpen vraag of een enkelvoudige comparitie kan worden gehouden. Het hof honoreert dat bezwaar slechts in zoverre de akte ook meer bevat dan een reactie op de door [geïntimeerden] c.s. in het principaal appel overgelegde producties, nu zonder die reactie de inhoud van die, voor de beslissing ten dele relevante, producties niet in de beoordeling zou kunnen worden betrokken en aldus een tussenarrest wordt voorkomen. Dat laatste dient het belang van beide partijen. Voor zover de akte meer inhoudt gaat het hof daaraan voorbij, nu de akte (zeker in kort geding) in zoverre in strijd komt met de beginselen van een goede procesorde. Overigens acht het hof de zaak voldoende duidelijk en heeft het geen behoefte aan nadere inlichtingen, terwijl het bereiken van een schikking (gelet op de vergeefse pogingen tot op heden) niet waarschijnlijk wordt geacht. Van een comparitie wordt daarom afgezien.
5.3
Met haar
grief 1bestrijdt [appellante] tevergeefs het spoedeisend belang bij de vordering, nu dat met de aard van de vordering is gegeven.
5.4
In de (toelichtingen op) haar
grief 2en
grief 3betoogt [appellante] dat zij, als zij zittend in haar rolstoel over straat gaat, zich onveilig voelt omdat [geïntimeerden] c.s. haar een aantal keren op straat hebben bedreigd. Op advies van de wijkagent heeft zij toen een smartphone aangeschaft met SOS functie, SMS-dienst en een betere dan de standaardlens om ook over afstand te kunnen filmen. Volgens haar maakt zij aldus geen inbreuk op de privacy van [geïntimeerden] c.s., althans is daarvoor een rechtvaardigingsgrond aanwezig.
5.5
Het hof overweegt dat de voorzieningenrechter [appellante] niet in algemene zin verboden heeft [geïntimeerden] c.s. te filmen/fotograferen, maar dit verbod heeft toegespitst op het filmen/fotograferen van [geïntimeerden] c.s. wanneer deze zich in en om hun eigen huis bevinden. Het hof stelt voorts voorop dat het zonder toestemming fotograferen/filmen van personen als zij zich in en om hun huis bevinden een dermate grote inbreuk oplevert op hun privacy dat hiervoor slecht onder zeer bijzondere omstandigheden een rechtvaardigingsgrond kan worden aangenomen.
5.6
Het hof begrijpt de (toelichting op de) grieven 2 en 3 aldus dat [appellante] ontkent dat zij [geïntimeerden] c.s. filmt en/of fotografeert wanneer deze zich in en om hun eigen huis bevinden, zoals dat door de voorzieningenrechter aan [appellante] is verboden te doen. Ook door [geïntimeerden] c.s. is dat klaarblijkelijk zo begrepen, nu zij bij memorie van antwoord producties in het geding hebben gebracht waaruit zou moeten blijken dat [appellante] zich daar wel schuldig aan maakt. Het betreft een foto van het erf van [geïntimeerden] c.s. en verklaringen van [geïntimeerde3] en [E] , inhoudende dat zij op bepaalde data door [appellante] zijn gefilmd/gefotografeerd toen zij op het erf van [geïntimeerden] c.s. met werkzaamheden bezig waren dan wel met een maatschappelijk werkster in gesprek waren. Door [appellante] zijn die producties evenwel gemotiveerd betwist. In dit kort geding kan daarom niet als voldoende aannemelijk worden aangenomen dat [appellante] [geïntimeerden] c.s. filmt en/of fotografeert wanneer zij, [geïntimeerden] c.s., zich in en om hun woning bevinden. Het onderhavige kort geding leent zich niet voor verdere bewijsvoering zoals het horen van getuigen. Aan het voorgaande doet niet af dat namens [appellante] in eerste aanleg erkend is dat zij van haar smartphone gebruik maakt om foto's of filmpjes te maken van [geïntimeerden] c.s. Overige aspecten daargelaten is die erkenning onvoldoende specifiek om daarop de conclusie te kunnen baseren dat [appellante] foto's en filmpjes heeft gemaakt van [geïntimeerden] c.s. wanneer zij zich in of om hun woning bevinden. Evenmin is aannemelijk geworden dat [appellante] dreigt [geïntimeerden] c.s. te fotograferen/filmen als zij zich in en om hun huis bevinden.
Het voorgaande brengt mee dat de onderhavige grieven slagen en daarmee de vordering van [geïntimeerden] c.s. alsnog ook voor het overige moet worden afgewezen.
5.7
Grief 4in het principaal appel is een veeggrief en behoeft geen afzonderlijke bespreking.
5.8
Nu de vordering van [geïntimeerden] c.s. in zijn geheel niet toewijsbaar is gebleken, zullen zij, zoals gevorderd, als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van de eerste aanleg en die van het hoger beroep. Het
incidenteel appel, waarin wordt betoogd dat de rechtbank de kosten ten onrechte heeft gecompenseerd en [appellante] in de kosten had moeten worden veroordeeld, faalt daarmee, zodat [geïntimeerden] c.s. tevens in de kosten daarvan zullen worden veroordeeld.
De proceskosten aan de zijde van [appellante] zullen worden vastgesteld als volgt:
- in eerste aanleg € 262,- aan verschotten (griffierecht) en € 816,- aan geliquideerd salaris van de advocaat;
- in het principaal hoger beroep € 416,01 aan verschotten (€ 103,01 explootkosten en € 313,- griffierecht) en € 1.341,- (1,5 punt in tarief II) aan geliquideerd salaris van de advocaat;
- in het incidenteel hoger beroep € 316,- (0,5 punt in tarief I) aan geliquideerd salaris van de advocaat.
De beslissing
Het hof, rechtdoende in hoger beroep, in kort geding:
vernietigt het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Nederland (locatie Leeuwarden) van 26 april 2017 voor zover gewezen tussen [geïntimeerden] c.s. en [appellante] en in zoverre opnieuw recht doende:
wijst de vordering af;
veroordeelt [geïntimeerden] c.s. in de kosten van de procedure in beide instanties, aan de zijde van [appellante] vastgesteld als volgt:
- in eerste aanleg € 262,- aan verschotten en € 816,- aan geliquideerd salaris van de advocaat;
- in het principaal hoger beroep € 416,01 aan verschotten en € 1.341,- aan geliquideerd salaris van de advocaat;
- in het incidenteel hoger beroep € 316,- aan geliquideerd salaris van de advocaat.
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad ten aanzien van de proceskostenveroordeling;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mr. L. Janse, mr. W.P.M. ter Berg, mr. K.M. Makkinga en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
17 april 2018.