ECLI:NL:GHARL:2018:3540

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 april 2018
Publicatiedatum
17 april 2018
Zaaknummer
200.218.496
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewindvoering en ontslag van de bewindvoerder in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de bewindvoering van een rechthebbende. De rechthebbende, die in persoon verscheen en werd bijgestaan door zijn advocaat, had in eerste aanleg verzocht om opheffing van het bewind dat was ingesteld over zijn goederen. De kantonrechter had dit verzoek afgewezen, waarna de rechthebbende in hoger beroep ging met de eis om de bestreden beschikking te vernietigen en de bewindvoerder te ontslaan. Tijdens de mondelinge behandeling verklaarde de rechthebbende dat hij niet langer opheffing van het bewind wenste, maar wijziging van de bewindvoerder. Hij gaf aan dat de communicatie met de huidige bewindvoerder slecht was en dat hij geen vertrouwen meer had in deze persoon. De bewindvoerder daarentegen stelde dat hij de financiën van de rechthebbende goed regelde en dat de contacten via het RIBW verliepen. Het hof oordeelde dat de stellingen van de rechthebbende onvoldoende waren om een gewichtige reden voor ontslag van de bewindvoerder aan te nemen. Het hof concludeerde dat de vertrouwensbreuk die de rechthebbende ervoer niet noodzakelijkerwijs het gevolg was van het handelen van de bewindvoerder. De grieven van de rechthebbende faalden, en het hof bekrachtigde de beschikking van de kantonrechter.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.218.496
(zaaknummer rechtbank Gelderland 5694911)
beschikking van 17 april 2018
inzake
[verzoeker],
wonende te [plaatsnaam] ,
verzoeker in hoger beroep, verder te noemen: rechthebbende,
advocaat: mr. M.G.W.M. Geurts te Duiven,
en
[verweerder],
gevestigd te [plaatsnaam] ,
verweerder in hoger beroep, verder te noemen: [verweerder] of de bewindvoerder.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Gelderland, sector kanton, zittingsplaats Zutphen) van 2 mei 2017, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 29 juni 2017;
- een journaalbericht van mr. Geurts van 4 september 2017 met producties;
- een journaalbericht van mr. Geurts van 23 januari 2018 met producties;
- een journaalbericht van mr. Geurts van 8 maart 2018 met als productie een aanvullend
beroepschrift.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 13 maart 2018 plaatsgevonden. Rechthebbende is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn advocaat en vergezeld van
[persoon 1] van het RIBW en [persoon 2] , de door rechthebbende voorgestelde bewindvoerder. Ook de bewindvoerder is verschenen. De dochter is behoorlijk opgeroepen, maar niet verschenen.

3.De feiten

3.1
De kantonrechter heeft bij beschikking van 12 december 2013 over alle tegenwoordige en toekomstige goederen die toebehoren aan rechthebbende een bewind in de zin van artikel 1: 431 van het Burgerlijk Wetboek ingesteld en [verweerder] tot bewindvoerder benoemd.
3.2
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de kantonrechter op 2 februari 2017, heeft rechthebbende verzocht het bewind zo snel mogelijk te beëindigen dan wel (zo begrijpt het hof:) op te heffen.
3.3
Bij de bestreden beschikking van 2 mei 2017 heeft de kantonrechter het verzoek van rechthebbende tot opheffing van het bewind afgewezen.

4.De omvang van het geschil

4.1
Rechthebbende is met één grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Hij verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, zijn verzoek alsnog toe te wijzen.
4.2
Bij het aanvullend beroepschrift verzoekt rechthebbende het bewind door de bewindvoerder te beëindigen en [persoon 2] tot bewindvoerder te benoemen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Rechthebbende heeft ter mondelinge behandeling verklaard dat hij niet langer opheffing van het bewind wenst, maar wijziging van de bewindvoerder, dat bestaat in ontslag van [verweerder] als bewindvoerder en benoeming van een nieuwe bewindvoerder. Het hof laat in het midden of dit verzoek als een in hoger beroep toegestane vermeerdering van het verzoek van rechthebbende in eerste aanleg is te beschouwen of als een geheel nieuw verzoek, dat niet voor het eerst in hoger beroep kan worden gedaan. Blijkens art. 1:448 lid 2 BW kan het hof in hoger beroep net als de kantonrechter ambtshalve een bewindvoerder ontslaan wegens gewichtige redenen. (ECLI:NL:HR:2015:86).
5.2
Rechthebbende heeft gesteld dat hij geheel schuldenvrij is en dat hij begeleiding van het RIBW heeft. Het RIBW komt vier keer per week bij hem thuis. Dat wil volgens rechthebbende echter niet zeggen dat hij niet zelf zijn financiën kan beheren. Het doel van het bewind was de zelfstandigheid van rechthebbende. Rechthebbende drinkt niet veel meer. Hij is een gelegenheidsdrinker geworden en hij rookt af en toe medicinaal een joint. De communicatie tussen de bewindvoerder en rechthebbende is slecht. Ter mondelinge behandeling heeft rechthebbende nog aangevuld dat hij veel stress ervaart (in het contact) met de bewindvoerder. Rechthebbende heeft voorts verklaard dat hij de bewindvoerder niet meer mag bellen of mailen. Hij mag geen contact met de bewindvoerder hebben. De contacten verlopen via het RIBW. Rechthebbende heeft achteraf moeten horen dat hij spaargeld op zijn bankrekening had staan, terwijl de bewindvoerder hem – naar deze zei vanwege zijn financiële situatie – geen reisgeld wilde geven om meer naar zijn dochter toe te kunnen gaan die uithuisgeplaatst is en in [plaatsnaam] woont. Rechthebbende kan voorts zijn banksaldo niet inzien waardoor hij steeds maar niet zijn financiële positie kan bepalen. Meerdere pogingen om de verstandhouding tussen rechthebbende en de bewindvoerder te verbeteren zijn op niets uitgelopen. Rechthebbende heeft geen vertrouwen meer in de bewindvoerder.
5.3
De bewindvoerder heeft verklaard dat hij weinig rechtstreeks contact heeft met rechthebbende en dat de contacten via het RIBW verlopen. Als er contact is tussen rechthebbende en de bewindvoerder, dan gaat het mis omdat rechthebbende zich niet aan de afspraken houdt en hij vervolgens boos wordt omdat de bewindvoerder hem dan geen geld ter beschikking stelt.. Dat levert spanning op. De bewindvoerder stelt dat hij weet wat rechthebbende nodig heeft. Er is iemand nodig die de financiën goed regelt. Rechthebbende mag geen andere schulden meer maken. Rechthebbende heeft schulden gehad en zat in de gemeentelijke schuldhulpverlening. De bewindvoerder heeft geld gespaard en de schulden in één keer afgelost. De bewindvoerder vraagt zich af welke stress rechthebbende ervaart, omdat zij geen contact meer met elkaar hebben en de contacten via het RIBW verlopen. Hij maakt ieder jaar een overzicht voor de kantonrechter. Deze overzichten zijn steeds goedgekeurd. Rechthebbende kan zijn saldo bij de bank inzien.
5.4
Gelet op de stukken en hetgeen ter mondelinge behandeling is verklaard ziet het hof geen aanleiding om de bewindvoerder ambtshalve te ontslaan. De stellingen van rechthebbende zijn onvoldoende om een gewichtige reden voor ontslag aan te nemen. Dat rechthebbende een vertrouwensbreuk ervaart, is aannemelijk geworden. Het hof acht - mede gelet op de problematiek van rechthebbende - niet aannemelijk dat deze vertrouwensbreuk wordt veroorzaakt door toedoen van de bewindvoerder. Bovendien is gelet op alle feiten en omstandigheden niet onwaarschijnlijk dat rechthebbende bij een nieuwe bewindvoerder opnieuw een vertrouwensbreuk zal ervaren. Desgevraagd heeft de door de rechthebbende voorgedragen bewindvoerder - [persoon 2] - ter zitting ook verklaard dat zij in de gegeven omstandigheden niet anders zou hebben gehandeld dan de huidige bewindvoerder heeft gedaan. Dit verzoek dient derhalve te worden afgewezen.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, falen de grieven. Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Gelderland, sector kanton, zittingsplaats Zutphen) van 2 mei 2017;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. T. ter Brugge, J.H. Lieber en R. Krijger, bijgestaan door mr. M. Ligtenberg-Vastenholt als griffier, en is op 17 april 2018 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.