ECLI:NL:GHARL:2018:3470

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 april 2018
Publicatiedatum
16 april 2018
Zaaknummer
200.229.506/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming tot verhuizing van kinderen in het belang van de moeder

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vervangende toestemming voor verhuizing van de moeder met haar kinderen naar [D]. De moeder, die samen met haar stiefvader in [D] wil gaan wonen, heeft verzocht om toestemming om met de kinderen te verhuizen, terwijl de vader zich hiertegen verzet. Het hof heeft de belangen van de kinderen en de ouders afgewogen. De moeder heeft al enige tijd een relatie met de stiefvader en heeft aangegeven dat de verhuizing noodzakelijk is voor het vormen van een gezin en het verminderen van spanningen die voortkomen uit de huidige situatie. De kinderen hebben hun voorkeur voor de verhuizing uitgesproken, waarbij [de minderjarige2] een duidelijke voorkeur heeft voor de verhuizing naar [D]. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder de verhuizing goed heeft voorbereid en dat de zorgregeling na de verhuizing ongewijzigd kan blijven. Het hof concludeert dat het belang van de moeder om te verhuizen zwaarder weegt dan het belang van de vader om dit te voorkomen. De beschikking van de rechtbank Overijssel van 17 november 2017 is vernietigd en de moeder is vervangende toestemming verleend om met de kinderen te verhuizen en hen in te schrijven op scholen in [D].

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.229.506/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel C/08/205530 / FA RK 17-1854)
beschikking van 12 april 2018
inzake
[verzoekster] ,
wonende te [A] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. H.W. Bongers te Ommen,
en
[verweerder] ,
wonende te [A] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. G.B.J.M. Spoormans te Amsterdam.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Overijssel,
gevestigd te Zwolle,
verder te noemen: de GI.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 17 november 2017, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 14 december 2017;
- het verweerschrift met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Bongers van 9 januari 2018 met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Bongers van 14 maart 2018 met productie(s).
2.2
Op 6 maart 2018 zijn [de minderjarige1] , geboren [in] 2002 (verder te noemen: [de minderjarige1] ) en [de minderjarige2] , geboren [in] 2005 (verder te noemen: [de minderjarige2] ) verschenen, die afzonderlijk van elkaar en buiten aanwezigheid van partijen en de belanghebbende door de raadsheer-commissaris zijn gehoord.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 28 maart 2018 plaatsgevonden. Verschenen zijn partijen, bijgestaan door hun advocaten. Namens de GI is verschenen de heer [B] . De advocaten hebben het woord mede gevoerd aan de hand van een pleitnota.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder zijn [in] 1998 met elkaar gehuwd. Uit dit huwelijk zijn [de minderjarige1] en [de minderjarige2] geboren. Het huwelijk is op 3 maart 2015 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand. De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de kinderen. De kinderen hebben hun hoofdverblijf bij de moeder.
3.2
[de minderjarige1] en [de minderjarige2] staan - gerelateerd aan de echtsscheidingsstrijd tussen de ouders - sinds 8 juni 2015 onder toezicht van de GI. Deze ondertoezichtstelling is nadien telkens verlengd, voor het laatst tot 8 juni 2018.
3.3
De moeder heeft al enige jaren een relatie met de heer [C] (verder te noemen: de stiefvader). [in] 2017 zijn zij met elkaar gehuwd.
3.4
[de minderjarige1] en [de minderjarige2] verblijven één weekend in de twee weken van vrijdag uit school tot zondag 19.00 uur bij de vader.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is, voor zover hier van belang, het verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verlenen om met de kinderen naar [D] te verhuizen en de kinderen aan te melden voor onderwijsinstellingen te [D] afgewezen.
4.2
De moeder is met één grief in hoger beroep gekomen van de beschikking van 17 november 2017. Zij verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen - zo leest het hof - voor zover daarbij haar verzoeken zijn afgewezen, en voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad opnieuw rechtdoende haar vervangende toestemming te verlenen om met de kinderen in de zomervakantie van 2018 te verhuizen naar de woning aan - zo begrijpt het hof - de [a-straat] 6 te [D] , alsmede om [de minderjarige1] aan te melden bij het [E] College te [D] en [de minderjarige2] bij VMBO [F] te [D] of het [G] College te [D] om daar de MAVO te gaan volgen met ingang van het studiejaar 2018/2019.
4.3
De vader voert verweer en verzoekt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen, zo nodig met verbetering van de gronden.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van één van hen aan de rechter worden voorgelegd.
5.2
De gezamenlijke gezagsuitoefening van partijen brengt mee dat de moeder voor het wijzigen van de woonplaats van de kinderen toestemming van de vader behoeft. Indien de ouders het hierover niet eens worden zal de rechter hierover een beslissing nemen. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Uit vaste jurisprudentie volgt dat, hoezeer het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen, andere belangen zwaarder kunnen wegen.
5.3
Het hof zal bij zijn beslissing alle omstandigheden van het geval in acht dienen te nemen, en daarbij onder meer de volgende aspecten betrekken:
- de noodzaak om te verhuizen,
- de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid,
- de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarige en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren,
- de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg,
- de rechten van de andere ouder en de minderjarige op onverminderd contact met elkaar in een vertrouwde omgeving,
- de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg,
- de frequentie van het contact tussen de minderjarige en de andere ouder voor en na de verhuizing,
- de leeftijd van de minderjarige, zijn mening en de mate waarin de minderjarige geworteld is in zijn omgeving of juist extra gewend is aan verhuizingen,
- de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
5.4
De ouder bij wie de minderjarige zijn hoofdverblijfplaats heeft, dient in beginsel de gelegenheid te krijgen om met de minderjarige elders een gezinsleven en een toekomst op te bouwen, indien de omstandigheden van het geval na een belangenafweging zoals hiervoor genoemd een dergelijke beslissing ook rechtvaardigen. Hierna zal worden beoordeeld of de keuze van de moeder om te verhuizen in het kader van de verdere belangenafweging te rechtvaardigen valt.
5.5
Het hof stelt voorop dat tijdens de kindergesprekken is gebleken dat [de minderjarige1] het prima vindt om te verhuizen naar [D] maar het ook prima vindt om niet te verhuizen, terwijl [de minderjarige2] een uitgesproken voorkeur voor de verhuizing naar [D] heeft uitgesproken. De kinderen vinden het leuk in [D] , en kunnen goed opschieten met de stiefvader. Indien de kinderen gaan verhuizen naar [D] , zijn zij het ook eens met de door de moeder voorgestelde scholen aldaar.
5.6
De moeder heeft aangegeven dat haar noodzaak tot verhuizing primair bestaat uit haar wens om samen met de stiefvader, zijn meerderjarige dochter en de kinderen een gezin te vormen in de (koop)woning van de stiefvader in [D] . De moeder en de stiefvader zullen aldus zijn bevrijd van dubbele woonlasten, terwijl het ook met het oog op het werk van de stiefvader, en de woonplaats van de familie, wenselijk is om richting [D] te verhuizen. Daarbovenop komt het feit dat zowel de moeder alsook [de minderjarige2] (forse) spanningen ervaren door het wonen in dezelfde woonplaats als de vader. Er hebben zich bij herhaling spanningsvolle situaties voorgedaan, waarvan ter zitting een aantal voorbeelden is gegeven (de lekke band van [de minderjarige1] voor de woning van de vader, een treffen bij een supermarkt waarbij [de minderjarige2] de aanwezigheid van de vader opmerkt hetgeen hem veel spanning geeft). Het komt het hof voor dat in deze bijzondere situatie, waarbij al jarenlang sprake is van een spanningsvolle ouderrelatie, een letterlijke afstand tussen de woonplaats van de vader en die van de moeder, niet alleen voor de moeder maar ook voor de kinderen en met name voor [de minderjarige2] de broodnodige rust zal kunnen brengen. Op grond van deze omstandigheden is het naar het oordeel van het hof gerechtvaardigd dat de moeder kiest voor een verhuizing naar de woonplaats van de stiefvader, in plaats van andersom. Dat de stiefvader als gevolg van zijn werk veel dagen in het buitenland verblijft en (vanwege zijn werk) niet in Nederland staat ingeschreven, waarop de vader heeft gewezen, maakt dit oordeel niet anders. Een dergelijke afwezigheid van één van de echtelieden, hetgeen bij meerdere beroepen voorkomt, is geen beletsel voor het kunnen vormen van een gezinsleven.
5.7
Het hof acht voorts van belang dat de zorgregeling zoals die nu al jarenlang geldt na de verhuizing ongewijzigd zal blijven. De kinderen kunnen nog steeds in de weekenden bij de vader zijn. Hoewel de vader naar voren heeft gebracht dat de kinderen na de verhuizing niet meer de gelegenheid zullen hebben om tussendoor bij hem langs te komen, is ter zitting vast komen te staan dat dit in al die jaren nog nooit is gebeurd. Ook de vrees van de vader, dat de kinderen als gevolg van weekendbaantjes en/of stages weinig tijd of animo zullen overhouden om bij hem te komen, is naar het oordeel van het hof geen reden om geen toestemming voor een verhuizing te verlenen. Ook in hun huidige woonplaats zullen de kinderen immers in toenemende mate weekendactiviteiten gaan ondernemen. Dit is inherent aan hun ontwikkeling en daarbij behorende wensen. Voor het overige heeft de moeder toegezegd alternatieven te willen aanbieden op het moment dat de regeling een keer geen doorgang zou kunnen vinden. Verder heeft de moeder zich bereid verklaard de kinderen telkens te halen en te brengen of de reiskosten van de vader te vergoeden.
5.8
De moeder heeft de verhuizing naar het oordeel van het hof goed doordacht en voorbereid. Zij heeft al langere tijd de wens om te verhuizen, en heeft ook al jarenlang een relatie met de stiefvader, maar heeft gewacht tot augustus 2017 met het indienen van het verzoek, omdat zij het nu pas verantwoord vond. Vast staat op welk adres de moeder met de kinderen zal gaan wonen, de kinderen zijn (voor de zekerheid) al op de door hen zorgvuldig geselecteerde scholen ingeschreven en de moeder heeft goed nagedacht over het (voor de kinderen) beste moment (zomervakantie 2018) om daadwerkelijk te verhuizen.
5.9
Hoewel de communicatie tussen de ouders nog voor verbetering vatbaar is, wordt daar door de ouders nog steeds aan gewerkt. Ook na de verhuizing zal het traject bij [H] worden voortgezet. Hoewel het hof het betreurt dat de huidige GI, die veel voor de ouders en de kinderen heeft kunnen betekenen, bij een verlenging van de ondertoezichtstelling zoals door de GI beoogd de uitvoering daarvan (mogelijk) zal moeten overdragen, vertrouwt het hof er op dat dit op zorgvuldige wijze zal gebeuren.
5.1
Alle voornoemde belangen en omstandigheden tegen elkaar afwegende, waarbij het belang van de kinderen centraal staat, maar niet doorslaggevend is, komt het hof tot de conclusie dat het belang van de moeder om met de kinderen naar [D] te verhuizen zwaarder weegt dan het belang van de vader bij een afwijzing van het verzoek van de moeder daartoe.
5.11
Omdat het hof vervangende toestemming zal verlenen, acht het hof het eveneens in het belang van de kinderen dat zij kunnen worden ingeschreven op de door de moeder uitgekozen scholen. De vader heeft daar ook geen relevante bezwaren tegen aangevoerd.

6.De slotsom

6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, slagen de grieven. Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, vernietigen en beslissen als volgt.
6.2
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen (gewezen) echtgenoten zijn en de procedure de uit het huwelijk geboren kinderen betreft.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 17 november 2017, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en in zoverre opnieuw beschikkende:
verleent de moeder vervangende toestemming om in de zomervakantie van 2018 met de kinderen te verhuizen naar de [a-straat] 6 te [D] alsmede om [de minderjarige1] aan te melden bij het [E] College te [D] en [de minderjarige2] bij VMBO [F] te [D] of het [G] College te [D] om daar de MAVO te gaan volgen met ingang van het studiejaar 2018/2019;
verklaart deze beschikking (tot zover) uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.A. Vermeulen, M.P. den Hollander en C. Koopman, bijgestaan door mr. H.B. Fortuyn als griffier, en is op 12 april 2018 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.