Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
“Naar mijn mening wordt de schade veroorzaakt door lekkage in de badkamer bij de buren op nummer 43. De oorzaak van de schade, lekke kit- en voegnaden in de badkamer op nummer 43 acht ik aannemelijk omdat de wand in de voorste slaapkamer van verzekerde nat is. De tussenwand tussen de woning van verzekerde op nummer 41 en de buren op nummer 43 is in een periode van enkele jaren verzadigd door de lekkage uit de badkamer op nummer 43.”
“Inmiddels is vast komen te staan dat de oorzaak van lekkage is gelegen in de badkamer van uw buren op nummer 43. De ingeschakelde deskundigen hebben vastgesteld dat deze badkamer in slechte staat van onderhoud verkeerde, waardoor er gedurende de afgelopen jaren water via de scheidingsmuur uw woning is binnengedrongen. (…) Dit is geen plotselinge gebeurtenis, maar een geleidelijk werkende. (…) Er is niet komen vast te staan dat de schade is veroorzaakt door een ander, wel plotseling optredend, gebrek. Er is onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de schade een gevolg is van een plotselinge gebeurtenis. Daardoor kan er niet worden gesteld dat er volgens artikel 2 van de Bijzondere Voorwaarden Opstalgarant met All Risks dekking (WO6102) sprake is van dekking voor deze schade. De schade zal dan ook verder niet in behandeling worden genomen .
“Enerzijds is de lekkage van de badkamer bij de buren de oorzaak van de schimmelvorming in het behang in de woonkamer en de slaapkamer aan de voorzijde op de eerste verdieping en het bladderen van het schilderwerk op de plint in deze slaapkamer. [Schade voorzijde, toev. hof.] Het ingewerkte voetlood boven de aanbouw is de oorzaak van de lekkages op de scheiding van oud- en nieuwbouw, alsmede de kringen in het merbau plafond. [Schade achterzijde, toev. hof.]
3.Het geschil bij de rechtbank
4.De beoordeling van het geschil in hoger beroep
plotselinge en onvoorziene gebeurtenisdie van buitenaf op de woning inwerkt”. In artikel 4.1 BV staat opgenomen dat
nietverzekerd is (“van de dekking is uitgesloten”) de schade die is veroorzaakt door “
geleidelijk werkende (weers)invloeden”; [onderstrepingen hof]. Uit de laatste tekst is kenbaar dat het niet alleen gaat om “geleidelijk werkende invloeden” maar ook om “geleidelijk werkende weersinvloeden”. Dat de uitsluiting van artikel 4.1. BV alleen zou zien op “inwerking van natuurlijke verschijnselen (…) zoals bijvoorbeeld regen en wind” zoals [appellante] aanvoert, kan niet in de tekst gelezen worden nu het woordje “weer” tussen haakjes is geplaatst. Als alleen weersinvloeden zouden zijn bedoeld, dan zouden de haakjes ( ) om “weer” zinledig zijn geweest. Dat [appellante] een consument is doet niet af aan deze uitleg. Het hof wijst hierbij ook op de (bij conclusie van antwoord) overgelegde uitspraak van de Geschillencommissie van het KiFid van 25 januari 2011 waarbij ook sprake was van schade die geleidelijk was ontstaan door de inwerking van vocht en waarbij “de Consument” meende dat die schade desondanks gedekt was, omdat de vochtschade veroorzaakt was door een (gedekte) constructiefout. Die uitleg van “de Consument” werd door het KiFid verworpen:
“De polisvoorwaarden [die vergelijkbaar zijn met de onderhavige zaak van [appellante] , toev. hof] kunnen in redelijkheid niet anders worden gelezen dan dat schade door geleidelijk werkende invloeden ook is uitgesloten indien deze het gevolg is van een op zichzelf wel gedekte constructiefout.”Het hof wijst er voorts nog op dat lezing van artikel 4.1 BV (geen dekking: geleidelijk werkende (weers)invloeden) in samenhang met artikel 2 BV (wel dekking: plotselinge en onvoorziene gebeurtenis) ook duidt op het onderscheid dat in de BV wordt gemaakt tussen geleidelijk veroorzaakte schade en plotseling veroorzaakte schade.