Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheidFund Holding B.V.,
[appellant],
[appellante],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 maart 2018, staat de zorgplicht van de bank centraal in het kader van twee geldleningen en de daaropvolgende veiling van onroerende zaken. Appellanten, Fund Holding B.V. en de heer en mevrouw [appellant] en [appellante], hebben in hoger beroep de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland aangevochten, waarin de vorderingen van de Rabobank in conventie grotendeels waren toegewezen en de vorderingen in reconventie waren afgewezen. De zaak betreft een langdurige kredietrelatie tussen de Rabobank en Fund Holding, waarbij de heer [appellant] zich borg heeft gesteld voor een bedrag van € 1.560.000. De Rabobank heeft de kredietrelatie opgezegd, wat leidde tot de verkoop van onroerende zaken, waaronder de woning van de appellanten.
De appellanten betogen dat de Rabobank haar zorgplicht heeft geschonden bij het aangaan van de geldleningen, met name de lening van € 3.250.000 en de lening van € 750.000. Het hof oordeelt dat de Rabobank niet tekort is geschoten in haar zorgplicht, omdat de appellanten onvoldoende bewijs hebben geleverd voor hun stellingen. De grieven van de appellanten worden verworpen, met uitzondering van een grief die betrekking heeft op de hoogte van de verkoopopbrengst van een woning in Frankrijk, die gedeeltelijk wordt toegewezen. Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank en doet opnieuw recht, waarbij de appellanten worden veroordeeld tot betaling van diverse bedragen aan de Rabobank, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij Fund Holding in de kosten van het principaal hoger beroep wordt veroordeeld.