Uitspraak
[appellant],
Oxeye,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellant, wonende te [A], was in eerste aanleg gedaagde en had in hoger beroep gevorderd het bestreden vonnis van de kantonrechter te vernietigen en de vorderingen van de geïntimeerde, Oxeye B.V., af te wijzen. De kantonrechter had de appellant bij vonnis van 22 maart 2016 veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 1.476,88 aan Oxeye, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. Het hof heeft vastgesteld dat de totale vordering van Oxeye in eerste aanleg € 1.713,96 bedroeg, wat onder de appelgrens van € 1.750,- ligt. Hierdoor kon de appellant niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn hoger beroep. Het hof heeft de appellant als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het hoger beroep veroordeeld, die zijn vastgesteld op € 718,- aan griffierecht en € 632,- voor salaris advocaat. De uitspraak is gedaan door de rechters I. Tubben, J. H. Kuiper en M.W. Zandbergen en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.