Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in het principaal hoger beroep,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 14 juli 2017;
- het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep met productie 1HB;
- een journaalbericht van mr. Van de Velde van 27 november 2017, waarbij mr. Van de Velde zich heeft onttrokken als advocaat van de man;
- een journaalbericht van mr. Peters van 25 januari 2018 met producties HB02 tot en HB11.
3.De feiten
- dat de man iedere maand de aflossingen aan schuldeisers (de Belastingdienst, de Zorgverzekering, Wehkamp, doorlopend krediet, CJIB (totaal € 1.076,89 per maand)) zal voldoen en dat de vrouw de maandelijkse aflossing ter zake kosten stalling paard € 100,- en afbetaling schuld kappersonderneming € 100,- zal voldoen, waarbij partijen afstand zullen doen van regresvorderingen;
- dat de man vanaf het moment dat hij € 550,- per maand gaat betalen, gerechtigd is zijn voormelde maandelijkse aflossing te verminderen met € 200,- per maand voor zover de schulden niet reeds zijn ingelost;
- dat de vrouw is verplicht zich in te spannen om een redelijk eigen inkomen te verwerven.
4.De omvang van het geschil
primair:de door de man aan de vrouw met ingang van 15 juli 2016 tot en met 29 juni 2017 betaalde alimentatie wegens samenwoning in die periode van de vrouw met haar nieuwe partner de heer [A] (hierna te noemen: [A] ) en wegens ontbreken van behoefte van de vrouw aan alimentatie op nihil wordt gesteld, onder de verplichting van de vrouw de in die periode van de man ontvangen partneralimentatie aan de man terug te betalen;
- de man geen gebruiksvergoeding aan de vrouw verschuldigd is voor het gebruik van de voormalige echtelijke koopwoning van partijen;
- de vrouw de door de man geleden schade dient te vergoeden op de wijze, zoals door de man zelf is omschreven in het door hem zelf opgestelde aan het beroepsschrift gehechte verweerschrift;
- in het kader van de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap de vrouw aan de man een bedrag van € 83.000,- dient te voldoen uit hoofde van de tussen hen beiden afgesproken rendementsverplichting van de vrouw;
- de taxatiekosten van het paard [C] bij helfte door partijen dienen te worden gedragen;
- de vrouw op korte termijn en uiterlijk binnen één maand na de datum van deze beschikking haar medewerking dient te verlenen aan de taxatie van het paard [C] op straffe van een aan de man te betalen dwangsom van € 500,- per dag of dagdeel dat zij daarmee na ommekomst van voornoemde termijn in gebreke blijft;
- de paardentrailer toebehoort aan de huwelijksgoederengemeenschap en dat de geschatte waarde van de trailer van € 3.000,- bij helfte tussen partijen dient te worden verdeeld;
- de man gevrijwaard wordt voor de schulden ontstaan uit de door de vrouw heimelijk gedane aankopen bij Wehkamp.
in principaal hoger beroep:
in incidenteel hoger beroep:
- de door de man aan haar te betalen gebruiksvergoeding voor het gebruik van de echtelijke woning vast te stellen op € 190,- per maand, althans op een bedrag dat het hof juist acht en wel tot het moment van levering van de woning en verdeling van de overwaarde;
- te bepalen dat de man aan haar met ingang van de dag dat de echtscheidingsbeschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, een bijdrage dient te voldoen in de kosten van levensonderhoud van de vrouw van € 400,- per maand, althans een bijdrage die het hof juist acht en met ingang van een datum die het hof juist acht;
- de bestreden beschikking met inachtneming van het voorgaande in stand te laten.