ECLI:NL:GHARL:2018:2606

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 maart 2018
Publicatiedatum
20 maart 2018
Zaaknummer
200.221.735/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag na langdurige vechtscheiding ten behoeve van de kinderen

In deze zaak gaat het om de beëindiging van het gezamenlijk gezag over drie minderjarige kinderen na een langdurige vechtscheiding tussen de ouders. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft het hof verzocht om de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, die op 3 mei 2017 is uitgesproken, te vernietigen. De vader, verweerder in hoger beroep, heeft verzocht om de beschikking te bekrachtigen. Het hof heeft de mondelinge behandeling op 12 februari 2018 gehouden, waarbij beide ouders en hun advocaten aanwezig waren. De kinderen staan sinds 23 april 2015 onder toezicht van de gecertificeerde instelling Regiecentrum Bescherming en Veiligheid (GI). De ouders hebben sinds hun echtscheiding in 2014 een heftige ouderstrijd, wat heeft geleid tot ernstige communicatieproblemen en conflicten. Het hof heeft vastgesteld dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat de kinderen klem of verloren raken tussen de ouders, en dat wijziging van het gezag in het belang van de kinderen noodzakelijk is. Het hof heeft geoordeeld dat de kinderen gebaat zijn bij rust en stabiliteit, wat in de huidige situatie, waarin de kinderen bij de vader wonen en de communicatie via de GI verloopt, het geval is. De grieven van de moeder zijn afgewezen en de beschikking van de rechtbank is bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.221.735/01
(zaaknummer rechtbank C/17/152821/FA RK 17-43)
beschikking van 13 maart 2018
inzake
[verzoekster],
wonende te [A] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. F.B. Flooren te Leeuwarden,
en
[verweerder],
wonende te [A] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. P. Rijnsburger te Leeuwarden.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
de gecertificeerde instelling
Regiecentrum Bescherming en Veiligheid,
gevestigd te Leeuwarden,
verder te noemen: de GI.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 3 mei 2017, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 3 augustus 2017;
- een brief van de raad voor de kinderbescherming, regio Noord Nederland, locatie Leeuwarden (verder te noemen: de raad), van 25 augustus 2017;
- het verweerschrift met productie(s);
- een brief van de raad van 12 oktober 2017;
- een journaalbericht van mr. Flooren van 23 januari 2018 met productie(s);
- een brief van de GI van 30 januari 2018 met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Flooren van 1 februari 2018 met productie(s).
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 12 februari 2018 plaatsgevonden.
Namens de moeder is mr. Flooren verschenen. De vader is in persoon verschenen,
bijgestaan door mr. Rijnsburger. Namens GI zijn verschenen [B] en
mr. [C] .

3.De feiten

3.1
Het huwelijk van partijen is [in] 2014 ontbonden door echtscheiding.
3.2
Partijen zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] (verder te noemen: [de minderjarige1] ), geboren [in] 2006 te [A] ,
- [de minderjarige2] (verder te noemen: [de minderjarige2] ), geboren [in] 2008 te [A] , en
- [de minderjarige3] (verder te noemen: [de minderjarige3] ), geboren [in] 2010 te [A] .
3.3
[de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] staan sinds 23 april 2015 onder toezicht van de GI. Tevens is met ingang van die datum een (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen verleend bij de andere (toen) gezaghebbende ouder (de vader).
3.4
Bij beschikking van 19 oktober 2016 is bepaald dat [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] hun hoofdverblijfplaats zullen hebben bij de vader en is het verzoek van de moeder om een omgangsregeling vast te stellen afgewezen.
3.5
In een schriftelijke aanwijzing van 6 oktober 2017 heeft de GI onder meer bepaald dat de moeder anderhalf uur per week onder begeleiding omgang heeft met de kinderen.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - bestreden beschikking is op verzoek van de vader bepaald dat de vader alleen met de uitoefening van het gezag over de minderjarigen [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] zal zijn belast, voor zover zijn bevoegdheid daartoe niet door een eerdere rechterlijke beslissing is uitgesloten.
4.2
De moeder is met vijf grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking van
3 mei 2017. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde
te stellen. De moeder verzoekt het hof uitvoerbaar bij voorraad de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het verzoek van de vader tot wijziging van het gezag over [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] af te wijzen.
4.3
De vader voert verweer en hij verzoekt het hof om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te bekrachtigen en de verzoeken van de moeder af te wijzen, kosten rechtens.
4.4
Het hof zal de grieven gezamenlijk beoordelen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW)kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen als nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing op grond waarvan het gezamenlijk gezag is ontstaan van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechter kan dan bepalen dat het gezag over een kind aan één van hen toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.2
Het hof is van oordeel dat het verzoek van de moeder in hoger beroep moet worden afgewezen omdat de beschikking van de rechtbank voor bekrachtiging in aanmerking komt.
5.3
Zoals uit de stukken naar voren komt, bevinden partijen zich sinds 2014 in een heftige ouderstrijd. De verhouding tussen hen is hierdoor ernstig verstoord en er vindt geen (directe) communicatie en overleg plaats. De moeder heeft weliswaar aangevoerd dat er al meer dan anderhalf jaar geen vervelende incidenten tussen partijen zijn geweest, maar uit hetgeen de vader heeft aangevoerd komt naar voren dat de incidenten zich juist blijven opstapelen.
De vader heeft ter zitting van het hof onweersproken naar voren gebracht dat een uitzwaai-moment op de school van de kinderen is geëscaleerd, waar partijen over en weer aangifte van hebben gedaan bij de politie, en dat ook bij het afzwemmen van een van de kinderen sprake is geweest van een voorval. Volgens de vader zou de huidige partner van de moeder voor zijn auto zijn gesprongen en tegen de auto hebben getrapt. Hij heeft hiervan aangifte gedaan. Ook de GI geeft aan dat er in de afgelopen jaren regelmatig sprake is geweest van incidenten en dat er geen constructieve communicatie tussen de ouders mogelijk is gebleken.
Ieder contact tussen de ouders levert conflicten op en mondt uit in een woordenwisseling, bedreiging of zelfs geweld. De problematische verhouding tussen de ouders, waar de huidige partner van de moeder een behoorlijke rol in speelt, heeft een (zeer) negatieve weerslag op de kinderen. In het kader van de ondertoezichtstelling van de kinderen is daarom met gebruikmaking van een schriftelijke aanwijzing besloten om de informatievoorziening over de kinderen, als ook vragen of opmerkingen van de moeder over de kinderen uitsluitend via de GI te laten lopen.
5.4
Het hof is van oordeel dat in dezen sprake is van een onaanvaardbaar risico dat de kinderen klem of verloren zouden geraken tussen de ouders terwijl niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd nog voldoende verbetering komt, alsmede dat wijziging van het gezag anderszins in het belang van de kinderen noodzakelijk is.
5.5
De communicatieproblemen tussen de ouders bestaan al geruime tijd en zijn zodanig ernstig dat invulling van het gezag door beide ouders niet mogelijk is. Hierin is voorlopig geen verandering te verwachten. Uit het dossier komt weliswaar naar voren dat de communicatie tussen de ouders eind 2015 enigszins is verbeterd, maar deze verbetering is niet bestendig gebleken. Het in 2016 verrichte diagnostisch onderzoek heeft geresulteerd in het advies dat ingezet moet worden op het verbeteren van de communicatie tussen de ouders. Verschillende pogingen om de ouders nader tot elkaar te brengen zijn echter gestrand en het is ook tijdens de bijna drie jaar durende ondertoezichtstelling niet gelukt om de ouders nader tot elkaar te brengen.
De GI heeft ter zitting van het hof aangegeven dat er al heel veel is geprobeerd om de communicatie te verbeteren, maar dat dit alleen maar tot meer discussie tussen de ouders heeft geleid. De GI ziet op dit moment geen mogelijkheden meer tot verbetering daarvan.
Er bestaat gegronde vrees dat, wanneer de ouders met elkaar in overleg zullen moeten treden over zaken die de opvoeding en verzorging van [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] betreffen, de strijd tussen hen nog verder zal oplaaien hetgeen onvermijdelijk gepaard zal gaan met onrust en spanning voor de kinderen. Zoals de vader ter zitting heeft aangegeven, leidden eigenlijk alle beslissingen met betrekking tot de kinderen die - tot aan de bestreden beschikking - gezamenlijk genomen moesten worden tot onenigheid en was de moeder wisselend in het nakomen van voor de kinderen van belang zijnde afspraken.
5.6
Zoals de GI ook aangeeft, en waar het hof zich bij aansluit, zijn de kinderen op dit moment gebaat bij rust, wat zij in de huidige situatie, waarin zij hun hoofdverblijf bij de vader hebben en de communicatie tussen de ouders via de GI loopt, ervaren. Het hof verwacht dat de toekenning van het eenhoofdig gezag aan de vader zal bijdragen aan een rustigere en stabielere (thuis)situatie voor de kinderen.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, falen de grieven. Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van
3 mei 2017;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.A.F. Holtvluwer-Veenstra, I.A. Vermeulen en M.P. den Hollander, bijgestaan door mr. S.C. Lok als griffier, en is op 13 maart 2018 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.