In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die het beroep tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar niet-ontvankelijk verklaarde. De ontvanger van de Belastingdienst had aan belanghebbende € 7 aanmaningskosten in rekening gebracht vanwege een onbetaalde naheffingsaanslag in de omzetbelasting van € 22, en een boetebeschikking van € 50. Belanghebbende maakte bezwaar tegen deze aanmaningskosten, maar de rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk. De rechtbank oordeelde dat de ontvanger zich onbevoegd had verklaard om te beslissen over de dwangsom, en dat de kosten van de aanmaning niet verschuldigd waren omdat er uitstel van betaling was verleend.
In hoger beroep heeft het Hof Arnhem-Leeuwarden de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld. Het Hof concludeert dat de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk had moeten verklaren, omdat belanghebbende de ontvanger niet tijdig in gebreke had gesteld. Het Hof oordeelt dat de ontvanger geen dwangsom heeft verbeurd, omdat er geen correcte ingebrekestelling was gedaan. De brief van belanghebbende van 21 april 2016 kan niet worden aangemerkt als een geldige ingebrekestelling, omdat deze niet rechtstreeks aan de ontvanger was gericht. Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.