Uitspraak
3276095 CV EXPL 14-10760)
1.[appellant] ,
[appellant],
[appellante],
[appellanten] c.s.
1.[geïntimeerde1] h.o.d.n. [geïntimeerde1] Installatiebedrijf,
[geïntimeerde1],
2. Aannemersbedrijf De Stellingwerven B.V.,gevestigd te Haulerwijk,
De Stellingwerven,
[geïntimeerden] c.s.,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
€ 53.264,75 in totaal.
[D] , de vader van [geïntimeerde1] , directeur is en [C] , de broer van [geïntimeerde1] , medewerker.
Datum factuur Bedrag incl. btw Voldaan op datum1 september 2013 € 9.722,12 6 januari 2014
15 september 2013 € 3.456,28 3 oktober 2013
10 december 2013 € 2.617,65 6 januari 2014
en om drie facturen van [geïntimeerde1] :
5 oktober 2013 € 3.344,31 9 oktober 2013
10 december 2013 € 834,75 16 december 2013
10 december 2013 € 5.676,02 16 december 2013
Deze facturen van € 25.651,13 in totaal zijn door [appellanten] c.s. betaald aan
De Stellingwerven en aan [geïntimeerde1] .
Daarnaast heeft zowel De Stellingwerven als [geïntimeerde1] de volgens hen verrichte werkzaamheden op basis van een uurtarief van € 35,- aan Van de Zee c.s. in rekening gebracht.
Het gaat om drie facturen van De Stellingwerven:
Datum factuur Bedrag incl. btw Voldaan op datum22 augustus 2013 € 11.556,65 3 september 2013
15 september 2013 € 12.855,15 3 oktober 2013
14 oktober 2013 € 10.684,80 -----
en om één factuur van [geïntimeerde1] :
10 december 2013 € 12.521,25 -----
In deze facturen zijn de weken waarin de werkzaamheden zijn uitgevoerd, de namen, de uren van de verschillende medewerkers en het uurtarief vermeld.
[appellanten] c.s. hebben aldus in totaal een bedrag van € 50.062,93 incl. btw voldaan, zoals blijkt uit het door [geïntimeerde1] c.s. als productie 5 bij conclusie van repliek overgelegde overzicht en derhalve € 1.955,- minder dan de kantonrechter op basis van het door [appellanten] c.s. in hun conclusies van antwoord (randnummer 41 respectievelijk 70) gegeven overzicht heeft vastgesteld. [appellanten] c.s. hebben in dit verband verwezen naar productie 12 respectievelijk 13 bij hun conclusies van antwoord, maar uit dat stuk blijkt niet van een betaling aan [geïntimeerde1] of De Stellingwerven van € 1.955,- maar slechts van een kasopname van dat bedrag. Nu er evenmin een factuur ter hoogte van dit bedrag voorligt, zal het hof niet als vaststaand aannemen dat laatstgenoemd bedrag is voldaan.
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
[appellanten] c.s. hebben de vorderingen betwist en hebben in dat verband onder meer aangevoerd dat zij met [geïntimeerde1] zijn overeengekomen dat de in de offerte van ME Bouw omschreven werkzaamheden zouden worden uitgevoerd voor een bedrag van maximaal
€ 50.000,- incl. btw. [appellanten] c.s. hebben in reconventie gevorderd te verklaren voor recht dat [geïntimeerde1] toerekenbaar tekort is geschoten en gehouden is de voor [appellanten] c.s. ontstane schade te vergoeden en hem te veroordelen om aan schadevergoeding te betalen een bedrag van € 26.769,41 inclusief btw alsmede wegens onverschuldigde betaling een bedrag van € 2.017,93 een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente en proceskosten.
c.s. hebben verweer gevoerd. Zij hebben betwist dat zij een overeenkomst met De Stellingwerven hebben gesloten en hebben aangevoerd dat De Stellingwerven als hulppersoon dan wel in onderaanneming van [geïntimeerde1] heeft gewerkt. [appellanten] c.s. hebben betoogd dat aan De Stellingwerven daarom geen vorderingsrecht toekomt en dat zij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Voorts hebben [appellanten] c.s. benadrukt dat voor de in de offerte van ME Bouw vermelde werkzaamheden een plafondbedrag van € 50.000,- is overeengekomen.
c.s. hebben in (voorwaardelijke) reconventie – voor het geval geoordeeld wordt dat ook De Stellingwerven als opdrachtnemer van [appellanten] c.s. heeft te gelden – gevorderd te verklaren voor recht dat De Stellingwerven toerekenbaar tekort is geschoten en gehouden is de voor [appellanten] c.s. ontstane schade te vergoeden en De Stellingwerven te veroordelen om aan schadevergoeding te betalen een bedrag van € 26.769,41 inclusief btw alsmede wegens onverschuldigde betaling te betalen een bedrag van € 2.017,93 een en ander vermeerderd met rente en kosten.
Daarmee is uitgangspunt bij de beoordeling dat [appellanten] c.s. met zowel [geïntimeerde1] als met De Stellingwerven een aannemingsovereenkomst zijn aangegaan.
4.De beoordeling van de grieven
NJ 2006, 229).
grieven I, II, III en VIIkomen op tegen het oordeel van de kantonrechter dat bij de beoordeling uitgangspunt is dat [appellanten] c.s. met zowel [geïntimeerde1] als De Stellingwerven een overeenkomst zijn aangegaan. [appellanten] c.s. hebben dat betwist. Zij hebben benadrukt dat zij alleen een overeenkomst van aanneming van werk hebben gesloten met [geïntimeerde1] , dat de broer van [geïntimeerde1] – medewerker van De Stellingwerven – weliswaar aanwezig was bij het gesprek op 6 juni 2013 maar dat dit niet op hun uitnodiging was, dat hij noch enig andere vertegenwoordiger van De Stellingwerven aanwezig bij de opname van het werk op
De Stellingwerven – om de bouwkundige werkzaamheden uit te voeren. De Stellingwerven heeft materiaal ingekocht en werkzaamheden verricht en deze rechtstreeks aan [appellanten] c.s. gefactureerd. [appellanten] c.s. hebben zonder protest vijf van de zes facturen van
De Stellingwerven voldaan.
De vraag is of ook met De Stellingwerven een mondelinge aannemingsovereenkomst tot stand is gekomen. Het antwoord op die vraag hangt af van wat beide partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen, overeenkomstig de zin die zij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten toekennen, hebben afgeleid. Aanbod en aanvaarding hoeven niet uitdrukkelijk plaats te vinden; zij kunnen in elke vorm geschieden en kunnen besloten liggen in een of meer gedragingen. Vaststaat dat [appellanten] c.s. vijf van de zes facturen van De Stellingwerven zonder protest hebben voldaan. Die omstandigheid levert een nadrukkelijke aanwijzing op dat [appellanten] c.s. hetzij van aanvang af hetzij naderhand ermee hebben ingestemd dat de aannemingsovereenkomst ten aanzien van dat deel van de werkzaamheden dat door De Stellingwerven is uitgevoerd met haar is gesloten. Feiten en omstandigheden die tot een ander oordeel kunnen leiden zijn door [appellanten] c.s. niet gesteld. De enkele omstandigheid dat [C] op 6 juni 2013 wel aanwezig was bij het gesprek over de uit te voeren werkzaamheden maar dat hij niet was uitgenodigd door [appellanten] c.s. is daartoe onvoldoende, evenals de door [appellanten] c.s. gestelde omstandigheid dat [C] tijdens de opname van de werkzaamheden op 13 juli 2013 niet aanwezig zou zijn geweest. Het bewijsaanbod van [appellanten] c.s. ten aanzien van die genoemde feiten (feitelijk een aanbod tot tegenbewijs) wordt dan ook als niet relevant gepasseerd. De, door [geïntimeerden] c.s. betwiste, stelling (mvg 16) dat [geïntimeerde1] aan [appellanten] c.s. gevraagd zou hebben of deze ermee instemde dat De Stellingwerven rechtstreeks zou factureren omdat dit administratief eenvoudiger zou zijn, is niet concreet onderbouwd (tussen wie is wat, waar en wanneer gesproken) en ook niet voorzien van een daarop aansluitend aanbod tot (tegen)bewijs. Het hof zal dan ook als onvoldoende gemotiveerd betwist ervan uitgaan dat de aannemingsovereenkomst ten aanzien van dat deel van de werkzaamheden dat door De Stellingwerven is uitgevoerd met haar is gesloten. Zij kan dan ook jegens [appellanten] c.s. aanspraak maken op (ook) de betaling van haar zesde factuur.
grieven IV en VIII, IX en Xzijn gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat op [appellanten] c.s. de bewijslast rust van hun stelling dat er een prijsplafond van € 50.000,-is overeengekomen.
[appellanten] c.s. hebben bevestigd dat partijen een uurtarief van € 35,- zijn overeengekomen en een prijs voor de materialen gelijk aan de inkoopprijs plus 15%.
Zij hebben evenwel gesteld dat daarbij de afspraak is gemaakt dat de totale kosten van de in de offerte van ME Bouw genoemde werkzaamheden een bedrag van € 50.000,- niet te boven zouden gaan. Nu [geïntimeerden] c.s. die afspraak hebben betwist, rust de bewijslast daarvan op [appellanten] c.s.
Anders dan zij menen, komt hun verweer niet neer op een betwisting van de grondslag van de vordering van [geïntimeerden] c.s. [appellanten] c.s. bevestigen immers dat de door [geïntimeerden] c.s. genoemde (uur)tarieven zijn overeengekomen maar stellen dat partijen
daarnaastzijn overeengekomen dat er een maximum van € 50.000,- gold voor het totale bedrag dat [geïntimeerden] c.s. voor het werk in rekening mochten brengen en dat zij om die reden niet gehouden zijn de twee nog openstaande facturen te voldoen, aangezien daarmee het overeengekomen prijsplafond wordt overschreden. Dit komt naar ’s hofs oordeel neer op een bevrijdend verweer, waarvan de bewijslast op [appellanten] c.s. rust.
(€ 10.684,80, pro resto € 10.275,46) in december 2013 nog niet hadden voldaan.
Het ging daarbij om een totaal bedrag van € 19.997,58, terwijl de betalingstermijn van die facturen (8 dagen) al ruimschoots was verstreken. De factuur van 1 september 2013 werd uiteindelijk op 6 januari 2014 voldaan, maar [appellanten] c.s. lieten de factuur van De Stellingwerven van 14 oktober 2013 (pro resto € 10.275,46) en de inmiddels eveneens opeisbaar geworden factuur [geïntimeerde1] van 10 december 2013 van € 12.521,25 (betalingstermijn 10 dagen) onbetaald. Het hof is van oordeel dat [geïntimeerden] c.s. in de gegeven omstandigheden gerechtigd waren hun werkzaamheden op te schorten.
Zo menen [appellanten] c.s. dat rekening moet worden gehouden met de omstandigheid dat zij sloopwerkzaamheden zelf hebben verricht, nu die in de offerte van ME Bouw waren opgenomen en door [geïntimeerden] c.s. zouden worden verricht. Zij betogen dat waar in de offerte van ME Bouw wordt uitgegaan van zo’n € 21.000,- aan te werken uren, de sloopwerkzaamheden op € 5.250,- gewaardeerd zouden moeten worden. Aldus zou er sprake zijn van een prijsplafond van € 44.750,- voor de resterende in de offerte genoemde werkzaamheden en zou het bedrag van € 5.250,- dienen te worden betrokken bij de overige werkzaamheden die [geïntimeerden] c.s. hebben verricht.
Zij hebben erop gewezen dat de offerte van ME Bouw alleen ziet op werkzaamheden op de bovenverdieping (fase 1), terwijl [appellanten] c.s. [geïntimeerden] c.s. daarnaast werkzaamheden op de begane grond hebben opgedragen (fase 2).
Voor de totale verbouwing is een bedrag van € 73.268,98 in rekening gebracht. Daarvan had € 41.439,90 betrekking op het verbouwen van de bovenverdieping en € 19.032,02 op de verbouwing van de begane grond. Bovendien was er sprake van onvoorziene, extra werkzaamheden, die ook niet voorkomen in de offerte van ME Bouw, aldus [geïntimeerden] c.s.
Zij hebben een overzicht van die extra werkzaamheden overgelegd, door hen ter vergelijking met de offerte van ME Bouw aangeduid als ‘meerwerk/onvoorzien’. Met die bijkomende werkzaamheden was volgens hen een bedrag van € 12.797,06 gemoeid.
Dat staat vooralsnog niet vast nu [geïntimeerden] c.s. betwisten dat de offerte met hen is besproken, dat zij sloopwerkzaamheden zouden verrichten en dat een maximum van € 50.000,- is overeengekomen.
Het hof constateert in dit verband dat de offerte van ME Bouw een ‘globale schatting van de uren’ van € 20.988,- incl. 6% btw geeft. De uren zijn in de offerte niet uitgesplitst naar de verschillende werkzaamheden zodat zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet kan worden vastgesteld dat voor de in die offerte genoemde sloopwerkzaamheden ‘globaal’ een bedrag van € 5.250,- is begroot, zoals [appellanten] c.s. stellen.
c.s. hebben aangevoerd dat het feit dat zij de facturen aanvankelijk zonder protest hebben voldaan, was gelegen in de omstandigheid dat hen al snel duidelijk werd dat het niet goedkoper zou worden dan € 50.000,- en dat zij vanwege die maximum prijs geen belang hadden bij betwisting van de juistheid van de facturen. Dat de kantonrechter hun betwisting bij conclusie van dupliek ‘tardief’ noemt is onbegrijpelijk in het licht van het feit dat de dagvaardingen een ‘obscuur libel’ waren, zodat pas bij conclusie van repliek duidelijk werd waartegen [appellanten] c.s. zich moesten verweren.
In eerste aanleg hebben [appellanten] c.s., naast hun algemene verweer dat de facturen het door hen genoemde prijsplafond van € 50.000,- te boven gingen, geen specifiek verweer gevoerd tegen de inhoud van de gespecificeerde facturen. Zij hebben volstaan met een algemene betwisting dat de gefactureerde uren daadwerkelijk zijn gemaakt en de berekende materialen daadwerkelijk zijn gebruikt (conclusies van antwoord randnummers 46 en 40 en conclusie van dupliek randnummers 60 e.v.). Zij stellen zich op het standpunt dat [geïntimeerden] c.s. een en ander dienen te bewijzen. Het hof is evenwel met de kantonrechter van oordeel dat een dergelijk verweer in het licht van de uitvoerig gespecificeerde facturen onvoldoende gemotiveerd is. [appellanten] c.s. geven immers op geen enkele wijze aan welke uren op welke dagen ten onrechte in rekening zijn gebracht. Evenmin zetten zij uiteen welke materialen in rekening zijn gebracht zonder dat ze zijn verwerkt, nog daargelaten dat de in het geding zijnde facturen enkel op gewerkte uren en niet op materialen zien.
Voor zover [appellanten] c.s. hebben aangevoerd dat de wijze van doorberekening van materialen ondoorzichtig was, is dat in dit hoger beroep niet relevant, nu de in het geding zijnde facturen niet zien op materialen en [appellanten] c.s. ook geen vordering uit dien hoofde hebben ingesteld.
5.De slotsom
€ 2.316,-(2 punten x tarief € 1.158,-)