ECLI:NL:GHARL:2018:21
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- mr. Sekeris
- mr. Wijmenga
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van administratieve sanctie wegens onvoldoende bewijs van gedraging
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam van 2 september 2015. De zaak betreft een administratieve sanctie die aan de betrokkene, een B.V., was opgelegd wegens het parkeren van een voertuig langer dan 6 meter buiten de vastgestelde termijnen. De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter, die het beroep ongegrond had verklaard. De gemachtigde van de betrokkene voerde aan dat de officier van justitie niet de mogelijkheid had geboden om de inhoudelijke gronden van het administratief beroep in te dienen.
Het hof oordeelde dat de verklaring van de verbalisant onvoldoende redenen van wetenschap bevatte om vast te stellen dat de gedraging was verricht. Het hof merkte op dat de verklaring van de verbalisant nagenoeg gelijk was aan de algemene omschrijving van de gedraging in de 'Tekstenbundel voor misdrijven, overtredingen en Muldergedragingen'. Gezien het tijdsverloop na de pleegdatum en het feit dat de advocaat-generaal geen aanvullende informatie had ingebracht, besloot het hof om geen aanvullend proces-verbaal te verzoeken.
Het hof vernietigde de beslissing van de kantonrechter en verklaarde het beroep gegrond. De beslissing van de officier van justitie werd ook vernietigd, en de betrokkene kreeg recht op vergoeding van de proceskosten, die op € 735,- werden vastgesteld. Het hof concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de gedraging had plaatsgevonden, en dat de betrokkene recht had op restitutie van de door hem gestelde zekerheid.