Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
1.[de moeder] ,
2.[de vader] ,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
1 december 2017 een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp betreffende [verzoeker] verleend voor de duur van twee weken.
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
stelt dat zijn drugsgebruik de voornaamste oorzaak is geweest van zijn agressie, maar uit het rapport van [L] van 28 juli 2011 komt naar voren dat ook in 2011, toen [verzoeker] nog maar 10 jaar oud was en nog geen drugs gebruikte, zeer agressief gedrag bij [verzoeker] werd gezien. Eén van de conclusies uit dat rapport is dat bij [verzoeker] sprake was van emotieregulatieproblematiek met heftige stemmingswisselingen en een gebrekkige realiteitstoetsing. [verzoeker] is laatstelijk op 4 oktober 2017 opnieuw onderzocht door Therapeutisch Centrum GGZ, en gediagnosticeerd met een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met een narcistische en een antisociale persoonlijkheidsstoornis. De behandelaar van [verzoeker] bij [I] heeft naar voren gebracht dat deze stoornis in de groep ook duidelijk terug wordt gezien in [verzoeker] ' gedrag. Het hof acht het gelet op het vorenstaande aannemelijk dat de agressieproblematiek van [verzoeker] niet uitsluitend is veroorzaakt door zijn drugsgebruik, maar zijn oorzaak ook vindt in zijn persoonlijkheid. Dat [verzoeker] inmiddels geen drugs meer zou gebruiken, maakt daarom niet dat de gesloten plaatsing kan worden beëindigd. Los daarvan acht het hof de positieve ontwikkeling, in het licht van het gegeven dat [verzoeker] stelt al vanaf zijn veertiende jaar softdrugs (en later ook harddrugs) te hebben gebruikt, te pril om daaraan in dit stadium enig gevolg te verbinden. Het hof acht het evenals de raad van belang dat de resterende duur van de gesloten plaatsing wordt benut om verder te werken aan [verzoeker] ' onderliggende problematiek. Een open setting is daarvoor naar het oordeel van het hof niet de geëigende plek. [verzoeker] stelt weliswaar dat hij in een open setting niet terug zal vallen in zijn oude gedrag, maar het hof is met de raad van oordeel dat [verzoeker] , mede gelet op de bij hem gediagnosticeerde problematiek, onvoldoende in staat is om te kunnen overzien hoe hij zich een open setting zal gedragen. Ook de begeleider van [verzoeker] bij [I] is van mening dat [verzoeker] regie nodig heeft om geleidelijk te groeien in zijn mogelijkheden, vrijheden, verantwoordelijkheden en toekomstperspectief. Gelet op het jarenlange patroon van zeer agressief en zelfbepalend gedrag, acht het hof het risico op terugval te groot indien [verzoeker] nu in een open groep zou worden geplaatst. Dat risico kan naar het oordeel van het hof niet worden ondervangen door het verlenen van een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdzorg, nu [verzoeker] niet alleen voor zichzelf, maar ook voor anderen een gevaar vormt. De voorwaarden die het hof aan een dergelijke machtiging zou moeten stellen, zijn door [verzoeker] bovendien niet nader geconcretiseerd. Dat [verzoeker] bij voortzetting van zijn verblijf in een gesloten groep verstoken zal blijven van goed onderwijs, acht het hof niet aannemelijk. Indien de interne school [verzoeker] te weinig uitdaging biedt, zoals hij stelt, ligt het op zijn weg om met zijn perspectiefbegeleider de mogelijkheden van extern onderwijs te bespreken. [verzoeker] heeft verder nog naar voren gebracht dat als hij gesloten blijft geplaatst, de overgang naar zelfstandigheid te groot zal zijn als hij de meerderjarige leeftijd bereikt. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is echter gebleken dat aan [verzoeker] ook nu al een aantal vrijheden wordt geboden, zoals het logeren bij zijn ouders, en dat deze vrijheden, indien mogelijk, steeds meer zullen worden uitgebreid. De perspectiefbegeleider van [verzoeker] kijkt en denkt met hem mee welke vervolgplaats passend zou kunnen zijn na zijn verblijf bij [I] . Daarmee wordt naar het oordeel van het hof voldoende gewerkt aan een geleidelijke overgang naar zelfstandigheid. Het is nu aan [verzoeker] zelf om de kansen die hem worden geboden optimaal te benutten en in zijn gedrag en houding te (blijven) laten zien dat sprake is van een bestendige positieve ontwikkeling en dat hij (op termijn) toe kan groeien naar zelfstandigheid.
6.De beslissing
A.W. Jongbloed, bijgestaan door mr. L.S. Veldmans als griffier, en is op 22 februari 2018 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.