In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de heffingsambtenaar van de gemeente Nijmegen tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland. De rechtbank had de legesnota van € 15.866,21, die aan belanghebbende was opgelegd in verband met een aanvraag tot vaststelling van een bestemmingsplan, vernietigd. De heffingsambtenaar stelde dat de leges terecht waren opgelegd, omdat het verzoek van belanghebbende om het bestemmingsplan te wijzigen een individualiseerbaar belang diende. De rechtbank oordeelde echter dat de legessanctie van artikel 3.1, vierde lid, van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing was, omdat de gemeenteraad niet tijdig een nieuw bestemmingsplan had vastgesteld.
Het Hof oordeelt dat de leges niet kunnen worden geheven, omdat het vaststellen van een bestemmingsplan primair een publieke taak is en niet kan worden aangemerkt als een dienst die specifiek aan de aanvrager is verleend. Het Hof volgt de argumentatie van de rechtbank en bevestigt dat de legessanctie van toepassing is. Het hoger beroep van de heffingsambtenaar wordt ongegrond verklaard. De kosten van het hoger beroep worden vastgesteld op € 1.002, die door de heffingsambtenaar aan belanghebbende moeten worden vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt op 13 februari 2018.