Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Jeugdbescherming Noord | Groningen,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 februari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezag van de moeder over haar twee minderjarige kinderen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2]. De moeder had in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland aangevochten, waarin haar gezag over de kinderen was beëindigd op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming. De rechtbank had geoordeeld dat de ontwikkeling van de kinderen ernstig werd bedreigd door de houding van de moeder, die zich niet hield aan afspraken en geen invulling gaf aan haar opvoedende rol.
Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij de moeder werd bijgestaan door haar advocaat, mr. R.F.P. Scheele, en de Raad voor de Kinderbescherming werd vertegenwoordigd door de heer [A]. De vader van de kinderen was ook aanwezig. Tijdens de mondelinge behandeling op 10 januari 2018 hebben de minderjarigen hun mening kenbaar gemaakt over het verzoek. Het hof heeft vastgesteld dat de kinderen een belast verleden hebben, waaronder een uithuisplaatsing en dat de moeder geen contact meer heeft gehad met hen sinds 2014.
Het hof heeft overwogen dat de belangen van de kinderen voorop staan en dat de moeder niet in staat is gebleken om de zorg voor de kinderen op zich te nemen. De moeder heeft zich teruggetrokken uit de hulpverlening en heeft geen contact meer met de kinderen. Het hof heeft geconcludeerd dat de Raad bevoegd was om het verzoek tot gezagsbeëindiging in te dienen en dat de gronden voor beëindiging van het gezag zich voordoen. De beslissing van de rechtbank is bekrachtigd, waarmee het gezag van de moeder over de kinderen is beëindigd.