ECLI:NL:GHARL:2018:1314
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Gevangenneming en voorlopige hechtenis in hoger beroep na vrijspraak van gekwalificeerde diefstal
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 februari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep met betrekking tot de gevangenneming van de verdachte. De rechtbank had eerder de verdachte vrijgesproken van twee feiten van gekwalificeerde diefstal, maar had wel voorlopige hechtenis bevolen. De advocaat-generaal heeft op 29 januari 2018 een vordering tot gevangenhouding ingediend, waarop het hof moest beslissen. De verdachte, geboren in 1973 en verblijvende in het huis van bewaring te Arnhem, heeft aangegeven niet gehoord te willen worden in de raadkamer. De advocaat-generaal heeft zijn vordering tot gevangenhouding gehandhaafd.
De rechtbank Gelderland had op 5 oktober 2017 de voorlopige hechtenis bevolen, maar de verdachte was op 29 december 2017 vrijgesproken van de feiten waarvoor deze hechtenis was bevolen. Het hof oordeelde dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die de voortzetting van de voorlopige hechtenis konden rechtvaardigen. De vordering tot verlenging van de gevangenhouding werd afgewezen, maar het hof oordeelde dat de vordering tot gevangenneming voor de duur van negentig dagen moest worden toegewezen, gezien de eerdere veroordelingen van de verdachte voor vermogensdelicten en het risico dat hij opnieuw misdrijven zou plegen.
De beslissing van het hof houdt in dat de voorlopige hechtenis zal worden ondergaan in het huis van bewaring te Arnhem of een andere wettige plaats van detentie in Nederland. De uitspraak is ondertekend door de voorzitter en de griffier.