ECLI:NL:GHARL:2018:1312

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 januari 2018
Publicatiedatum
12 februari 2018
Zaaknummer
05-881724-17
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing voorlopige hechtenis na verkeerde kennisgeving aan raadsman

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 12 januari 2018. De rechtbank had de voorlopige hechtenis van de verdachte opgeheven, maar de officier van justitie heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. De verdachte, geboren in 1995, was in voorlopige hechtenis genomen op basis van een gevangenhouding die op 31 augustus 2017 was bevolen. Tijdens de behandeling van de vordering tot gevangenhouding was de pro forma-zitting gepland op 29 november 2017. De raadsman van de verdachte, mr. M.F. Wijngaarden, had de verdediging overgenomen van mr. E. Vels en was niet op de hoogte van de zittingsdatum omdat het Openbaar Ministerie abusievelijk de dagvaarding naar zijn oude kantooradres had gestuurd. Hierdoor is de raadsman niet verschenen op de zitting, wat leidde tot verstek en schorsing van het onderzoek tot de volgende zitting op 14 februari 2018.

Mr. Wijngaarden stelde dat het onderzoek ter terechtzitting van 29 november 2017 nietig was, omdat hij geen afschrift van de dagvaarding had ontvangen. De rechtbank volgde deze redenering, maar het hof oordeelde anders. Het hof stelde vast dat er geen sprake was van nietigheid, omdat het onderzoek was geschorst en de raadsman alsnog in de gelegenheid was om te verschijnen. Het hof concludeerde dat de verdachte niet in zijn belangen was geschaad en dat de gronden voor de voorlopige hechtenis onverkort aanwezig waren. Daarom vernietigde het hof de beschikking van de rechtbank en gelastte de onverwijlde verdere tenuitvoerlegging van de voorlopige hechtenis.

Uitspraak

beschikking
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Arnhem
pkn: 05-881724-17
avnr: 000068-03
Het gerechtshof heeft te beslissen op het hoger beroep ingesteld door de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] [1995] ,
verblijvende op het adres: [woonplaats] .
Het hoger beroep is ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 12 januari 2018, houdende de opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Het hof heeft gehoord de advocaat-generaal en verdachte, bijgestaan door
mr M.F. Wijngaarden, advocaat te Amsterdam, in raadkamer van heden.
Het hof heeft gezien bovengenoemde beschikking, de akte opgemaakt door de griffier bij die rechtbank van 12 januari 2018 en de schriftuur, ingediend door de officier van justitie,
mr M. Hoekstra, van 18 januari 2018. Het hof beschouwt deze schriftuur als appelschriftuur met betrekking tot het beroep van de officier van justitie op grond van artikel 71, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.

OVERWEGINGEN:

De raadkamer van de rechtbank heeft op 31 augustus 2017 de gevangenhouding van verdachte voor 90 dagen bevolen. Tijdens de behandeling van de vordering tot gevangenhouding heeft de officier van justitie medegedeeld dat de pro forma-zitting op 29 november 2017 zou plaatsvinden. Begin oktober 2017 heeft mr. M.F. Wijngaarden de verdediging van verdachte overgenomen van mr. E. Vels. Op 24 november 2017 heeft het Openbaar Ministerie aan
mr Wijngaarden per email een reclasseringsrapport verzonden met in de onderwerpregel onder andere “inzake [verdachte] 05-881724-17 MK 29-11-17 te Arnhem”. Ook in de email en in het reclasseringsrapport wordt de zittingsdatum vermeld. Verdachte is gedagvaard voor de terechtzitting van 29 november 2017. Hij heeft afstand gedaan van zijn recht om te verschijnen. Het Openbaar Ministerie heeft een afschrift van de dagvaarding aan mr Wijngaarden gezonden, maar abusievelijk aan zijn oude kantooradres. Mr Wijngaarden is niet ter terechtzitting verschenen. Tegen verdachte is verstek verleend en het onderzoek is geschorst tot de terechtzitting van 14 februari 2018. Mr Wijngaarden stelt dat het onderzoek ter terechtzitting van 29 november 2017 nietig is geweest, omdat aan hem geen afschrift van de dagvaarding is gezonden, en dat daarmee de voorlopige hechtenis van verdachte niet tijdig is verlengd. De raadkamer van de rechtbank is hem daarin gevolgd.
Het hof oordeelt anders. Van nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting van 29 november 2017 zou sprake zijn geweest als op die terechtzitting het onderzoek was gesloten en vervolgens vonnis was gewezen. Dat is niet het geval. Het onderzoek is geschorst en dat had de rechtbank ook moeten doen als al op die terechtzitting was gebleken dat mr. Wijngaarden niet of niet goed was opgeroepen of indien aan hem geen afschrift van de dagvaarding was gezonden. De raadsman is dus alsnog in de gelegenheid om te verschijnen en de verdediging te voeren. Feitelijk is verdachte niet in enig belang geschaad. Daarnaast acht het hof de gronden voor de voorlopige hechtenis onverkort aanwezig. Het hof zal daarom de beschikking waarvan beroep vernietigen en de onverwijlde verdere tenuitvoerlegging van de voorlopige hechtenis gelasten.
Het hof heeft gelet op het bepaalde in artikel 69 e.v. van het Wetboek van Strafvordering.

BESLISSING:

Het hof vernietigt de beschikking waarvan beroep en bepaalt dat de voorlopige hechtenis van verdachte onverwijld verder ten uitvoer wordt gelegd.
Aldus gegeven op 24 januari 2018 door mrs E.A.K.G. Ruys, voorzitter, W.A. Holland en Y.A.J.M. van Kuijck, raadsheren, in tegenwoordigheid van H. de Graaf, griffier, en ondertekend door de voorzitter en de griffier.