Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de machtiging tot uithuisplaatsing van vier minderjarigen. De moeder van de kinderen, die in hoger beroep was gekomen tegen een eerdere beschikking van de kinderrechter, verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing te vernietigen. De kinderen, geboren tussen 2013 en 2015, waren onder toezicht gesteld en er waren ernstige zorgen over hun fysieke veiligheid en verzorging. De kinderrechter had eerder een voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing afgegeven, die de moeder betwistte. Tijdens de mondelinge behandeling werd duidelijk dat de moeder en de vader aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van de Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling.
Het hof oordeelde dat de zorgen over de kinderen gerechtvaardigd waren. Er waren meerdere incidenten en zorgmeldingen geweest, waaronder ernstige tekorten in de verzorging van de kinderen. De moeder had onvoldoende samengewerkt met hulpverleningsinstanties en er was onduidelijkheid over de opvoedingsvaardigheden van de ouders. Het hof concludeerde dat de uithuisplaatsing noodzakelijk was voor de veiligheid en opvoeding van de kinderen. De beslissing van de kinderrechter werd bekrachtigd, en het hof wees de overige verzoeken van de moeder af. De uitspraak benadrukt het belang van de zorg voor de minderjarigen en de noodzaak van een veilige opvoedingsomgeving.