Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De (verder) motivering van de beslissing
‘op basis van het in het kader van’voor de gemiddelde consument niet duidelijk en begrijpelijk zijn. Hoist heeft in haar akte gesteld dat uit deze bewoordingen, die volgens haar deels een doublure bevatten, genoegzaam volgt dat de vertragingsvergoeding gelijk is aan de kredietvergoeding. Het hof blijft bij zijn oordeel dat met deze woorden niet eenduidig tot uitdrukking is gebracht dat de vertragingsvergoeding gelijk is aan de kredietvergoeding en dat (dit onderdeel van) artikel 8 van de algemene voorwaarden intransparant is. De bewoordingen laten immers ruimte om meer dan de kredietvergoeding in rekening te brengen, bijvoorbeeld in de vorm van een opslag.
De vertragingsvergoeding wordt in dagen nauwkeurig berekend op basis van het in het kader van de krediteurentransactie overeengekomen effectieve kredietvergoedingspercentage op jaarbasis en op de wijze als vermeld in Artikel 3.)een intransparant beding is en tevens onredelijk bezwarend in de zin van artikel 6:233 onder a BW zodat dit onderdeel van artikel 8 van de algemene voorwaarden wordt vernietigd. Dit betekent dat de door Hoist gevorderde vertragingsvergoeding wordt afgewezen.
€ 1.957,--