Overweging met betrekking tot het bewijs
Verdachtes raadsman heeft in hoger beroep andermaal betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde feit. Verdachte en zijn raadsman herhalen het in eerste aanleg aangevoerde alternatieve scenario – zakelijk weergegeven – inhoudende dat aangeefster verdachte op straat om hulp heeft gevraagd, dat zij hem begon te zoenen en dat zij aanvankelijk het initiatief heeft genomen tot het fysieke contact waarbij verdachte op enig moment met zijn vingers in de vagina van aangeefster is geweest. Verdachte heeft op de terechtzitting in hoger beroep desgevraagd herhaald dat aangeefster op geen enkel moment om hulp heeft geroepen. Dit alternatieve scenario, dat volgens de verdediging niet strijdig is met de voorhanden bewijsmiddelen dient ertoe te leiden dat verdachte moet worden vrijgesproken.
Het hof neemt voor het bewijs de navolgende bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen uit het vonnis over, inhoudende:
“
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 18 augustus 2016, opgenomen op pagina 20 e.v. van het dossier met nummer [nummer] d.d. 25 oktober 2016, inhoudende als verklaring van [benadeelde] :
Op maandagavond had ik een afscheidsfeestje. Tussen 04:30 en 05:30 uur is het gebeurd. Ik ging naar het huis van een vriend van mij in de [straat] . Toen ik de deur opendeed en achter mij dicht wilde doen zat de man ertussen en hij probeerde naar binnen te komen. Hij zat vast tussen die deur. Hij zat er half tussen en ik probeerde hem daar weg te duwen en de deur tegen hem aan te duwen. Hij is uiteindelijk binnengekomen. Hij heeft mij tegen de muur geduwd en ook op de vloer geduwd. Toen lag hij op mij en ik probeerde de héle tijd weg te komen. Ik heb ook de hele tijd ‘help’ geroepen. Het is me ook twee keer gelukt om bij hem weg te komen. Maar dan kwam ik elke keer een klein stukje de trap op en dan haalde hij me weer naar beneden.
Toen hij op me lag heb ik met mijn sleutels in mijn handen op zijn hoofd geslagen en met mijn vingers in zijn ogen proberen te prikken. Ik riep steeds om hulp. Toen hij op me lag heeft hij mijn rokje omhoog geschoven en mijn panty naar beneden getrokken. Toen heeft hij zijn vingers in mij gestoken en hij heeft ook geprobeerd zijn piemel in mij te steken. Dat lukte niet echt ver want hij was ook niet echt stijf. Ik bleef om hulp roepen en ik bleef op zijn hoofd slaan. Ik heb blauwe plekken op mijn schouderbladen. Ik ben twee keer de trap op gegaan, toen heeft hij me naar beneden getrokken. Bij de muur heeft hij me betast. Hij heeft mijn borsten aangeraakt. Hij heeft zijn vingers hard en recht in mijn vagina geduwd. Zijn vingers gingen er in een keer in, best ver. Hij had op de een of andere manier zijn piemel uit zijn broek gehaald. Ik merkte dat hij zijn piemel in mijn vagina probeerde te duwen en er
tegenaan duwde.
2. Een letselbeschrijving, op 18 augustus 2016 opgemaakt en ondertekend door M. Vonk, forensisch geneeskundige, als losse bijlage bij voornoemd proces-verbaal gevoegd, inhoudende als zijn verklaring:
Betreft: [benadeelde] . De ouderdom van de letsels past bij het huidige tijdsinterval. Ik zag onder andere kneuzingen op de ringvinger, in de nek ter hoogte van de wervelkolom, op de rechterschouder, op de linkerschouder, op de bovenarm, aan de binnenzijde van het linker bovenbeen, boven de linkerknie aan de binnenzijde, rond beide knieën, op het rechterscheenbeen en 8 centimeter daaronder.
De beide bloeduitstortingen op de achterkant van beide schouders zijn kenmerkend voor het op de grond duwen van een slachtoffer. Daar past de kneuzing ter hoogte van de nekwervels ook bij. De diverse verwondingen rond de knieën zouden kunnen passen bij vallen op de knieën zoals op een trap. De verwondingen aan de binnenzijde van het linker bovenbeen kunnen passen bij het met geweld met een hand naar buiten duwen van het been. De losse kneuzing aan de binnenkant kan passen bij de afdruk van een duim en de rest van de kneuzing bij een impressie van vingers. De verwonding aan de rechterhand kan goed passen bij stompen door het slachtoffer, waarbij de krasverwondingen mogelijk te verklaren zijn doordat de ring die zij droeg de huid heeft beschadigd tijdens de worsteling.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 24 augustus 2016, opgenomen op pagina 103 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 1] :
Ik woon in de [straat] te [plaats] . Het was dinsdagmorgen 16 augustus 2016. Ik hoorde […] iemand heel hard ‘help’ schreeuwen meerdere keren achter elkaar. Om de zoveel seconden hoorde ik steeds het woord ‘help’. Ik klopte aan bij [getuige 2] . Zij woont naast mij. Ik vroeg haar of zij het ook hoorde. Zij had het ook gehoord. We hoorden op dat moment de deur beneden dichtknallen en we hoorden iemand heel snel de trap oplopen. Ik zag dat het meisje tranen in haar ogen had en angstig keek. We vroegen aan haar wat er was gebeurd en of zij het meisje was dat net om hulp had geroepen. Zij bevestigde dit. Ze vertelde toen dat ze aangerand was. Zij was best wel geschrokken en ze was ook een beetje in paniek. Ik zag tranen in haar ogen. Ze stond daar heel verdrietig. Ik heb gehoord dat er heel vaak om hulp is geroepen. Het was heel erg hard.
4. De verklaring van [getuige 2] , afgelegd ten overstaan van de rechter-commissaris:
Rond 05:15 uur ben ik gaan slapen. Ik hoorde toen aanhoudend hulpgeroep. Toen [getuige 3] en ik [benadeelde] zagen, huilde ze heel erg. Ze was helemaal in paniek, in tranen en overstuur.
5. De verklaring van [getuige 4] , afgelegd ten overstaan van de rechter-commissaris:
Het klopt dat [benadeelde] mij belde vlak nadat het gebeurd was. Ze moest erg huilen toen ze me belde. Haar eerste woorden waren: “ [getuige 4] er is iets ergs gebeurd’.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 21 augustus 2016, opgenomen op pagina 69 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
Ik heb haar gepenetreerd met mijn vingers. Ze sloeg met haar hand in mijn oog. Zij probeerde naar boven te gaan. Ik pakte haar vast en ik trok haar terug van de trap.
7. Een letselbeschrijving, op 19 augustus 2016 van de GGD [plaats] , als losse bijlage bij voornoemd proces-verbaal gevoegd, inhoudende:
Betreft: [verdachte] . Het letsel bevindt zich net onder de buitenooghoek van het linker oog.
Het bestaat uit een rechte oppervlakkige smalle huidafwijking met korstvorming, parallel aan de lengterichting van het oog van ongeveer 6 mm lang. Er is een tweede rechte, één keer onderbroken, oppervlakkige smalle huidafwijking met korstvorming in een hoek van ongeveer 70° ten opzichte van de eerste kras, beginnend enkele millimeters van het eerste letsel af met in totaal ook een lengte van ongeveer 6 mm.
8. Een letselrapportage, op 1 augustus 2017 opgemaakt en ondertekend door T. Naujocks, forensisch arts KNMG, als losse bijlage bij voornoemd proces-verbaal gevoegd, inhoudende als haar verklaring:
Betreft: [verdachte] .
De verklaring van verdachte lijkt in eerste instantie het meest passend bij het letsel, maar ook de toedracht volgens het slachtoffer is niet uitgesloten. Daarbij is in aanmerking genomen dat slaan en raken twee verschillende dingen zijn.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Zedenzaken kenmerken zich door het feit dat doorgaans slechts twee personen aanwezig zijn bij de strafbare seksuele handelingen: het slachtoffer en de verdachte. Wanneer de verdachte dan de dwang bij de seksuele handelingen ontkent, leidt dat er in veel gevallen toe dat slechts de verklaringen van het slachtoffer als direct bewijs beschikbaar zijn. Op grond van het bepaalde in artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering is echter de enkele verklaring van een getuige onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in de zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gerelateerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
In deze zaak verklaren zowel aangeefster als verdachte dat er seksuele handelingen hebben plaatsgevonden in de hal van de woning van een vriend van aangeefster. Aangeefster verklaart dat dit onder dwang van verdachte is gebeurd. Verdachte ontkent enige vorm van dwang en stelt dat de handelingen geheel op vrijwillige basis plaatsvonden.
Bij de beoordeling van deze zaak en de vraag of er sprake was van (een vorm van) dwang, is het dus van belang vast te stelten in hoeverre de verklaring van aangeefster steun vindt in ander bewijsmateriaal. De rechtbank acht in dit verband het navolgende van belang.
Aangeefster heeft verklaard dat verdachte de woning is binnengedrongen door zijn lichaam tussen de voordeur te zetten. Eenmaal binnen in de woning heeft hij aangeefster tegen de muur geduwd. Vervolgens heeft hij haar op de grond geduwd en is hij bovenop haar gaan liggen. Hij heeft haar panty naar beneden getrokken en haar rok omhoog gedaan.
Aangeefster verzette zich tegen deze handelingen en zij heeft daartoe constant om hulp geroepen. Met sleutels in haar hand heeft zij verdachte op zijn hoofd en in zijn gezicht geslagen. Het lukte haar twee keer om via de trap naar boven te lopen, maar beide keren werd zij door verdachte teruggetrokken op de trap. Verdachte heeft haar borsten betast en heeft uiteindelijk vingers in haar vagina geduwd.
Het is aangeefster tenslotte gelukt om weg te komen en zij is via de trap naar boven gelopen.
Vrijwel direct kwamen getuigen [getuige 1] en [getuige 2] naar haar toe. Zij verklaren dat aangeefster op dat moment huilde en paniekerig was en dat ze vertelde dat ze zojuist was aangerand. Vlak daarna heeft aangeefster met een goede vriendin van haar gebeld, getuige [getuige 4] . Zij verklaart dat aangeefster huilde en haar vertelde dat er iets ergs gebeurd was.
Getuigen [getuige 1] en [getuige 2] hebben verklaard dat zij enkele minuten voordat zij aangeefster boven zagen, ongeveer vijf minuten lang hulpgeroep hebben gehoord. […]
Uit het medisch onderzoek is gebleken dat aangeefster diverse blauwe plekken had. Zo had zij onder andere verwondingen aan de binnenzijde van het linker bovenbeen die kunnen passen bij het met geweld met een hand naar buiten duwen van het been.
Naar het oordeel van de rechtbank vindt de verklaring van aangeefster dat de in de tenlastelegging omschreven handelingen onder dwang hebben plaatsgevonden steun in de verklaring van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] en in de medische verklaring.
De lezing van verdachte is als volgt. Verdachte en aangeefster kwamen elkaar tegen op straat in het centrum van [plaats] . Voor de woning op straat raakten zij met elkaar in gesprek en bij de deur begonnen zij te zoenen. Daarna hebben zij over en weer seksuele handelingen verricht in de hal van de woning. Verdachte heeft aangeefster gepenetreerd met zijn vingers. Dit was geheel vrijwillig, aangeefster liet op geen enkele wijze blijken dat ze niet wilde. Op enig moment sloeg de stemming van aangeefster helemaal om en zij sloeg verdachte onder andere op zijn hoofd en in zijn gezicht terwijl zij iets in haar hand hield. Verdachte begon te bloeden. Toen hij bloed zag, werd hij boos. Op het moment dat aangeefster via de trap naar boven wilde lopen, pakte verdachte haar vast en trok haar terug. Daarna ging aangeefster staan en liep alsnog de trap op. Verdachte deed zijn broek weer aan en is toen vertrokken.
Verdachte is ter terechtzitting gevraagd hoe hij het ontstaan van de vele letsels bij aangeefster kan verklaren. Verdachte heeft verklaard dat toen aangeefster van de trap naar beneden viel, hij haar vastgreep. Hij heeft haar met volle kracht naar de trap toe geduwd. De eerste keer viel aangeefster op haar zijkant. Daarna stond ze op, pakte de reling, gleed uit en viel naar achteren. Ze kwam naar verdachte toe en hij duwde haar terug. Op dat moment viel ze verder naar beneden.
Deze verklaring van verdachte acht de rechtbank niet aannemelijk. De rechtbank overweegt daartoe dat verdachte bij de politie heeft verklaard over één incident op de trap, waarbij aangeefster op haar zijkant viel. Ter terechtzitting komt verdachte met een veel uitgebreidere verklaring over de vraag hoe aangeefster aan de vele letsels zou zijn gekomen.
Over hoe het letsel op het dijbeen van aangeefster zou zijn ontstaan, welk letsel volgens de forensisch arts bij het hardhandig naar buiten duwen van een been past, heeft verdachte daarentegen ter terechtzitting helemaal niets verklaard. De rechtbank verwerpt derhalve het alternatieve scenario van verdachte.
De verdediging heeft nog naar voren gebracht dat verdachte bij de politie heeft verklaard dat aangeefster hem buiten op straat al vertelde dat zij zou overnachten in de woning van een vriend. Omdat verdachte op dat moment nog geen kennis had genomen van de stukken, is die verklaring van verdachte aannemelijk. De rechtbank stelt vast dat op grond van de stukken in het dossier niet valt uit te sluiten dat verdachte en aangeefster elkaar al eerder zijn tegengekomen op straat en dat zij met elkaar hebben gesproken. Dat gegeven sluit het verdere verloop in de hal, zoals aangeefster dat heeft beschreven, echter niet uit en maakt de bovenstaande conclusie van de rechtbank derhalve niet anders.
Ten aanzien van het letsel van verdachte merkt de rechtbank nog op dat uit de letselrapportage van 1 augustus 2017 blijkt dat het letsel kan passen bij de verklaring van verdachte, maar dat het ook kan passen bij de toedracht zoals aangeefster die heeft geschetst.
Aangeefster heeft gedetailleerd en consistent verklaard over de seksuele handelingen en de door verdachte toegepaste dwang. De rechtbank acht de verklaringen van aangeefster op deze punten betrouwbaar. Dat bedoelde seksuele handelingen hardhandig en tegen de zin van aangeefster hebben plaatsgevonden, vindt naar het oordeel van de rechtbank steun in het overige door de rechtbank gebezigde bewijsmateriaal, in het bijzonder de verklaring van de getuigen [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 4] en de bevindingen van het medisch onderzoek van aangeefster. Aan de andersluidende verklaring van verdachte, dat de seksuele handelingen met wederzijds goedvinden hebben plaatsgevonden, gaat de rechtbank derhalve voorbij.
De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.”
Het hof overweegt daarnaast dat verdachte op de terechtzitting in hoger beroep het door hem eerder geschetste alternatieve scenario in die zin heeft gewijzigd, dat hij thans heeft verklaard dat hij aangeefster tot driemaal toe van de trap naar beneden heeft getrokken.
In tegenstellig tot wat de raadsman in hoger beroep heeft aangevoerd, heeft verdachte door op de terechtzitting in hoger beroep een van zijn eerdere lezingen afwijkende versie van zijn alternatieve scenario te geven alles behalve consequent en consistent verklaard.
Het hof acht met de rechtbank, gelet op het voorgaande, het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en passeert het verweer.