ECLI:NL:RBNNE:2017:4628

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 december 2017
Publicatiedatum
4 december 2017
Zaaknummer
18/830312-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkrachting met geweld en dwang in Groningen

Op 4 december 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Groningen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 16 augustus 2016, waarbij de verdachte het slachtoffer met geweld heeft gedwongen tot seksuele handelingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs was voor de tenlastelegging, ondanks het alternatieve scenario dat de verdachte naar voren had gebracht, waarin hij stelde dat de seksuele handelingen vrijwillig waren. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en getuigen als betrouwbaar beoordeeld en heeft geconcludeerd dat de verdachte de seksuele handelingen onder dwang heeft gepleegd. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de eerdere veroordelingen van de verdachte voor geweldsfeiten en de impact van de verkrachting op het slachtoffer. De vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan het slachtoffer. De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf gelast, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830312-16
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/022419-16

vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.

4 december 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats]
thans gedetineerd in de P.I. Leeuwarden te Leeuwarden, Holstmeerweg 7.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
24 november 2016, 9 februari 2017, 12 april 2017, 6 juli 2017, 29 september 2017 en
20 november 2017.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. D. Nieuwenhuis, advocaat te Arnhem.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T.H. Pitstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 augustus 2016 te Groningen, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer],
immers heeft hij, verdachte, meermalen, althans eenmaal, (telkens):
zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] gebracht/geduwd en/of
zijn, verdachtes, penis tegen de vagina en/of buik van die [slachtoffer] geduwd en/of
de borsten van die [slachtoffer] betast/aangeraakt,
en bestaande dat geweld of die andere feitenlijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat hij, verdachte:
zijn, verdachtes, hand en/of (een ander deel van) het lichaam tussen de deur heeft gezet/geduwd (terwijl die [slachtoffer] voornoemde deur wilde sluiten) en/of (aldus) de woning waar die [slachtoffer] zich bevond is binnengedrongen, en/of
die [slachtoffer] tegen de muur aan heeft geduwd, en/of
(telkens) die [slachtoffer] van de trap af heeft geduwd/getrokken, en/of
die [slachtoffer] op de grond heeft geduwd/gedrukt en/of (vervolgens) bovenop die [slachtoffer] is gaan liggen, en/of
aan de panty van die [slachtoffer] heeft getrokken en/of de panty van die [slachtoffer] (deels) heeft uitgedaan, en/of
de rok van die [slachtoffer] omhoog heeft gedaan, en/of
met zijn, verdachtes, hand(en) (met geweld/kracht) het (linker)been van die [slachtoffer] naar buiten heeft geduwd, en/of
voorbij is gegaan aan de (verbale en/of non-verbale) tekenen van onwil/protest van die [slachtoffer].

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het ten laste gelegde kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, nu het seksueel binnendringen van aangeefster niet onder dwang is gebeurd.
Verdachte heeft van meet af aan een alternatief scenario geschetst. Aangeefster heeft verdachte al op straat aangesproken en hem gevraagd met hem mee te lopen naar de woning waar zij die nacht verbleef. Voor de woning zijn verdachte en aangeefster begonnen met zoenen. Omdat het niet de woning van aangeefster zelf was, gingen ze verder met zoenen in de hal, waarbij ze elkaars geslachtsdelen aanraakten. Opeens zei aangeefster dat ze wilde stoppen en ze sloeg verdachte met iets bij zijn oog. Toen aangeefster vervolgens naar boven wilde gaan, heeft verdachte haar beetgepakt en hard tegen de trap geduwd. Daarbij viel aangeefster met haar 'achterzijkant' op de trap. De verklaringen die verdachte bij de politie en de rechter-commissaris heeft afgelegd kunnen als betrouwbaar worden aangemerkt. Dat blijkt onder andere uit het feit dat verdachte direct bij de politie heeft verklaard dat aangeefster hem vertelde dat het niet haar eigen woning was. Verdachte had op dat moment nog geen kennis genomen van de stukken in het dossier. Dit gegeven ondersteunt het alternatieve scenario van verdachte dat aangeefster en hij elkaar voorafgaand aan het naar binnen gaan in de woning gesproken hebben. Daar komt bij dat de forensisch arts in haar letselrapportage heeft geconcludeerd dat de verklaring van verdachte het meest passend lijkt te zijn bij zijn eigen letsel.
Het alternatieve scenario van verdachte is niet strijdig met en wordt niet uitgesloten door de bewijsmiddelen.
In tegenstelling tot de verklaringen van verdachte zijn de verklaringen van aangeefster en de getuigen inconsequent en inconsistent.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 18 augustus 2016, opgenomen op pagina 20 e.v. van het dossier met nummer 2016234802 d.d. 25 oktober 2016, inhoudende als verklaring van [slachtoffer]:
Op maandagavond had ik een afscheidsfeestje. Tussen 04:30 en 05:30 uur is het gebeurd. Ik ging naar het huis van een vriend van mij in de [straatnaam]. Toen ik de deur opendeed en achter mij dicht wilde doen zat de man ertussen en hij probeerde naar binnen te komen. Hij zat vast tussen die deur. Hij zat er half tussen en ik probeerde hem daar weg te duwen en de deur tegen hem aan te duwen. Hij is uiteindelijk binnengekomen. Hij heeft mij tegen de muur geduwd en ook op de vloer geduwd. Toen lag hij op mij en ik probeerde de hele tijd weg te komen. Ik heb ook de hele tijd 'help' geroepen. Het is me ook twee keer gelukt om bij hem weg te komen. Maar dan kwam ik elke keer een klein stukje de trap op en dan haalde hij me weer naar beneden.
Toen hij op me lag heb ik met mijn sleutels in mijn handen op zijn hoofd geslagen en met mijn vingers in zijn ogen proberen te prikken. Ik riep steeds om hulp. Toen hij op me lag heeft hij mijn rokje omhoog geschoven en mijn panty naar beneden getrokken. Toen heeft hij zijn vingers in mij gestoken en hij heeft ook geprobeerd zijn piemel in mij te steken. Dat lukte niet echt ver want hij was ook niet echt stijf. Ik bleef om hulp roepen en ik bleef op zijn hoofd slaan. Ik heb blauwe plekken op mijn schouderbladen. Ik ben twee keer de trap op gegaan, toen heeft hij me naar beneden getrokken. Bij de muur heeft hij me betast. Hij heeft mijn borsten aangeraakt. Hij heeft zijn vingers hard en recht in mijn vagina geduwd. Zijn vingers gingen er in een keer in, best ver. Hij had op de een of andere manier zijn piemel uit zijn broek gehaald. Ik merkte dat hij zijn piemel in mijn vagina probeerde te duwen en er tegenaan duwde.
2. Een letselbeschrijving, op 18 augustus 2016 opgemaakt en ondertekend door M. Vonk, forensisch geneeskundige, als losse bijlage bij voornoemd proces-verbaal gevoegd, inhoudende als zijn verklaring:
Betreft: [slachtoffer]. De ouderdom van de letsels past bij het huidige tijdsinterval. Ik zag onder andere kneuzingen op de ringvinger, in de nek ter hoogte van de wervelkolom, op de rechterschouder, op de linkerschouder, op de bovenarm, aan de binnenzijde van het linker bovenbeen, boven de linkerknie aan de binnenzijde, rond beide knieën, op het rechterscheenbeen en 8 centimeter daaronder.
De beide bloeduitstortingen op de achterkant van beide schouders zijn kenmerkend voor het op de grond duwen van een slachtoffer. Daar past de kneuzing ter hoogte van de nekwervels ook bij. De diverse verwondingen rond de knieën zouden kunnen passen bij vallen op de knieën zoals op een trap. De verwondingen aan de binnenzijde van het linker bovenbeen kunnen passen bij het met geweld met een hand naar buiten duwen van het been. De losse kneuzing aan de binnenkant kan passen bij de afdruk van een duim en de rest van de kneuzing bij een impressie van vingers. De verwonding aan de rechterhand kan goed passen bij stompen door het slachtoffer, waarbij de krasverwondingen mogelijk te verklaren zijn doordat de ring die zij droeg de huid heeft beschadigd tijdens de worsteling.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 24 augustus 2016, opgenomen op pagina 103 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 1]:
Ik woon in de [straatnaam] te Groningen. Het was dinsdagmorgen 16 augustus 2016.
Ik hoorde buiten een gesprek tussen een meisje en een man. Het meisje zei: "Blijf van mij af. Doei doei en adios, ik ga naar huis". Het was een vervelend gesprek. Het was een nare wisseling van woorden waarbij het meisje een aantal keren aangaf dat ze naar huis wilde. Vijf minuten later hoorde ik iemand heel hard 'help' schreeuwen meerdere keren achter elkaar. Om de zoveel seconden hoorde ik steeds het woord 'help'. Ik klopte aan bij [huisgenoot]. Zij woont naast mij. Ik vroeg haar of zij het ook hoorde. Zij had het ook gehoord. We hoorden op dat moment de deur beneden dichtknallen en we hoorden iemand heel snel de trap oplopen. Ik zag dat het meisje tranen in haar ogen had en angstig keek. We vroegen aan haar wat er was gebeurd en of zij het meisje was dat net om hulp had geroepen. Zij bevestigde dit. Ze vertelde toen dat ze aangerand was. Zij was best wel geschrokken en ze was ook een beetje in paniek. Ik zag tranen in haar ogen. Ze stond daar heel verdrietig. Ik heb gehoord dat er heel vaak om hulp is geroepen. Het was heel erg hard.
4. De verklaring van [getuige 2], afgelegd ten overstaan van de rechter-commissaris:
Rond 05:15 uur ben ik gaan slapen. Ik hoorde toen aanhoudend hulpgeroep. Toen [naam] en ik [slachtoffer] zagen, huilde ze heel erg. Ze was helemaal in paniek, in tranen en overstuur.
5. De verklaring van [getuige 3], afgelegd ten overstaan van de rechter-commissaris:
Het klopt dat [slachtoffer] mij belde vlak nadat het gebeurd was. Ze moest erg huilen toen ze me belde. Haar eerste woorden waren: "[getuige 3] er is iets ergs gebeurd".
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 21 augustus 2016, opgenomen op pagina 69 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
Ik heb haar gepenetreerd met mijn vingers. Ze sloeg met haar hand in mijn oog. Zij probeerde naar boven te gaan. Ik pakte haar vast en ik trok haar terug van de trap.
7. Een letselbeschrijving, op 19 augustus 2016 van de GGD Groningen, als losse bijlage bij voornoemd proces-verbaal gevoegd, inhoudende:
Betreft: [verdachte]. Het letsel bevindt zich net onder de buitenooghoek van het linker oog. Het bestaat uit een rechte oppervlakkige smalle huidafwijking met korstvorming, parallel aan de lengterichting van het oog van ongeveer 6 mm lang. Er is een tweede rechte, één keer onderbroken, oppervlakkige smalle huidafwijking met korstvorming in een hoek van ongeveer 70° ten opzichte van de eerste kras, beginnend enkele millimeters van het eerste letsel af met in totaal ook een lengte van ongeveer 6 mm.
8. Een letselrapportage, op 1 augustus 2017 opgemaakt en ondertekend door T. Naujocks, forensisch arts KNMG, als losse bijlage bij voornoemd proces-verbaal gevoegd, inhoudende als haar verklaring:
Betreft: [verdachte].
De verklaring van verdachte lijkt in eerste instantie het meest passend bij het letsel, maar ook de toedracht volgens het slachtoffer is niet uitgesloten. Daarbij is in aanmerking genomen dat slaan en raken twee verschillende dingen zijn.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Zedenzaken kenmerken zich door het feit dat doorgaans slechts twee personen aanwezig zijn bij de strafbare seksuele handelingen: het slachtoffer en de verdachte. Wanneer de verdachte dan de dwang bij de seksuele handelingen ontkent, leidt dat er in veel gevallen toe dat slechts de verklaringen van het slachtoffer als direct bewijs beschikbaar zijn. Op grond van het bepaalde in artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering is echter de enkele verklaring van een getuige onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in de zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gerelateerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
In deze zaak verklaren zowel aangeefster als verdachte dat er seksuele handelingen hebben plaatsgevonden in de hal van de woning van een vriend van aangeefster. Aangeefster verklaart dat dit onder dwang van verdachte is gebeurd. Verdachte ontkent enige vorm van dwang en stelt dat de handelingen geheel op vrijwillige basis plaatsvonden.
Bij de beoordeling van deze zaak en de vraag of er sprake was van (een vorm van) dwang, is het dus van belang vast te stellen in hoeverre de verklaring van aangeefster steun vindt in ander bewijsmateriaal. De rechtbank acht in dit verband het navolgende van belang.
Aangeefster heeft verklaard dat verdachte de woning is binnengedrongen door zijn lichaam tussen de voordeur te zetten. Eenmaal binnen in de woning heeft hij aangeefster tegen de muur geduwd. Vervolgens heeft hij haar op de grond geduwd en is hij bovenop haar gaan liggen. Hij heeft haar panty naar beneden getrokken en haar rok omhoog gedaan. Aangeefster verzette zich tegen deze handelingen en zij heeft daartoe constant om hulp geroepen. Met sleutels in haar hand heeft zij verdachte op zijn hoofd en in zijn gezicht geslagen. Het lukte haar twee keer om via de trap naar boven te lopen, maar beide keren werd zij door verdachte teruggetrokken op de trap. Verdachte heeft haar borsten betast en heeft uiteindelijk vingers in haar vagina geduwd.
Het is aangeefster tenslotte gelukt om weg te komen en zij is via de trap naar boven gelopen.
Vrijwel direct kwamen getuigen [getuige 1] en [getuige 2] naar haar toe. Zij verklaren dat aangeefster op dat moment huilde en paniekerig was en dat ze vertelde dat ze zojuist was aangerand. Vlak daarna heeft aangeefster met een goede vriendin van haar gebeld, getuige [getuige 3]. Zij verklaart dat aangeefster huilde en haar vertelde dat er iets ergs gebeurd was.
Getuigen [getuige 1] en [getuige 2] hebben verklaard dat zij enkele minuten voordat zij aangeefster boven zagen, ongeveer vijf minuten lang hulpgeroep hebben gehoord. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij voorafgaand aan het hulpgeroep buiten op straat een gesprek hoorde tussen een man en een vrouw. Volgens de getuige was dat een nare wisseling van woorden, waarbij de vrouw de man wegstuurde.
Uit het medisch onderzoek is gebleken dat aangeefster diverse blauwe plekken had. Zo had zij onder andere verwondingen aan de binnenzijde van het linker bovenbeen die kunnen passen bij het met geweld met een hand naar buiten duwen van het been.
Naar het oordeel van de rechtbank vindt de verklaring van aangeefster dat de in de tenlastelegging omschreven handelingen onder dwang hebben plaatsgevonden steun in de verklaring van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] en in de medische verklaring.
De lezing van verdachte is als volgt. Verdachte en aangeefster kwamen elkaar tegen op straat in het centrum van Groningen. Voor de woning op straat raakten zij met elkaar in gesprek en bij de deur begonnen zij te zoenen. Daarna hebben zij over en weer seksuele handelingen verricht in de hal van de woning. Verdachte heeft aangeefster gepenetreerd met zijn vingers. Dit was geheel vrijwillig, aangeefster liet op geen enkele wijze blijken dat ze niet wilde. Op enig moment sloeg de stemming van aangeefster helemaal om en zij sloeg verdachte onder andere op zijn hoofd en in zijn gezicht terwijl zij iets in haar hand hield. Verdachte begon te bloeden. Toen hij bloed zag, werd hij boos. Op het moment dat aangeefster via de trap naar boven wilde lopen, pakte verdachte haar vast en trok haar terug. Daarna ging aangeefster staan en liep alsnog de trap op. Verdachte deed zijn broek weer aan en is toen vertrokken.
Verdachte is ter terechtzitting gevraagd hoe hij het ontstaan van de vele letsels bij aangeefster kan verklaren. Verdachte heeft verklaard dat toen aangeefster van de trap naar beneden viel, hij haar vastgreep. Hij heeft haar met volle kracht naar de trap toe geduwd. De eerste keer viel aangeefster op haar zijkant. Daarna stond ze op, pakte de reling, gleed uit en viel naar achteren.
Ze kwam naar verdachte toe en hij duwde haar terug. Op dat moment viel ze verder naar beneden.
Deze verklaring van verdachte acht de rechtbank niet aannemelijk. De rechtbank overweegt daartoe dat verdachte bij de politie heeft verklaard over één incident op de trap, waarbij aangeefster op haar zijkant viel. Ter terechtzitting komt verdachte met een veel uitgebreidere verklaring over de vraag hoe aangeefster aan de vele letsels zou zijn gekomen.
Over hoe het letsel op het dijbeen van aangeefster zou zijn ontstaan, welk letsel volgens de forensisch arts bij het hardhandig naar buiten duwen van een been past, heeft verdachte daarentegen ter terechtzitting helemaal niets verklaard. De rechtbank verwerpt derhalve het alternatieve scenario van verdachte.
De verdediging heeft nog naar voren gebracht dat verdachte bij de politie heeft verklaard dat aangeefster hem buiten op straat al vertelde dat zij zou overnachten in de woning van een vriend. Omdat verdachte op dat moment nog geen kennis had genomen van de stukken, is die verklaring van verdachte aannemelijk. De rechtbank stelt vast dat op grond van de stukken in het dossier niet valt uit te sluiten dat verdachte en aangeefster elkaar al eerder zijn tegengekomen op straat en dat zij met elkaar hebben gesproken. Dat gegeven sluit het verdere verloop in de hal, zoals aangeefster dat heeft beschreven, echter niet uit en maakt de bovenstaande conclusie van de rechtbank derhalve niet anders.
Ten aanzien van het letsel van verdachte merkt de rechtbank nog op dat uit de letselrapportage van 1 augustus 2017 blijkt dat het letsel kan passen bij de verklaring van verdachte, maar dat het ook kan passen bij de toedracht zoals aangeefster die heeft geschetst.
Aangeefster heeft gedetailleerd en consistent verklaard over de seksuele handelingen en de door verdachte toegepaste dwang. De rechtbank acht de verklaringen van aangeefster op deze punten betrouwbaar. Dat bedoelde seksuele handelingen hardhandig en tegen de zin van aangeefster hebben plaatsgevonden, vindt naar het oordeel van de rechtbank steun in het overige door de rechtbank gebezigde bewijsmateriaal, in het bijzonder de verklaring van de getuigen [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3] en de bevindingen van het medisch onderzoek van aangeefster. Aan de andersluidende verklaring van verdachte, dat de seksuele handelingen met wederzijds goedvinden hebben plaatsgevonden, gaat de rechtbank derhalve voorbij.
De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 16 augustus 2016 te Groningen, door geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer],
immers heeft hij, verdachte,
zijn, verdachtes, vingers in de vagina van die [slachtoffer] gebracht/geduwd en
zijn, verdachtes, penis tegen de vagina van die [slachtoffer] geduwd en de borsten van die [slachtoffer] betast/aangeraakt,
en bestaande dat geweld hierin dat hij, verdachte:
zijn, verdachtes, hand en/of (een ander deel van) het lichaam tussen de deur heeft gezet/geduwd (terwijl die [slachtoffer] voornoemde deur wilde sluiten) en aldus de woning waar die [slachtoffer] zich bevond is binnengedrongen, en
die [slachtoffer] tegen de muur aan heeft geduwd, en
telkens die [slachtoffer] van de trap af heeft geduwd/getrokken, en
die [slachtoffer] op de grond heeft geduwd/gedrukt en vervolgens bovenop die [slachtoffer] is gaan liggen, en
aan de panty van die [slachtoffer] heeft getrokken en/of de panty van die [slachtoffer] (deels) heeft uitgedaan, en
de rok van die [slachtoffer] omhoog heeft gedaan, en
met zijn, verdachtes, hand(en) met geweld/kracht het linkerbeen van die [slachtoffer] naar buiten heeft geduwd, en
voorbij is gegaan aan de verbale en non-verbale tekenen van onwil/protest van die [slachtoffer].
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:

verkrachting

Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaar. Aan het voorwaardelijke deel moeten de bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals geadviseerd door de reclassering.
Bij het bepalen van de eis heeft de officier van justitie onder andere rekening gehouden met de ernst van het feit en de gevolgen die het feit voor het slachtoffer heeft gehad. Ook heeft de officier van justitie er rekening mee gehouden dat verdachte al eerder is veroordeeld voor geweldsfeiten.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om in het geval van een bewezenverklaring de duur van de aan verdachte op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf te beperken tot maximaal 12 maanden.
Uit vergelijkbare zaken blijkt dat het onvoorwaardelijke strafdeel bij een verkrachting hoogstens 12 maanden bedraagt, wanneer er met een vinger is binnengedrongen in het lichaam van het slachtoffer en niet met een geslachtsdeel.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een gewelddadige verkrachting van het slachtoffer. Nadat zij een nacht uit was geweest in het centrum van Groningen, is zij naar de woning van een vriend gelopen om daar te overnachten. Toen zij de woning binnen wilde gaan heeft verdachte zijn lichaam tussen de voordeur geduwd en is de woning binnengedrongen. In de hal heeft hij aangeefster onder meer tegen de muur en tegen de trap geduwd. Op de vloer is hij boven op aangeefster gaan zitten en hij heeft hardhandig een been van aangeefster naar buiten geduwd. Daaropvolgend heeft hij met veel geweld vingers in de vagina van het slachtoffer geduwd. Ten gevolge van het door verdachte toegepaste geweld heeft het slachtoffer meerdere blauwe plekken over haar hele lichaam opgelopen.
Verdachte heeft op volstrekt respectloze wijze en met een verwerpelijk machtsvertoon ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer. Daar komt bij dat het slachtoffer onder invloed was van alcohol en dat verdachte, die erkend heeft dat te hebben waargenomen, misbruik heeft gemaakt van haar kwetsbare positie. Verkrachtingen hebben een grote impact op slachtoffers en brengen gevoelens van onveiligheid en machteloosheid mee die vaak een langdurige doorwerking hebben in het leven van slachtoffers. Dat daarvan sprake is bij het slachtoffer blijkt uit de toelichting bij de vordering die namens haar als benadeelde partij is ingediend.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van
25 oktober 2017 is hij eerder voor verschillende strafbare feiten, waaronder geweldsfeiten, onherroepelijk veroordeeld. Dit weegt de rechtbank ten nadele van de verdachte mee.
Het oriëntatiepunt voor verkrachting zoals vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) is een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden. De eerdere veroordelingen alsmede het hierboven omschreven toegepaste forse geweld rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank een straf die boven deze 24 maanden uitgaat.
De rechtbank acht een gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden. Van de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank, conform het advies van de reclassering, een deel van deze gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen. Aan het voorwaardelijke deel van de straf kunnen dan de bijzondere voorwaarden worden verbonden die de reclassering heeft geadviseerd in het rapport van 16 november 2017.
Uit de over verdachte opgemaakte rapportages blijkt dat bij verdachte agressie en seks veelal samengaan. Dat er een verschuiving van dit gedrag te zien is van (enkel) de relationele sfeer naar willekeurige slachtoffers, acht de rechtbank zeer zorgelijk. De rechtbank acht daarom een proeftijd van vijf jaar aangewezen.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.539,90 ter vergoeding van materiële schade en € 5.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan. Daarnaast worden kosten voor rechtsbijstand gevorderd, zijnde een bedrag van € 4.500,-.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ook de kosten voor rechtsbijstand kunnen worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, nu hij vrijspraak van het ten laste gelegde heeft bepleit.
Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de schadepost 'persoonlijke targets' geen rechtstreekse schade betreft.
Ten aanzien van de kosten voor rechtsbijstand heeft de raadsman aangevoerd dat niet uit de stukken blijkt dat de benadeelde partij de eigen bijdrage voor rechtsbijstand van € 143 ook daadwerkelijk heeft betaald. De raadsman vindt een bedrag van € 4.500,- aan kosten voor rechtsbijstand buitenproportioneel hoog.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij de gestelde materiële schade heeft geleden (met uitzondering van de posten 'persoonlijke targets en 'eigen bijdrage advocaat') tot een bedrag van € 996,90 en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde.
Daarnaast is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij de gestelde immateriële schade van € 5.000,- heeft geleden en dat ook deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde.
De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf
16 augustus 2016.
Nu vaststaat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
De rechtbank beschikt over onvoldoende informatie om de posten 'persoonlijke targets' en 'eigen bijdrage advocaat' te kunnen beoordelen. Schorsing van het onderzoek om hier nader onderzoek naar te (laten) doen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal dat deel van de vordering daarom niet ontvankelijk verklaren. Dat deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt nu deze inhoudelijk onvoldoende zijn betwist, tot op heden begroot op € 4.500,- , en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk geworden vonnis van 6 april 2016 gewezen door de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Groningen is verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang- een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 3 jaren. De proeftijd is ingegaan op 21 april 2016.
De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 14 november 2017 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf.
Het hiervoor bewezen verklaarde feit is door verdachte begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd.
Nu verdachte de in voormeld vonnis gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van de hem bij voornoemd vonnis van 6 april 2016 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 24c, 36f en 242 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 6 maanden,niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 5 jaar, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich na ommekomst van zijn detentie meldt bij de reclassering in Groningen, Leonard Springerlaan 21. Hierna moet hij zich blijven melden dan wel meewerken aan huisbezoeken zo frequent en zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht;
2. dat de veroordeelde zich voor zijn agressieregulatieproblematiek en grensoverschrijdend seksueel gedrag binnen relaties laat behandelen bij de AFPN te Groningen of soortgelijke ambulante forensische zorg. Daarnaast dient verdachte zich voor zijn cannabisverslaving te laten behandelen bij Verslavingszorg Terwille in Groningen, dan wel soortgelijke verslavingszorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
3. dat de veroordeelde wordt verboden om harddrugs en alcohol te gebruiken. Ter controle daarop zet de reclassering urinecontroles in;
4. dat de veroordeelde wordt verboden op welke wijze dan ook contact te (laten) leggen met mevrouw [slachtoffer], zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
5. dat de veroordeelde verplicht wordt om mee te werken aan het verkrijgen en hebben van dagbesteding en het meewerken aan de schuldhulpverlening dan wel bewindvoering, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
5.996,90(zegge: vijfduizend negenhonderd zesennegentig euro en negentig eurocent) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 augustus 2016.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige in haar vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op € 4.500,-.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] te betalen een bedrag van €
5.996,90(zegge: vijfduizend negenhonderd zesennegentig euro en negentig eurocent) bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 64 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 996,90 aan materiële schade en € 5.000,- aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18/022419-16
Gelast de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen d.d.
6 april 2016, te weten: een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.W. Janssen, voorzitter, mrs. F. de Jong en
M.R.M. Beaumont, rechters, bijgestaan door mr. K.E. van Rhijn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 december 2017.
Mr. Beaumont is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.