ECLI:NL:GHARL:2018:11018

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 december 2018
Publicatiedatum
18 december 2018
Zaaknummer
200.237.348/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake terugvordering van een Persoonsgebonden Budget (PGB) en verantwoording van uitgaven

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen Zilveren Kruis Zorgkantoor N.V. inzake de terugvordering van een Persoonsgebonden Budget (PGB). Het hof behandelt de zaak naar aanleiding van een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 8 november 2017. De appellant, die een PGB had ontvangen, heeft onvoldoende verantwoording afgelegd over de besteding van de ontvangen gelden. Zilveren Kruis heeft daarom een bedrag van € 12.015,16 teruggevorderd, dat aan de appellant was toegekend voor de periode van 5 maart 2014 tot en met 27 juli 2014. Het hof stelt vast dat de appellant een totaalbedrag van € 19.970,05 aan voorschotten heeft ontvangen, waarvan een bedrag van € 7.954,89 onterecht is uitgekeerd. De appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij aan zijn verantwoordingsplicht heeft voldaan, maar het hof oordeelt dat hij niet voldoende bewijs heeft geleverd van de besteding van de gelden. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank, met uitzondering van de afwijzing van de buitengerechtelijke incassokosten, die nu worden toegewezen. De appellant wordt veroordeeld tot betaling van € 1.179,39 aan Zilveren Kruis voor deze kosten, en hij wordt in de proceskosten van het hoger beroep veroordeeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.237.348/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 5699403 MC EXPL 17-1558)
arrest van 18 december 2018
in de zaak van
[appellant] ,
wonende te [A] ,
appellant in het principaal hoger beroep,
geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. J.A.F. Lucas, kantoorhoudend te Wassenaar,
tegen
Zilveren Kruis Zorgkantoor N.V.,
gevestigd te Utrecht,
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
appellante in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna:
Zilveren Kruis,
advocaat: mr. J.J.G. Pieper, kantoorhoudend te Enschede.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis van
8 november 2017 dat de (kantonrechter in de) rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere, heeft gewezen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 18 januari 2018,
- de memorie van grieven,
- de memorie van antwoord, tevens van incidenteel hoger beroep,
- de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep.
2.2
Vervolgens heeft Zilveren Kruis de stukken voor het wijzen van arrest overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
2.3
[appellant] vordert in het principaal hoger beroep - kort samengevat - bij arrest uitvoerbaar bij voorraad, het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere, van 8 november 2017 te vernietigen en opnieuw rechtdoende zijn vordering alsnog toe te wijzen (het hof begrijpt: de vordering van Zilveren Kruis alsnog af te wijzen) met veroordeling van Zilveren Kruis in de proceskosten in beide instanties en de nakosten.
2.4
Zilveren Kruis vordert in het incidenteel hoger beroep - kort samengevat - het bestreden vonnis te vernietigen, uitsluitend voor zover daarbij de buitengerechtelijke incassokosten zijn afgewezen en opnieuw rechtdoende, uitvoerbaar bij voorraad, de buitengerechtelijke incassokosten voor een bedrag van € 1.179,39 toe te wijzen met veroordeling van [appellant] in de kosten van beide instanties.

3.De vaststaande feiten

3.1
Tegen de weergave van de relevante feiten in het vonnis van 8 november 2017 zijn geen grieven opgeworpen. Het hof zal dan ook van die feiten uitgaan en deze hierna in eigen woorden weergeven, voor zover zij van belang zijn voor de beoordeling van dit hoger beroep.
3.2
Bij beschikking van 14 oktober 2014 is [appellant] een Persoonsgebonden Budget (PGB) toegekend over de periode van 5 maart 2014 tot en met 27 juli 2014 van € 12.015,16.
3.3
In die beschikking is aan [appellant] onder meer de verplichting opgelegd om over de besteding van het PGB verantwoording aan Zilveren Kruis af te leggen.
3.4
Het in de beschikking van 14 oktober 2014 genoemde PGB is in de vorm van voorschotten aan [appellant] uitgekeerd. Het totaal in deze periode uitgekeerde bedrag bedraagt € 19.970,05. Na verrekening van de aan [appellant] uitgekeerde voorschotten blijkt een bedrag van € 7.954,89 te veel te zijn uitgekeerd. Dit bedrag is bij brief van 17 oktober 2014 door Zilveren Kruis teruggevorderd.
3.5
Op 28 november 2014 heeft Zilveren Kruis aan [appellant] meegedeeld dat zij het verantwoordingsformulier over de periode van 5 maart 2014 tot en met 30 juni 2014 heeft ontvangen, maar dat zij nog nadere informatie nodig heeft, waaronder (nader omschreven) gespecifieerde nota’s en een toelichting op de zorg.
3.6
Bij brief van 26 augustus 2015 heeft Zilveren Kruis bericht dat zij het verantwoordingsformulier over de periode van 1 juli 2014 tot en met 27 juli 2014 heeft ontvangen en dat zij deze terugstuurt, omdat zij (nader genoemde) informatie nodig hebben. Dit verzoek wordt herhaald bij brief van 2 oktober 2015.
3.7
Bij voor bezwaar vatbare beschikking van 4 november 2015 is vastgesteld dat [appellant] geen verantwoording heeft afgelegd over het aan hem toe gekende PGB en dat hij een bedrag van € 12.015,16 aan Zilveren Kruis dient terug te betalen.
3.8
[appellant] heeft op 4 november 2016 aan de incassogemachtigde van Zilveren Kruis (GGN) een email gestuurd met foto’s van bankafschriften waarop van Zilveren Kruis ontvangen betalingen en overboekingen van bedragen naar Stichting Bronx (hierna: Bronx) staan vermeld.

4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

4.1
Zilveren Kruis heeft in eerste aanleg gevorderd [appellant] te veroordelen aan haar te betalen een bedrag van € 19.970,05 in hoofdsom, een bedrag van € 1.077,29 aan vervallen wettelijke rente tot aan de dag van de dagvaarding, een bedrag van € 1.179,39 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten.
4.2
Aan haar vordering heeft Zilveren Kruis onverschuldigde betaling ten grondslag gelegd. De vordering betreft tot een bedrag van € 12.015,16 de voorschotperiode
5 maart 2014 tot en met 27 juli 2014. Zilveren Kruis heeft aangevoerd dat [appellant] over die periode, in strijd met de in de (toelichting op de) Toekenningsbeschikking neergelegde verplichting tot verantwoorden, geen verantwoording heeft afgelegd. Zilveren Kruis heeft het aan [appellant] toegekende PGB met terugwerkende kracht beëindigd en het reeds betaalde voorschotbedrag van € 12.015,16 als onverschuldigd betaald teruggevorderd. Die beslissing heeft formele rechtskracht, aldus Zilveren Kruis. Daarnaast is een bedrag van € 7.954,89 aan voorschotten teveel uitbetaald. Dat bedrag wordt eveneens als onverschuldigd betaald teruggevorderd.
4.3
Bij conclusie van repliek heeft Zilveren Kruis "coulancehalve" een ambtshalve beoordeling aangeboden. Zij heeft daartoe de volgende stukken van [appellant] gevraagd:
- alle volledige zorgovereenkomsten met Bronx
- alle nota’s
- alle urenoverzichten van de geleverde zorg
- de bankafschriften waarop de betalingen staan vermeld
- een omschrijving van de zorg.
4.4
[appellant] heeft zich verweerd onder meer door te stellen dat hij pas bij dagvaarding bekend is geworden met voornoemde beschikkingen, zodat de reguliere bezwaarprocedure nog dient te worden doorlopen en de beslissingen nog geen formele rechtskracht bezitten. Voorts weerspreekt [appellant] dat hij een bedrag van € 7.954,89 teveel heeft ontvangen, nu dit bedrag is voldaan aan Bronx.
4.5
Bij conclusie van dupliek heeft [appellant] in het kader van de door Zilveren Kruis verzochte informatie ten behoeve van de ambtshalve beoordeling acht facturen van de Stichting Bronx overgelegd (productie 3 bij conclusie van dupliek).
4.6
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de besluiten van 14 oktober 2014 en
4 november 2015 formele rechtskracht hebben. Verder heeft de kantonrechter geoordeeld dat Zilveren Kruis heeft aangetoond in totaal een bedrag van € 19.970,- aan voorschotbetalingen aan [appellant] te hebben verricht en dat [appellant] onvoldoende heeft voldaan aan de hem door Zilveren Kruis geboden mogelijkheid om alsnog verantwoording af te leggen. De kantonrechter heeft de vorderingen van Zilveren Kruis toegewezen met uitzondering van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten.
5. De beoordeling van de grieven en de vordering in het principaal en in het incidenteel hoger beroep
In het principaal hoger beroep
5.1
[appellant] heeft één grief tegen het vonnis gericht. De grief houdt in dat met de als productie 3 bij conclusie van dupliek (zie rov 3.5) overgelegde stukken is voldaan aan de verantwoordingsplicht, in die zin dat Zilveren Kruis in staat moet worden geacht met die stukken zich ervan te vergewissen dat de gelden zijn aangewend voor het doel waarvoor zij verstrekt zijn. Voor zover dat niet het geval is, moet Zilveren Kruis haar pijlen richten op de zorgverlener en niet op hem, aldus [appellant] .
5.2
Zilveren Kruis heeft gesteld dat haar aanbod om onverplicht in het kader van een ambtshalve beoordeling aan de hand van door [appellant] aan te leveren verantwoordingsstukken alsnog te beoordelen in hoeverre de subsidievaststelling kan worden aangepast, is komen te vervallen, nu [appellant] de gevraagde stukken slechts deels heeft aangeleverd. In de toekenningsbeschikking staat uitdrukkelijk vermeld dat [appellant] als budgethouder te allen tijde verantwoordelijk blijft voor een juiste en tijdige verantwoording van PGB gelden, hij kan zich dan ook niet verschuilen achter zijn zorgverlener, aldus Zilveren Kruis. Zilveren Kruis heeft verder een beroep gedaan op de formele rechtskracht van het besluit van 4 november 2015.
5.3
Het hof overweegt als volgt. Vast staat dat [appellant] een bedrag van € 19.970,05 aan voorschotten heeft ontvangen. Verder staat vast dat bij de toekenningsbeschikking van
14 oktober 2014 voor de periode van 5 maart 2014 tot en met 27 juli 2014 een bedrag van
€ 12.015,16 is toegekend. Die toekenningsbeslissing heeft formele rechtskracht gekregen, zodat een bedrag van € 7.954,89 onverschuldigd aan [appellant] is voldaan en hij dit bedrag dient terug te betalen.
5.4
Zilveren Kruis heeft verder in deze procedure gesteld dat [appellant] onvoldoende dan wel geen verantwoording heeft afgelegd voor het resterende bedrag van € 12.015,16 zodat dit bedrag op die grond onverschuldigd door haar aan [appellant] is betaald en door hem dient te worden terugbetaald. Zilveren Kruis heeft zich daarbij beroepen op de formele rechtskracht van de terugvorderingsbeschikking van 4 november 2015. Zilveren Kruis heeft desondanks in de procedure in eerste aanleg [appellant] een kans geboden om de door haar in het kader van die beoordeling gewenste stukken te overleggen. Een en ander zou kunnen leiden tot een ambtshalve herziening van de beschikking van 4 november 2015. Slechts een deel van de door Zilveren Kruis gevraagde stukken is door [appellant] overgelegd, te weten een aantal nota’s en bankafschriften. Niet overgelegd zijn de volledige zorgovereenkomsten met Bronx, alle urenoverzichten van de geleverde zorg en een omschrijving van de zorg. Als het hof buiten beschouwing laat of Zilveren Kruis, ondanks de formele rechtskracht van de beschikking van 4 november 2015, nog steeds gehouden zou zijn tot een ambtshalve beoordeling, dan kan het hof niet anders dan vaststellen dat de daartoe opgevraagde stukken nog steeds ontbreken en dat het ervoor moet worden gehouden dat Zilveren Kruis die beoordeling niet kan maken. Met zijn stelling dat Zilveren Kruis haar pijlen dient te richten tegen de zorgverlener (Bronx) miskent [appellant] dat hij als budgethouder een verantwoordingsplicht heeft en dat dit hem bij de verstrekking van het PGB onmiskenbaar duidelijk is gemaakt. De grief in het principaal hoger beroep faalt.
5.5
Het door [appellant] in algemene bewoordingen gedane bewijsaanbod wordt gepasseerd, nu dit niet kan leiden tot een andere beslissing.
In het incidenteel hoger beroep
5.6
Zilveren Kruis heeft een grief gericht tegen de afwijzing van de buitengerechtelijke incassokosten. Zij heeft in de toelichting op de grief aangevoerd dat uit de overgelegde producties blijkt dat voldoende buitengerechtelijke incassohandelingen zijn verricht, die de dubbele redelijkheidstoets doorstaan. Zij heeft daarbij verwezen naar productie 23 (conclusie van repliek).
5.7
[appellant] heeft niet weersproken dat die incassohandelingen hebben plaatsgevonden, maar acht ze onvoldoende om voor vergoeding in aanmerking te komen.
5.8
Het hof dient te beoordelen of de gestelde kosten redelijk zijn en in redelijkheid zijn gemaakt (de dubbele redelijkheidstoets van artikel 6:96 lid 2 sub c BW). Het hof is van oordeel dat de kosten in redelijkheid zijn gemaakt. Het hof acht de omvang van de kosten redelijk nu die in overeenstemming is met het, weliswaar hier niet toepasselijke maar wel tot richtsnoer dienende, Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke kosten (zie Rapport BGK Integraal). Het gevorderde is daarom toewijsbaar.
De slotsom
5.9
De grief in het principaal hoger beroep faalt. De grief in het incidenteel hoger beroep slaagt, dit leidt ertoe dat de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten (een bedrag van
€ 1.179,39 inclusief btw) zullen worden toegewezen. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd, behalve voor zover daarbij de buitengerechtelijke incassokosten zijn afgewezen.
5.1
Als de in het ongelijk te stellen partij zal het hof [appellant] in de kosten van het principaal en het incidenteel hoger beroep veroordelen. De kosten voor de procedure in het principaal hoger beroep aan de zijde van Zilveren Kruis zullen worden vastgesteld op
€ 1.978,- aan verschotten en op € 1.074,- aan salaris advocaat conform het liquidatietarief
(1 punt, tarief II). De kosten voor de procedure in het incidenteel hoger beroep op
€ 379,50 voor salaris advocaat (0,5, tarief I)

6.De beslissing

Het hof, rechtdoende in hoger beroep;
bekrachtigt het vonnis van (de kantonrechter in) de rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere, van 8 november 2017, behoudens voor zover daarbij de buitengerechtelijke incassokosten zijn afgewezen, vernietigt dit vonnis in zoverre en doet opnieuw recht;
veroordeelt [appellant] tot betaling van een bedrag van € 1.179,39 aan Zilveren Kruis terzake van buitengerechtelijke incassokosten;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Zilveren Kruis in het principaal hoger beroep vastgesteld op € 1.978,- voor verschotten en op € 1.074,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en in het incidenteel hoger beroep op € 379,50 aan salaris advocaat;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mr. I. Tubben, mr. L. Janse en mr. K.M. Makkinga en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 18 december 2018.