ECLI:NL:GHARL:2018:10614

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 december 2018
Publicatiedatum
6 december 2018
Zaaknummer
200.238.953
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inbewaringstelling en schadevergoeding in het kader van de Wet Bopz

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [verzoekster] tegen de beschikking van de rechtbank Gelderland, waarin haar verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. [verzoekster] was op 25 september 2017 in bewaring gesteld op last van de burgemeester van de gemeente Apeldoorn, zonder dat er een verklaring was van een onafhankelijk medisch deskundige. Dit leidde tot de vraag of de inbewaringstelling rechtmatig was en of [verzoekster] recht had op schadevergoeding. Het hof oordeelt dat de burgemeester niet heeft voldaan aan de wettelijke vereisten voor inbewaringstelling, omdat de psychiater die de verklaring heeft afgegeven, eerder betrokken was bij de behandeling van [verzoekster]. Hierdoor is de inbewaringstelling onrechtmatig geweest. Het hof vernietigt de eerdere beschikking en kent [verzoekster] een schadevergoeding toe van € 450,-, vermeerderd met wettelijke rente, en de kosten van rechtsbijstand van € 534,82. De beslissing is genomen door een collegiaal hof en is openbaar uitgesproken op 6 december 2018.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.238.953
(zaaknummer rechtbank Gelderland 328782)
beschikking van 6 december 2018
inzake
[verzoekster],
wonende te [plaatsnaam] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: [verzoekster] ,
advocaat: mr. C. Reijntjes-Wendenburg te Maastricht,
en
de gemeente Apeldoorn,
gevestigd te Apeldoorn,
verweerster in hoger beroep,
verder ook te noemen: de gemeente.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 1 februari 2018, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, verder te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 20 april 2018 en
  • het verweerschrift met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 11 oktober 2018 plaatsgevonden. [verzoekster] is niet verschenen. Namens haar is haar advocaat verschenen en namens de gemeente mr. C. van de Heg.

3.De feiten

3.1
Op 25 september 2017 om 13.30 uur is [verzoekster] onderzocht door [de psychiater] (verder te noemen: de psychiater), en is zij opgenomen in het psychiatrisch ziekenhuis “ [psychiatrisch ziekenhuis] ” te [plaatsnaam] .
3.2
Bij beschikking van 25 september 2017 heeft de burgemeester van de gemeente Apeldoorn de inbewaringstelling van [verzoekster] gelast.
3.3
Op 26 september 2017 heeft de officier van justitie een verzoekschrift strekkende tot voortzetting van de inbewaringstelling van [verzoekster] in een psychiatrisch ziekenhuis ingediend. Blijkens de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 28 september 2017 is die procedure door intrekking geëindigd.
3.4
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van [verzoekster] om een aan haar door de gemeente te betalen schadevergoeding vast te stellen, afgewezen.

4.De omvang van het geschil

4.1
[verzoekster] is in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Zij verzoekt het hof die beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende haar verzoek om een schadevergoeding vast te stellen alsnog toe te wijzen, kosten rechtens.
4.2
De gemeente heeft een verweerschrift ingediend. De gemeente verzoekt het hof het verzoek in hoger beroep van [verzoekster] af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Artikel 20 leden 1 en 2 van de Wet Bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz) luidt, voor zover hier van belang:
De burgemeester kan in het geval, bedoeld in het tweede lid, bij beschikking lastgeven dat een persoon die zich in zijn gemeente bevindt, gedurende de periode, benodigd voor de toepassing van artikel 27, in bewaring wordt gesteld, indien deze persoon twaalf jaar of ouder is en geen blijk geeft van de nodige bereidheid zich in een psychiatrisch ziekenhuis te doen opnemen (…).
De burgemeester kan slechts lastgeven tot inbewaringstelling als bedoeld in het eerste lid, indien naar zijn oordeel
de betrokkene gevaar veroorzaakt,
het ernstige vermoeden bestaat dat een stoornis van de geestvermogens de betrokkene het gevaar doet veroorzaken,
het gevaar zo onmiddellijk dreigend is dat toepassing van paragraaf 1 van dit hoofdstuk niet kan worden afgewacht, en
het gevaar niet door tussenkomst van personen of instellingen buiten een psychiatrisch ziekenhuis kan worden afgewend.
5.2
Artikel 21 lid 1 Wet Bopz luidt, voor zover hier van belang:
De burgemeester gelast een inbewaringstelling niet dan nadat een, bij voorkeur niet-behandelend, psychiater of, zo dat niet mogelijk is, een, bij voorkeur niet-behandelend arts, niet psychiater zijnde, een schriftelijke verklaring heeft verstrekt waaruit (…) blijkt dat het geval, bedoeld in artikel 20, tweede lid, zich voordoet.
5.3
Artikel 28 lid 1 Wet Bopz luidt:
Degene ten aanzien van wie een last is gegeven tot inbewaringstelling, kan de rechter verzoeken een schadevergoeding toe te kennen op de grond dat de door de burgemeester gegeven last onrechtmatig was
5.4
Artikel 5 lid 5 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) luidt:
Een ieder die het slachtoffer is geweest van een arrestatie of een detentie in strijd met de bepalingen van dit artikel, heeft recht op schadeloosstelling.
5.5
[verzoekster] is van mening dat de rechtbank haar verzoek om een schadevergoeding vast te stellen ten laste van de gemeente ten onrechte heeft afgewezen. Zij onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat zij niet door een onafhankelijk medisch deskundige is onderzocht, nu de psychiater tot anderhalve maand voorafgaand aan de opname van [verzoekster] in een psychiatrisch ziekenhuis aan de zijlijn bij de behandeling van [verzoekster] betrokken geweest. Er is daarom sprake van een formeel verzuim, zodat de inbewaringstelling van meet af aan onrechtmatig is geweest; de burgemeester is daarvoor verantwoordelijk, aldus [verzoekster] .
De rechtbank heeft een uitspraak van dit hof aangehaald, maar die uitspraak is in cassatie vernietigd. Het enkele feit dat een procedureel verzuim wordt aangevoerd als oorzaak van spanning en frustratie, maakt geleden nadeel (schade) reeds aannemelijk. Dat heeft de rechtbank miskend.
5.6
De gemeente stelt dat er geen aanleiding bestaat voor een schadevergoeding. Indien het hof daartoe toch aanleiding ziet dan moet die schadevergoeding worden gematigd. De door [verzoekster] aangehaalde uitspraak van de Hoge Raad had betrekking op een beschikking die te laat was afgegeven. Daarbij was sprake van onzekerheid bij de betrokkene in de periode van de termijnoverschrijding. In de onderhavige zaak met een (al dan niet gebrekkige) geneeskundige verklaring, was die onzekerheid er niet.
Daarnaast moet degene die een schadevergoeding vraagt het bestaan van schade stellen. De gemeente vindt dat [verzoekster] geen schade heeft geleden. De omstandigheid dat een procedurevoorschrift niet is nageleefd, is op zichzelf niet voldoende om schadevergoeding toe te kennen.
Bij [verzoekster] is geen spanning ontstaan door het uitblijven van een rechterlijke beslissing. [verzoekster] was van mening dat zij niet op de afdeling thuishoorde, maar [verzoekster] heeft de noodzaak van de inbewaringstelling niet ontkend en de juistheid van de geneeskundige verklaring evenmin. Er bestaat geen discussie over de noodzaak van de last. [verzoekster] kan dan ook niet in onzekerheid hebben verkeerd over de voortzetting ervan: de vrijheidsbeneming was op dat moment, maar ook achteraf bezien, noodzakelijk en heeft niet langer geduurd dan zonder procedureel verzuim het geval zou zijn geweest. Het niet geven van een last was, gelet op de gemoedstoestand van [verzoekster] , geen optie.
5.7
Het hof volgt [verzoekster] niet in haar stelling dat, nu de gemeente heeft nagelaten incidenteel hoger beroep in te stellen tegen de bestreden beschikking, de vaststelling van de rechtbank dat de gemeente onrechtmatig heeft gehandeld vast staat en in hoger beroep niet meer ter discussie kan worden gesteld.
De devolutieve werking van het hoger beroep brengt met zich dat incidenteel hoger beroep niet noodzakelijk is om het hof te verplichten de door de verwerende partij in eerste aanleg verdedigde stellingen of verweren opnieuw te beoordelen mits de betreffende stelling in hoger beroep niet is prijsgegeven.
5.8
Naar het oordeel van het hof is de op 25 september 2017 gegeven beschikking met last tot inbewaringstelling niet gelast op basis van een schriftelijke verklaring van een niet behandelend psychiater, of zo dat niet mogelijk was, van een bij voorkeur niet behandelend arts, niet psychiater zijnde. Er is derhalve sprake van een formeel verzuim
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de psychiater tot anderhalve maand voorafgaand aan de afgifte van de geneeskundige verklaring bij [verzoekster] ’s behandeling betrokken is geweest. Zij kan daarom niet als onafhankelijk medisch deskundige in de zin van artikel 21 lid 1 Wet Bopz worden aangemerkt.
De stelling van de gemeente dat deze psychiater enkel op medicamenteus gebied bij [verzoekster] betrokken is geweest, maakt dit oordeel niet anders, nu ook het voorschrijven van medicatie onderdeel is van een medische behandeling. Aan de stelling van de gemeente dat binnen 24 uur na de afgifte van de inbewaringstelling twee andere psychiaters, die beiden niet eerder bij de behandeling van [verzoekster] betrokken waren geweest, de inbewaringstelling van [verzoekster] hebben ondersteund, gaat het hof voorbij. [verzoekster] betwist die stelling en de gemeente heeft deze niet met bewijsstukken onderbouwd. De stelling ten slotte dat de door de burgemeester gegeven last rechtmatig was omdat de burgemeester op basis van de aan hem ter beschikking staande gegevens in redelijkheid tot het oordeel kon komen dat sprake was van een situatie zoals bedoeld in artikel 20 lid 2 Wet Bopz, passeert het hof ook. Ook een dergelijke situatie ontslaat de burgemeester niet van de op hem rustende verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat de last tot inbewaringstelling in overeenstemming met de daaraan gestelde eisen wordt afgegeven en uitgevoerd.
5.9
[verzoekster] heeft verzocht haar een vergoeding van door haar geleden immateriële schade toe te kennen. [verzoekster] heeft in dit verband gesteld dat op de dag van de gedwongen opname op grond van de door de burgemeester van Apeldoorn gegeven last tot inbewaringstelling, 25 september 2017, zijnde haar verjaardag, haar vrijwillige opname in het ziekenhuis zou eindigen. Als gevolg van de gedwongen opname miste zij niet alleen de door haar gewenste harmonieuze afsluiting van genoemde vrijwillige opname, maar tevens haar verjaardagsfeest. Bovendien was zij tijdens het gedwongen verblijf, dat plaatsvond op een onrustige afdeling met regelmatig incidenten, niet in staat om te studeren, als gevolg waarvan zij een tentamen heeft gemist en mogelijk studievertraging zal oplopen. Voorts heeft [verzoekster] door de gang van zaken rond haar gedwongen opname veel spanning en frustratie ervaren.
Het hof onderschrijft het standpunt van de gemeente dat [verzoekster] de door haar geleden schade moet stellen, maar dat heeft zij met het vorenstaande gedaan. Het hof acht het aannemelijk dat [verzoekster] nadeel heeft geleden.
5.1
Het hof is van oordeel dat het door [verzoekster] ondervonden nadeel aanspraak geeft op toekenning van schadevergoeding naar billijkheid op de voet van artikel 28 van de Wet Bopz. Bij de vaststelling van deze schadevergoeding is het hof niet gebonden aan de grenzen, vervat in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. Dat vloeit voort uit de strekking van artikel 28 Wet Bopz, dat – mede – beoogt te voldoen aan artikel 5, vijfde lid EVRM.
[verzoekster] heeft de door haar geleden schade begroot op een bedrag van € 450,- (€ 150,- per dag dat zij onrechtmatig in bewaring is gesteld) en op de buitengerechtelijke kosten van rechtsbijstand van € 534,82, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 september 2017 tot en met de dag van betaling.
Desgevraagd heeft de gemeente bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger verklaard dat zij haar subsidiaire standpunt dat een eventuele schadevergoeding zou moeten worden gematigd handhaaft, maar dat zij niet in staat is de hoogte van die matiging te duiden.
5.11
Het hof acht een immateriële schadevergoeding van de door [verzoekster] verzochte € 150,- per dag in dit geval billijk, nu voor schade in deze en vergelijkbare gevallen geen wettelijke tabellen gelden en de gemeente niet heeft gesteld in hoeverre een matiging moet plaatsvinden. De totale vergoeding wordt door het hof vastgesteld op € 450,- (3 dagen x € 150,-) te vermeerderen met de – door [verzoekster] verzochte en door de gemeente niet betwiste – wettelijke rente vanaf 25 september 2017 tot de dag der voldoening.
5.12
Omdat de gemeente niet op eerste verzoek buiten rechte tot betaling van een vergoeding voor het door [verzoekster] geleden nadeel is overgegaan, heeft [verzoekster] ook aanspraak op vergoeding van de door haar gemaakte kosten van rechtsbijstand van € 534,82.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof de bestreden beschikking vernietigen en beslissen als hierna is vermeld.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 1 februari 2018 en opnieuw beschikkende:
veroordeelt de gemeente Apeldoorn om aan [verzoekster] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen een bedrag van € 450,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 september 2017 tot de dag der voldoening;
veroordeelt de gemeente Apeldoorn in de kosten van rechtsbijstand van [verzoekster] ter hoogte van € 534,82.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.B. de Groot, A. Smeeïng-van Hees en A.L.H. Ernes, bijgestaan door G.E.M. Bours als griffier, en is op 6 december 2018 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.