Uitspraak
[appellant],
[geïntimeerde],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De verdere beoordeling in de hoofdzaak
- verkeer ten behoeve van de moestuin;
- vervoer van pony's, paarden, hooi, mest en voer;
- vervoer van een zeilboot ten behoeve van winterstalling;
- verkeer van (hobby) auto's.
het bezit vaneen buurweg en de omvang daarvan bewezen geacht op grond van de overgelegde getuigenverklaringen en op basis daarvan het bestaan van een buurweg aangenomen, behoudens tegenbewijs. Voor zover [appellant] wenst aan te tonen dat de buurweg meer omvat dan blijkt uit de door hem overgelegde verklaringen, had het op zijn weg gelegen ter zake getuigenbewijs aan te bieden dat voldoet aan de eisen die daaraan in hoger beroep mogen worden gesteld. Vaste rechtspraak (recent samengevat in ECLI:NL:PHR:2018:582) is dat in hoger beroep van een partij die bewijs door getuigen aanbiedt, in beginsel mag worden verwacht dat zij voldoende concreet vermeldt op welke van haar stellingen dit bewijsaanbod betrekking heeft en, voor zover mogelijk, wie daarover een verklaring zou kunnen afleggen, met dien verstande dat indien reeds getuigen zijn gehoord of (zoals hier het geval is) schriftelijke verklaringen van getuigen zijn overgelegd, de eis dat het bewijsaanbod voldoende specifiek en ter zake dienend moet zijn, meebrengt dat nader wordt vermeld in hoeverre getuigen meer of anders kunnen verklaren dan zij al hebben gedaan. Een zodanig bewijsaanbod ontbreekt.