Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
4 december 2018
[Z](hierna: belanghebbende)
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Arnhem(hierna: de Inspecteur)
1.Ontstaan en loop van het geding
2.De vaststaande feiten
3.Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
4.Beoordeling van het geschil
i. uitgaven als bedoeld in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of de Wet maatschappelijke ondersteuning voor zover een bijdrage is verschuldigd ter verkrijging van een subsidie of tegemoetkoming als bedoeld in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of de Wet maatschappelijke ondersteuning ter bekostiging van die uitgaven;’
HR 13 december 1989, nr. 25 077, ECLI:NL:HR:1989:ZC4179, BNB 1990/119) meer vereist dan de enkele omstandigheid dat de Inspecteur de aangiften gedurende een aantal jaren heeft gevolgd. Er zullen bijkomende omstandigheden moeten zijn op grond waarvan bij de belastingplichtige de indruk is gewekt dat het volgen van de aangiften in voorafgaande jaren het gevolg is van een bewuste standpuntbepaling van de Inspecteur. Niet gesteld of gebleken is dat daarvan sprake is in het onderhavige geval. Belanghebbende kan daarom geen in rechte te beschermen vertrouwen ontlenen aan het accepteren van deze aftrekpost in voorgaande jaren.
(476) (414) (404)
5.Griffierecht en proceskosten
6.Beslissing
4 december 2018in het openbaar uitgesproken.