Uitspraak
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
[verdachte] ,
Het hoger beroep
Onderzoek van de zaak
Het vonnis waarvan beroep
De tenlastelegging
hij op of omstreeks 7 april 2014 te [plaats 1] , aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten meerdere breuken van het schedeldak en/of de schedelbasis en/of diverse hersenkneuzingen in elk geval een zeer ernstig schedel-hersentrauma, waardoor herseninklemming en/of longoedeem is opgetreden) heeft toegebracht, immers heeft hij, verdachte, opzettelijk:
hij op of omstreeks 7 april 2014 te [plaats 1] , opzettelijk een persoon (te weten [slachtoffer 1] ) heeft mishandeld, immers heeft hij, verdachte:
hij op of omstreeks 2 maart 2014 te [plaats 1] , opzettelijk een (aantal) perso(o)n(en) (te weten [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] ) heeft mishandeld, immers heeft hij, verdachte, (meermalen) in en/of tegen het gezicht en/of tegen het hoofd en/of (elders) tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] geslagen en/of gestompt,
Beoordeling van het onder 1 tenlastegelegde
beidehanden vasthield, verdachte over de dozen heen sloeg en dat vanuit het slachtoffer geen enkele activiteit zichtbaar was toen hij tegenover verdachte stond. Voor de door verdachte gestelde beweging en de wijze waarop de dozen werden gedragen – waarover verdachte overigens wisselend heeft verklaard - bestaat geen enkele ondersteuning in het dossier. Het hof acht het niet aannemelijk dat het slachtoffer een van zijn handen in zijn jaszak stak of zulks probeerde om een mes of ander voorwerp uit die jaszak te halen, zoals verdachte heeft verklaard. Het hof is daarom van oordeel dat geen sprake is geweest van een ogenblikkelijke aanranding of onmiddellijke dreiging daarvan waartegen verdachte zich moest verdedigen. Evenmin is sprake van verontschuldigbare dwaling aan de kant van de verdachte in die zin dat hij kon en redelijkerwijs ook mocht menen dat hij zich moest verdedigen op de wijze als hij heeft gedaan, omdat hij verontschuldigbaar zich het dreigende gevaar heeft ingebeeld dan wel de aard van de dreiging verkeerd heeft beoordeeld. Het hof overweegt dat de hierboven als aannemelijk aangeduide feiten en omstandigheden een andere feitelijke situatie is dan die waar verdachte zich op beroept en in die zin niet een situatie van verontschuldigbare dwaling als hierboven beschreven kan opleveren. Het verweer van verdachte wordt reeds op die grond verworpen.
Beoordeling van het onder 2 tenlastegelegde
Bewezenverklaring
hij op 7 april 2014 te [plaats 1] , opzettelijk een persoon (te weten [slachtoffer 1] ) heeft mishandeld, immers heeft hij, verdachte:
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Strafbaarheid van de verdachte
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
20 (twintig) maanden.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
€ 115,59 (honderdvijftien euro en negenenvijftig cent) ter zake van materiële schade.
€ 115,59 (honderdvijftien euro en negenenvijftig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door